Applaus voor het vallende doek

Drie jaar al ligt het parlement plat onder sedatie.

Het moet eind 1985 zijn geweest, vlak voor het kerstreces, toen PSC’er Paul-Henri Gendebien nog eens het spreekgestoelte van de Kamer van Volksvertegenwoordigers beklom. Hij zou er zich uitspreken tegen de bijkomende volmachten die toenmalig premier Wilfried Martens voor zijn rooms-blauwe regering opeiste. De parlementaire meerderheid onderging de eis gedwee. Onder de parlementsleden van de regeringspartijen was Gendebien de enige die echt weerstand bood.

Gendebien, een politiek buitenbeentje dat zijn politieke leven lang ijverde voor de aanhechting van Wallonië bij Frankrijk, las voor een haast leeg halfrond en voor indommelende collega’s een passage voor uit werk van Alexis de Tocqueville, over het volk dat denkt vrij en soeverein te zijn omdat het alle macht heeft overgedragen aan de verkozen politieke meesters.

Pas na afloop gaf Gendebien er zich rekenschap van dat geen van zijn toehoorders ooit nog maar van Tocqueville had gehoord, laat staan hem had gelezen. Naderhand, nadenkend over dit voorval, noteerde hij in zijn boek Une certaine idee de la Wallonie: ‘Er is geen staatsgreep nodig om een democratie omver te werpen. Vandaag de dag neemt men via het algemeen stemrecht z’n toevlucht tot euthanasie.’

Drie jaar al ligt het parlement plat onder sedatie. In het beste geval worden de parlementsleden eens gelucht voor wat bezigheidstherapie en mogen ze hardop nadenken over een of ander voorval, of zelfs een onderzoekscommissie installeren, zij het met fors ingeperkte bevoegdheden. Want Belgische regeringen verdragen geen parlementair regime meer.

Parlementsleden controleren niet langer de regering. Ze houden de regering overeind. Vorig jaar al gold het asieldossier als een humanitair dieptepunt. Het was dit jaar niet anders. Zonder dat het parlement de regering of de betrokken minister een sanctie oplegde.

Sinds jaren weten politiemensen op het terrein dat de grote politiehervorming van 1998, inderhaast doorgedrukt na de affaire-Dutroux, waarbij rijkswacht en politie werden samengeklutst, een absolute miskleun is. Maar in het parlement moet het eerste woord daarover nog worden gezegd.

Zouden parlementsleden al eens kennis nemen van de rapporten van het Comité I? Of van het jongste rapport van het Comité P over het dodelijke geknoei in het onderzoek naar de moord op Annick van Uytsel, waarbij de dader Ronald Janssen tot vier keer toe ongemoeid werd gelaten? Een verzuim waardoor Janssen begin dit jaar nog een dubbele moord heeft kunnen plegen.

Wie inzicht wilt verwerven in de bankencrisis en het pijnlijke einde van Fortis, kan in elk geval beter De Kloof van NRC-journalist Piet Depuydt lezen dan de notulen van de bevoegde parlementaire commissie.

Over de verstrengeling tussen politiek en magistratuur verneemt de belangstellende meer in de krant dan het gemiddelde Kamerlid kan vertellen. Want de Kamercommissie werd door de regering flink aan de teugel gehouden, uit vrees voor wat men dacht te zullen vinden.

In afwachting dat een nieuwe regering kan worden gevormd, mogen Kamerleden zich uitleven in de commissie die seksueel misbruik in de kerk onderzoekt. Dat levert af en toe wat opwinding op. Een bisschop bleek een zestal dossier nog niet aan het gerecht te hebben bezorgd. Een schande, werd dat genoemd. Dat de daders al overleden waren, bleek geen van de commissieleden te weten. Net zo min als waartoe dat commissieonderzoek moet leiden. Volstaat het bestaande wettenarsenaal dan niet om dit soort misdaden te fnuiken en een schadevergoeding voor de slachtoffers te bepalen?

Het parlement lijkt zich ook weinig aan te trekken van wat zich de afgelopen maanden in Europa heeft afgespeeld. Er wordt met vreugde kennis genomen van de zegebulletins die de ontslagnemende regering over haar voorzitter rondtoetert. Dat de Europese Unie wordt gestuurd door een oligarchie van bankiers en financiers niet eens zo verschillend met die in Rusland – de bedenking is er een van IMF-econoom Simon Johnson – ontgaat de parlementariërs ten enenmale.

Intussen sleutelen een zevental partijen aan een nieuw regeerakkoord en aan wat een nieuw sociaal contract zou moeten worden. Zoals het ernaar uitziet, dreigt dat akkoord uit te draaien op alweer een constitutioneel dupespel.

2010 was geen goed jaar. Maar zoals Gendebien destijds opmerkte: ‘Na een slecht toneelstuk is het niet het mediocre acteursensemble dat applaus krijgt, maar het vallende doek.’

Rik Van Cauwelaert

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content