Dirk Draulans

Een vals paradijs

Dirk Draulans Bioloog en redacteur bij Knack.

Was ik door het vele gereis, door al die exotische oorden, blazé aan het worden, ontpopt tot verwende reiziger?

Ik was de laatste van de televisieploeg om het Australische continent te verlaten, uitermate tevreden dat ik er zo lang had kunnen zijn. Ik vloog van Perth naar Mauritius voor het volgende als paradijs omschreven plekje op aarde. Ik was de enige van het team die alle als paradijs verkochte tropische eilanden op onze reisroute zou aandoen, de gelukkige die van het ene witte strand naar de volgende koraaltuin mocht reizen: Fernando de Noronha, de Galapagos Eilanden, Bora Bora, Moorea en Tahiti in Frans Polynesië, de Cocos (Keeling) Eilanden, en nu Mauritius.

Het werd een tegenvaller, een afknapper bijna. Was ik door het vele gereis, door al die exotische oorden, blazé aan het worden, ontpopt tot verwende reiziger? Ik vond er niets aan, aan Mauritius.

De luchthaven was druk op zijn Afrikaans, het regende pijpenstelen, het verkeer was agressief, met veel getoeter, een scherp contrast met de vriendelijkheid die op de Australische wegen overheerst, we sukkelden in een lange file, langs schreeuwerige reclamepanelen, en het land leek overdekt met suikerriet.

Mauritius is een door mensen gedomineerde plek met zo goed als geen restanten van de oorspronkelijke natuur.

In Charles Darwins tijd was suikerriet al een dominante factor in het landschap. Hij schatte destijds dat het de helft van het eiland inpalmde. Nu is minder dan 5 procent nog originele natuur.

Darwin verbleef er slechts een tiental dagen, en was zo goed als stilgevallen als naturalist, wegens op weg naar huis. Hij schreef dat het lang geleden was dat hij zich nog eens zo aan liederlijk gedrag had overgegeven, want hij was bijna elke avond uit eten gegaan.

Het belangrijkste wat hij te melden had, was dat hij een ritje had gemaakt op de enige olifant van het eiland, eigendom van een Britse notabele.

Hij maakte wel enkele rake opmerkingen over de vreemde verhouding tussen Fransen en Britten op het eiland. Iets wat tijdens mijn eerste taxirit ook al was opgevallen. Er werd links gereden, Brits dus, maar de reclamepanelen langs de weg waren Frans.

Vreemde geschiedenis

Een gevolg van de wat vreemde geschiedenis van Mauritius, dat in de zeventiende eeuw door Nederlanders op de kaart was gezet, gebruikt als handelspost, maar nooit echt gekoloniseerd. Na hun vertrek hadden de Fransen het eiland overgenomen, maar in het begin van de negentiende eeuw lieten de Britten er hun oog op vallen en namen het in.

Darwin noemde het eiland nog Isle de France, en stelde tot zijn verbazing vast dat de Britse bestuurders Frans praatten tegen hun Franse bedienden, en dat het eiland zijn Frans karakter behouden had, ondanks het feit dat het toen al meer dan twintig jaar onder Brits bestuur was.

Vandaag is Mauritius onafhankelijk, een republiek. Bovenop de Europese aanwezigheid is een lichte Afrikaanse tint gekomen, en een grote hindoegemeenschap, een gevolg van de invoer van slaven uit Madagascar en Mozambique, en van niet officieel als slaven bestempelde arbeidskrachten uit Indië en naburige landen.

Het geeft een contrastrijke, multiculturele maar geglobaliseerde indruk, de afwisseling van Westerse hoogbouw en hotels met kitsjerige Indische meditatietempels en vol lampions hangende straatjes met Chinese winkels. In de ontbijtzaal van het hotel kon ik met één oor Indisch geïnspireerde loungemuziek horen, en met het andere geagiteerde commentaarstemmen van Britse en Franse sportverslaggevers op de televisie.

De eerste vogelwaarnemingen bevestigden de indruk dat het eiland een kosmopolitisch mengsel was geworden. Dat was zelfs al op het terras van het hotel te zien: de schooiers van dienst waren Europese huismussen en wevertjes uit Madagascar die een gelijkaardig inheems beestje zo goed als volledig verdreven hadden. Ik miste eventjes de Aziatische touch, maar dat duurde niet lang, daar doken de eerste mynahs op, die overigens op het hele eiland de boventoon hadden, in overeenstemming met de evolutie in de mensenwereld. Boven zee zag ik niets, behalve duiven, stadsduiven, altijd een veeg teken.

Hoe meer ik rond het eiland reed, hoe meer het ingeprinte beeld van het paradijs aan gruizelementen ging. De kustweg die ik kloksgewijs volgde, kon ruwweg worden samengevat als: links tegen de zee villa’s, rechts suikerriet. De mooiste stranden waren onbereikbaar, wegens ingepalmd door afgesloten luxehotels. Ik had het gevoel dat ik van de ene rommelige gemeente naar de andere reed, langs volgebouwde verbindingswegen. Lelijke lintbebouwing, ik heb altijd gedacht dat het een Belgische exclusiviteit was.

En als er geen huizen stonden, was er suikerriet. Saai.

Dirk Draulans

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content