Genocide

“Daden met de bedoeling een nationale, etnische, raciale of religieuze groep gedeeltelijk of geheel te vernietigen”.

De definitie van genocide, bepaald door de Verenigde Naties in 1949, hangt uitvergroot in de inkomhal van het museum van de Armeense genocide. Het is een plek van stilte, indrukwekkend in al zijn soberheid. In een verduisterde rotonde met kruisvormige ramen ligt de bewijslast van de zwartste bladzijde ut de Armeense geschiedenis voor iedereen ter inzage. Er hangen historische foto’s van lijken, onthoofdingen, ophangingen en deportaties. Er zijn krantenartikels, literatuur en correspondentie van ambassadeurs en diplomaten in de regio, die ondubbelzinnig berichten over de slachtpartijen onder de Armeense bevolking bij het einde van het Ottomaanse rijk.

“Het aantal vermoorde Armeniers in het Ottomaanse rijk loopt op tot 200.000. Als dit zo door gaat, zal de natie volledig worden uitgeroeid”, schrijft ene M. Seon, Franse consul in Thessaloniki, op 20 augustus 1915 naar de minister van buitenlandse zaken.

Wanneer de Jonge Turken in 1908 aan de macht komen, met een nationalistische en panturkistische politiek, wordt reeds gewag gemaakt van het “oplossen van de Armeense kwestie door middel van uitroeiing”. De Armeniers werden beschouwd als een interne vijand die moest worden opgeruimd.

De gruwel van de Jonge Turken zou de misdaden van de laatste Ottomaanse sultan Abdul Hamid in 1896 ruim overtreffen. Van de chaos tijdens de eerste wereldoorlog wordt handig gebruik gemaakt om de moorden uit te voeren. Op 24 april 1915 worden 2000 Armeense intellectuelen gedeporteerd en vermoord, een gebeurtenis die vandaag nog steeds wordt herdacht als het begin van de genocide, die tot 1923 zou duren en anderhalf miljoen mensen de dood zou injagen.

Volgens het museum is de culturele genocide in West-Armenie (zo noemen de Armeniers Oost-Turkije nog steeds) nooit gestopt. Van de 2200 kerken en kloosters in 1912, blijven er vandaag bitter weinig over. Het Turkse geschiedenisonderwijs krijgt een veeg uit de pan wegens het onderwijzen van leugens.

Maar meer dan foto’s en documenten, zijn het naakte cijfers die tot de verbeelding spreken. In 1914 leefden er in West-Armenie 1.185.000 Armeniers. Acht jaar later blijven er nog 112.800 over.

Aan het einde van de rondgang liggen zes hoopjes aarde, als kostbare juwelen, onder glazen stolpen. Het zijn bodemstalen van de zes verloren provincies in West-Armenie. In toonkasten liggen sympathiebetuigingen en verklaringen van de erkenning van de genocide van onder meer Cyprus, Frankrijk, het Europees parlement en een aantal Amerikaanse gouverneurs. Ook Arnold Schwarzenegger is het Armeense volk genegen.

Van historisch Armenie blijft vandaag slechts tien procent over. Mede ten gevolge van de genocide (maar ook door de economische malaise na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie) leven er meer dan 9 miljoen Armeniers in de diaspora, en slechts 3 miljoen in Armenie zelf.

Tot grote frustratie binnen de Armeense gemeenschap, zit een Turkse erkenning van de misdaden uit het verleden er niet meteen aan te komen. Het toegeven van historische fouten ligt moeilijk in een land waar zich een sterk nationalisme in elk hoekje van de samenleving heeft genesteld.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content