Toni Morrison – Een daad van barmhartigheid

In haar nieuwe roman, ‘Een daad van barmhartigheid’, heeft Toni Morrison het andermaal over haar kernthema: onvrijheid.

Toni Morrison
In 1931 geboren als Chloe Anthony Wofford. Compact oeuvre van romans en essays, waarin de geschiedenis van zwart Amerika wordt verwerkt. Bekendste titels: Song of Solomon (1977, vertaald als Het Lied van Solomon), Beloved (1987, Beminde, won de Pulitzer Prize) en Love (2003, Liefde). Kreeg in 1993 de Nobelprijs voor de Literatuur.

Toni Morrison – Een daad van barmhartigheid
Uit het Engels vertaald door Nicolette Hoekmeijer
Uitgeverij: De Bezige Bij
Aantal pagina’s: 222
ISBN: 978-90-234-3054-4

De eerste zwarte president van de Verenigde Staten neemt op 20 januari zijn intrek in het Witte Huis. Onder de vele zwarte Amerikanen die hem vorig jaar hun steun betuigden, was ook iemand die anderszins een mijlpaal plantte voor zwart Amerika: Toni Morrison, die in 1993 als eerste Afrikaans-Amerikaanse auteur de Nobelprijs voor de Literatuur won.

‘U bent een man voor deze tijd’, schreef ze een jaar geleden in een brief aan Obama. Haar steun had hij niet te danken aan zijn ‘huidskleur(en)’, liet ze hem weten. Maar wel hieraan: ‘Wanneer, zo vroeg ik me af, was de laatste maal dat in ons land zo’n leider vooropging? (…) Iemand voor wie de burgers van zijn land echt “wij” zijn, niet “zij”?’

En ze besloot: ‘Onze toekomst is rijp en ongehoord rijk aan mogelijkheden. Maar het wordt een moeilijk werk om zich de pracht van die toekomst te laten ontvouwen, en sommigen zullen misschien zo bang zijn voor de geboorte ervan dat ze geen afstand zullen willen doen van hun heimwee naar de baarmoeder.’

Nu heeft, om Oscar Wilde eens te parafraseren, Amerika’s toekomst een zeer rijk verleden, van alweer een eeuw of vier. Zoals treffend geïllustreerd wordt door Morrisons nieuwste roman, eind oktober als A Mercy verschenen en intussen als Een daad van barmhartigheid vertaald. Daarin roept ze een beeld op van het prille begin van de Amerikaanse samenleving.

Morrison gaat terug tot het einde van de zeventiende eeuw, ruim 150 jaar vóór de periode die ze als achtergrond van haar onvergetelijke roman Beminde (1987) gebruikte. Een boek waaraan dit nieuwe trouwens onweerstaanbaar doet terugdenken; het is er alsof het er een prelude bij is.

Misschien is het ook wel haar beste roman sindsdien. Want wat is de daad van barmhartigheid waaraan het zijn titel dankt? In Beminde , zal men zich herinneren, was dat het ombrengen van een tweejarig dochtertje, om haar een leven als slavin te besparen.

Hier gebeurt iets vergelijkbaars: een zwarte moeder die haar dochter Florens wegschenkt (uit het standpunt van het meisje gezien: haar verstoot) aan iemand van wie ze meent dat hij Florens een beter leven kan bezorgen dan de protserige Portugese tabaksplanter op wiens landgoed zij slavinnen zijn.

Die persoon is de uit Nederland afkomstige kleine ondernemer Jacob Vaark, die in Virginia een zekere welstand opbouwt met handel in rum. Hij kan het zich zelfs permitteren een compleet nieuw, duur huis voor zichzelf en zijn vrouw te laten optrekken.

Wanneer hij Florens in 1682 overneemt van de Portugees, in ruil voor kwijtschelding van een deel van diens schulden aan hem, komt zij in een minivrouwenmaatschappij terecht: Vaark is de enige man, tussen zijn vrouw Rebekka, hun indiaanse slavin Lina, hun bediende Sorrow, een blank meisje dat als enige overlevende uit een gezonken walvisvaarder is gehaald, en Florens.

Als Vaark in 1690 aan de pokken bezwijkt, nog voor het nieuwe huis klaar is, belandt het verhaal in een stroomversnelling. Ook Rebekka wordt ziek, en dus wordt Florens eropuit gestuurd om de zwarte smid te gaan halen, een vrije man die ook enig verstand van geneeskunst heeft. Want als ook Rebekka zou sterven, zijn de overblijvende vrouwen, zonder blanke meester(es), zo goed als vogelvrij.

Op het stramien van deze plot weeft Morrison behendig een vertelling waarin het uiteindelijk niet zozeer om huidskleur of de immoraliteit van slavenarbeid, om mannen-tegenover-vrouwen of moeders-tegenover-dochters gaat, maar om onvrijheid. Zo vervalt de aanvankelijk vrijdenkende Rebekka in tamelijk bekrompen religieuze opvattingen.

Daarom ook stuurt de zwarte smid, een vrij man zoals gezegd, Florens de laan uit wanneer zij zegt dat zij ‘alleen hem toebehoort’: ‘Behoor jezelf toe, vrouw.’ Want ware vrijheid zit in de geest, een geest die Florens ontbeert – en die ook nu, enige eeuwen toekomst later, zowel in de VS als elders, nog steeds in elk mensenleven opnieuw veroverd dient te worden.

Herman Jacobs

Partner Content