Von Schirachs misdaadverhalen zijn topklasse

In Duitsland loopt het storm voor de verhalenbundel ‘Misdaden’ van strafpleiter-schrijver Ferdinand von Schirach.

Ferdinand von Schirach, ‘Misdaden’., Amsterdam/Antwerpen, De Arbeiderspers 2010, 172 blz., € 18,95, ISBN 978-90-295-7311-5

Dilemma. Waar eindigt de waarheid, waar begint de verdichting ? De elf “verhalen” die strafpleiter Ferdinand von Schirach serveert, zijn ontstaan uit zijn rechtspraktijk. Maar de personages moeten onherkenbaar blijven. Dat zijn ze ook, door hun grote ongewone, en daarom alomgeldige waarde. ‘Misdaden’ balanceert voortdurend op de gespannen koord tussen true crime en de bijna surrealistische dwangmatigheid bij dader én slachtoffer. Onweerstaanbare drang krijgt in deze verhalen een nieuwe, humane betekenis. Want Von Schirach (de kleinzoon van de in Nuremberg veroordeelde leider der Hitlerjugend en oud-gouwleider van Wenen, Baldur von Schirach) ontpopt zich tot een nauwgezette chirurg van de diepste krochten der menselijke, verknipte geest.

Zijn stijl is naakt als botten, Kelvinkoud, ontdaan van elk epitheton, matematische observatie. De nulgraad van het misdaadverhaal. Niet de misdaad is belangrijk, niet de speurtocht, niet de sociale verwerking. Alleen het ongrijpbare motief telt. En daarom schrijft Von Schirach altijd vanuit het standpunt van de verdediging. Een mens doet wat een mens moet. Ook als dat tot kannibalisme leidt (“Liefde”), tot ultieme gewelduitbarsting (“Fähner”), tot wrede wraak (“Tanata’s Theekopje”), tot moord uit liefde (“De Cello”), tot gezichtsloze, secure eliminatie (“Noodweer”). Warme koelte, de nuchterheid van een advocaat met een uiterst breed gewetensdraagvlak – en met één enkel feilen: een grenzeloos vertrouwen in rechters die hij allen een hoog ethos toedicht.

Nooit heb ik zulke rapierscherpe ontbening gelezen van ongrijpbare moorden als in ‘Misdaden’. Von Schirach schrijft het zelf: “De Duitsers houden niet meer van pathos, daar hebben ze gewoon te veel van gehad”. Maar hij doet het met zulke groothartigheid en begrip voor de monomane geest (en de vaak geplette jeugdjaren), dat absurditeit een ander woord wordt voor mededogen. Von Schirach begrijpt dat de samenleving geen eenvormige massa is: er bestaan parallelle werelden naast en door elkaar, met eigen normen, die alleen maar botsen als ze uit zichzelf treden (en dus in de “gewone” wereld als wetsovertreding worden aangezien). Alleen nuchterheid is daartegen bestand: “Het voor de hand liggende is het meest waarschijnlijke”. En “het wijf of de centen”. De soberheid van de vereenvoudiging in motief en ontrafeling.

Daarmee overschrijdt de onderzoeker niettemin de grens van het vatbare, en komt hij terecht in een virtuele wereld, met een andere logica, een andere waardenschaal. Het is geen toeval dat ‘Misdaden’ geprangd zit tussen twee citaten: één van Heisenberg (en zijn onzekerheidsprincipe) en een pastiche van Magritte (de appel is geen appel. Appél is geen appél).

Von Schirach heeft een meesterlijke bundel geschreven. De rillingen die je voelt komen voort uit het ultieme besef dat werkelijkheid een maaksel is. En navenant wordt bijgekleurd.

Lukas De Vos

Partner Content