Voer voor misotheïsten

Literatuurprofessor James Wood labelde na het ‘hysterische realisme’ de bijna-atheïsten tot ‘misotheïsten’.

De Britse professor en literaire criticus James Wood (°1965) zit nooit om een gevatte term verlegen. Hij is de uitvinder van het begrip ‘hysterisch realisme’, dat hij gebruikt voor ambitieuze romans die energie en vitaliteit uitstralen: dikke hedendaagse boeken met veel actie en manische karakters, romans die de neiging hebben om uit te weiden over onderwerpen die het verloop van het verhaal niet bevorderen. Iemand als Zadie Smith, de auteur van ‘Witte tanden’ (2000) voelde zich aangesproken.

Nu heeft James Wood, die een gastcollege gaf in de American Academy in Berlin-Wannsee, een mooie nieuwe term bedacht voor mensen die niet weten hoe ze een sceptische atheïst kunnen zijn. Het gaat om verlichte atheïsten die niet graag in de buurt van fundamentalistische godsloochenaars à la Richard Dawkins gezien willen worden. Voor hen heeft Wood nu de term ‘misotheïsten’ bedacht.

Wood huldigt ouderwetse opvattingen over kunst en literatuur, wat maakt dat hij in deze tijden een haast frisse verschijning is. Hij is van mening dat literaire critici stevige parameters moeten hebben in de wereld van de letteren en dat ze hun klassieken moeten kennen. Aangezien de relatie tussen God en literatuur het thema van zijn voordracht was, beval Wood zijn audiëntie een vergeten boek van een vergeten 19de- eeuws auteur aan, zij het toch een schrijver zonder wie we ons slechts moeilijk het werk van Rilke (‘Malte Laurids Brigge’) of Thomas Mann (‘Tonio Kröger’) kunnen voorstellen.

Wood had het dus over de jong gestorven Deense schrijver Jens Peter Jacobsen (1847-1885) en zijn roman ‘Niels Lyhne’ (1880, Wereldbibliotheek 2006). In deze roman ‘bekeert’ de held zich na een Italiaanse reis tot het atheïsme. Ondanks de naturalistische aanzet is er veel ruimte voor impressionisme en symbolisme in ‘Niels Lyhne’, een verhaal waarin de held volgens Wood aan ‘metafysische dakloosheid’ lijdt. Als een moderne Job verliest hij alles wat hij liefheeft door ziekte en tegenspoed, en uiteindelijk moet hij in de Deens-Duitse oorlog ook nog eens zijn leven prijsgeven. Hij sterft, zonder de zegen van de priester, zijn ‘zware dood’.

Jens Peter Jacobsen, aanhanger en vertaler van Darwins ‘Origins’, werd op grond van de evolutietheorie (en een ongelukkige liefde) zelf een ‘misotheïst’ of bijna-atheïst, die ook oog voor het mysterie van het leven bleef hebben. In de klassieke 19de-eeuwse letteren, van Melville tot Dostojewski en Flaubert, zien we vaak een goddelijke en subtiele spirituele geest aan het werk die in het hart van de personages als een soort God opspeelt, om het even of de personages erin geloven of niet. Het geweten? In elk geval heeft Wood heimwee naar de opgewonden Godsdebatten uit de negentiende eeuw, net zoals Niels Lyhne. Volgens Wood is er veel verlies, ook in de letteren: ‘In a fatherless world the son is the proxy of nothing’.

Piet de Moor

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content