Hugo Claus – Dichterbij

‘Poëzie moet ook ordinaire viswijventaal kunnen zijn.’ Toen Hugo Claus dit zei, op het hoogtepunt van zijn roem in 1987, had hij het eigenlijk over zichzelf.

Hugo Claus – Dichterbij
Uitgeverij: De Bezige Bij
Aantal pagina’s: 190
ISBN: 9789023440383

Claus’ genereuze opvatting over poëzie gold voor hem ook als een alibi om precies te doen waar hij zin in had, getuige de bloemlezing Dichterbij. Prominent literair vertaler en Knack-dichter Paul Claes las de nieuwe bundel van Hugo Claus.

Elke week vertaalde, herschreef, becommentarieerde en illustreerde Hugo Claus een gedicht, of wat daarvoor moest doorgaan, in Knack . Hij deed dat een jaar lang, van september 1987 tot september ’88.

Een jaar na Claus’ dood, verschijnen deze gebundelde gedichten voor het eerst in boekvorm. De selectie die Claus maakte, is eigenzinnig en werd allicht in hoge mate door het toeval bepaald, afhankelijk van wat hem in die dagen opviel. Zo bevat ze een lezersbrief uit de krant Libération, een prozagedicht van Victor Segalen, theater van William Shakespeare en Paul Claudel en iets van de ‘Franse schrijver’ Napoleon Bonaparte, ‘die nogal beïnvloed werd door de filosofie van Jean-Jacques Rousseau’.

Claus vertaalde gedichten van Chinese, Japanse en Tsjechische auteurs. Poëzie wordt immers gedefinieerd door de taal, niet door de vorm en is niet te verwarren met ‘de zingzang van wat bij ons doorgaans voor poëzie doorgaat’.

Een anarchistische, eigenzinnige keuze?

PAUL CLAES: De bloemlezing is het best te vergelijken met wat ik vorig jaar deed in De meesters. Wereldpoëzie van twintig eeuwen. Je kunt zeggen dat het elkaars antipoden zijn. Ik koos voor de meesters en hun meest gebloemleesde gedichten. Claus koos marginale dichters, van sommige had ik nog nooit gehoord.

Van bekende mensen, zoals John Keats en Robert Browning, vertaalt hij een gedicht dat niemand kent. De reden daarvoor is dat Claus in al zijn werk Claus vooropzette. Hij wilde niet zozeer de ander leren kennen, maar hem gebruiken om zijn eigen werk mee op te bouwen. Dat deed hij in zijn poëzie, zijn proza, zijn theater en ook in zijn vertalingen.

Wel mooi is dat hij in de inleiding van de bloemlezing bekent dat die vertalingen toch het meest zeggen over zijn eigen persoon. Het is zijn keuze, waarin je zijn obsessies herkent: surrealisten, Amerikaanse moderne dichters en een bepaalde thematiek. Sommige gedichten koos hij alleen omdat er regels in staan die hij zelf geschreven had kunnen hebben.

Dat is zeker zo bij het fragment van Yves Bonnefoy, die schrijft: ‘de onvolmaaktheid is het hoogtepunt’, het thema van al het latere werk van Claus. Hij probeerde moedwillig disharmonisch te schrijven, had een voorkeur voor het onaffe, het stotterende.

Hij kondigde in Knack aan meer te zullen doen dan vertalen alleen. Maar hij plaatste nooit het origineel bij zijn vertalingen en koos obscure teksten in veel verschillende talen: Japans, Chinees, Tsjechisch, Italiaans, Frans en Duits. De doorsneelezer kan onmogelijk beoordelen welke meerwaarde Claus eraan geeft.

CLAES: Als je het origineel ernaast legt, stel je vast dat hij opvallend weinig ingreep. Anders dan wat je van Claus zou verwachten, haalde hij de gedichten niet naar zich toe, wat hij met zijn Sonnetten van Shakespeare wel deed. Hij vertaalde log, onhandig en veel te letterlijk. Hij formuleerde niet mooi en maakte nogal wat fouten, zowel in het lezen als in het schrijven.

De meerwaarde van Claus zit ‘m in de portretjes van de auteurs. Mooi zijn de tekeningen, en de tekstjes erbij zijn spits en speels. Over Theodore Roethke vertelt hij dat die hem al eens in Gent kwam opzoeken, en meestal wilde tennissen als hij dronken was, ‘met af en toe in de blik datgene waarvoor men hem regelmatig in een gesticht moest opsluiten’.

Over Charles Olson: ‘Veranderde in zijn eentje de Amerikaanse dichtkunst van zijn tijd. Woog 120 kilo.’ Over Henri Michaux wil Claus vooral kwijt dat die tot Fransman genaturaliseerde Belg een pathologische afkeer had van Belgen. Toen ze elkaar ontmoetten, liep Michaux weg zodra hij besefte met een Belg te maken te hebben, ‘razend als in zijn beste gedichten’.

Claus wilde het gedicht onttrekken aan het cliché, poëzie toegankelijk maken voor ‘bakkersvrouwen’ en ‘mensen die eigenlijk liever de beursberichten lezen’. Slaagt hij daarin?

CLAES: Nee natuurlijk, je oren flapperen van wat hij in deze inleiding zegt. Dit zijn allemaal esoterische, ontoegankelijke teksten. De grootste zelfoverschatting is zijn keuze voor een gedicht van Luis de Gongora. Claus kondigt hem aan als een moeilijk dichter, ‘maar niet moeilijker dan Mallarmé of Kouwenaar.

Hij schrijft wel voor de ‘cultos’, de verlichte geesten, zoals de lezers van Knack .’ Het stuk tekst dat hij van de man vertaalt, komt uit de Soledades ( De eenzaamheden ) en is zo ingewikkeld dat zelfs Spanjaarden het laten liggen: ze begrijpen het eenvoudigweg niet. Claus doet dat evenmin.

Wat maakt de bundel interessant?

CLAES: Als je Claus een beetje kent, is het heel plezierig er zijn eigenaardigheden in te herkennen. Surrealisme was zijn leven, je vindt het er volop in terug. De dichters Charles Dotremont en Christopher Logue waren zijn boezemvrienden. Er zit ongein en flauwekul in. Hij kon niet spellen, en ook dat wordt duidelijk.

Een van de dingen die je hem kunt aanrekenen, is dat hij altijd heel goed de buitenlandse ontwikkelingen volgde. Hij was zijn tijd vooruit, hij kon hier dingen introduceren. In een klein taalgebied als het onze moet je blij zijn dat er iets uit het buitenland wordt opgepikt dat bijdraagt tot de evolutie van onze literatuur.

Daarvoor zorgde Claus. Ook in het toneel, hij zag theaterstukken in Parijs en Londen. Als hij terugkwam, verwerkte hij die ervaringen meteen in zijn eigen werk.

In Imitaties (1987) deed hij iets soortgelijks. Het is een losbladige map met imitaties van bewonderde werken en kunstenaars. Hij tekende ze na en schreef er poëtische commentaar bij. Ik vind dat hij zijn carrière verkeerd gepland heeft. Als hij was blijven schilderen, had hij met minder moeite veel meer geld verdiend, zoals zoveel ongetalenteerde Cobra-mensen gedaan hebben.

Hij had een paar meesterwerken kunnen schrijven die hij nu net niet heeft kunnen maken. Maar hij bezat een koortsachtige drang om te maken, alles te doen en alles te weten en overal bij te zijn. Hij wilde zoveel mogelijk van het leven nemen. Dat is ook heel geldig.

Tanja Vanhoecke

Partner Content