Zot Osset

Voor de poort van een ogenschijnlijk belangrijk gebouw, geflankeerd door de Russische en de Ossetische vlag, stoppen we. “KGB”, zegt de agent bloedserieus.

Tskhinvali, de hoofdstad van Zuid-Ossetië, ligt op slechts een uurtje rijden van Gori. Aan een militair kamp, waarboven de Russiche vlag wappert, zigzagt de chauffeur behendig langs de wegversperring. Een kilometer verder, aan de grens met Zuid-Ossetië, worden we door Georgische militairen van de minibus geplukt. “Registreren”, beveelt er een.

Nadat de paspoorten zijn overgeschreven, lopen we door een muur van zandzakken naar de Ossetische controlepost. De wegbermen links en rechts liggen bezaaid met in onbruik geraakte olietanks, wooncontainers en koterijen die ooit winkel of cafe waren. Nu wordt er enkel nog op straat verkocht, of rechtstreeks vanuit de kofferbak. Je moet wel gek zijn om hier een handeltje te beginnen.

De Ossetische grens is een gesloten bareel met een stopbord. “Van welke organisatie zijn jullie?”, is de eerste vraag die ons gesteld wordt. “Toerist”, antwoorden we.

Paspoorten worden gecontroleerd, er wordt getelefoneerd. Niemand spreekt hier Engels en men weet duidelijk niet wat met ons te beginnen. Uiteindelijk gebiedt een agent van de immigratiedienst ons in te stappen in een witte jeep, en rijden we Tskhinvali in.

Niet voor lang. Voor de poort van een ogenschijnlijk belangrijk gebouw, geflankeerd door de Russische en de Ossetische vlag, stoppen we. “KGB”, zegt de agent bloedserieus.

Na een half uur wachten in een kil bureau, peilt een man via een tolk naar onze intenties. Hij wil weten welke landen we al bereisd hebben, en nog zullen bereizen, wat de Georgiërs in Georgië ons over de Osseten hebben verteld, wat we van het conflict tussen Georgië en Zuid-Ossetië vinden, of de politie ons goed heeft behandeld, wat onze beroepen zijn.

“Fotograaf?”, vraagt de tolk. “Heeft u een digitale camera?”
“Heb ik.”
“Met flashcard?”
“Inderdaad.”
“Mogen we die zien?”
“Sorry, maar de kaart die nu in de camera zit, is leeg. Waarom?”
“Gewoon. Ik wil wel eens weten hoe Tbilisi er tegenwoordig uit ziet… Het is al vijf jaar geleden dat ik er ben geweest.”
“Mag u daar dan niet komen?”
“Te gevaarlijk. Ik heb enkel een Russisch en een Ossetisch paspoort, en de Georgische politie zou die meteen kapot scheuren.”

“Wij zouden graag Tskhinvali bezoeken, voor een dagje”, dringen we aan.
“Zoals u weet, is Zuid-Ossetië een onafhankelijk land”, antwoordt de tolk. “Momenteel is het hier veilig. Maar in het verleden gebeurde het dat toeristen werden verwond door Georgische militairen, die ons grondgebied waren binnen gedrongen. De schuld werd vervolgens in onze schoenen geschoven. Daarom is het beter dat u een bezoek op voorhand aanvraagt. Op het Georgische ministerie van buitenlandse zaken moet men u daar in principe mee helpen. Maar aangezien de kans groot is dat ze uw bezoek zullen boycotten, raad ik u aan een brief te laten opmaken door het Belgische consulaat. Binnen de 24 uur heeft u uw toelating. Maar kom liever in de zomer en blijf gerust een week. Het is hier heel mooi.”

We worden terug gereden naar de grens, onder begeleiding van de tolk. “Natuurlijk zullen Noord- en Zuid-Ossetië verenigd worden. We zijn al verboden via de Roki-tunnel door de Kaukasus-bergketen.”

“Een Georgische aanval valt te verwachten. Maar net als vorige keer kunnen ze onmogelijk tot in Tskhinvali doordringen, door onze verdediging. Hulp van de Russen? Nee. Die zijn hier alleen als “peace-keepers”.

Terug aan de Georgische zijde van de grens, worden we opnieuw geregistreerd. “Ze zijn goed zot daar in Tskhinvali”, gebaart de hoogste in rang door zijn wijsvinger tegen zijn voorhoofd te draaien.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content