‘De strijd tegen discriminatie is niet gebaat met twee maten en twee gewichten’

‘Deze specifieke zaak mag geen aanleiding zijn om de bescherming van meisjes en vrouwen te ondergraven’, schrijft Stephanie D’Hose (Open VLD) over de zaak-Hoeyberghs. ‘De seksismewet is er voor een reden.’

“Ik zou haar met een paar man, na de school, staan opwachten, haar van haar fietske trekken, allebei haar banden plat zetten en haar sjakoske in brand steken.” Dit is hoe een chirurg wil omgaan met een klasgenootje van zijn zoon. Een meisje, waarover hij ook nog wilde zeggen dat ze best op haar veertiende ontmaagd wordt. Want: “Al wat nog rond hun twintig-eenentwintig maagd was, leert het nooit.” Een zaal vol jonge mensen (vooral mannen) van studentenvereniging KVHV grinnikte en gromde, schudde al dan niet ironisch instemmend het hoofd op en neer, en stuwde handenklappend de spreker verder in zijn betoog. Eén van de weinige aanwezige vrouwen gaf achteraf te kennen dat ze zich niet bepaald op haar gemak voelde. Je zou voor minder, als je omwille van je geslacht net gelijkgesteld werd aan honden of koeien.

Is dit seksisme, of aanzetten tot discriminatie en geweld? Dat is aan de rechter om te beslissen. In deze zaak werd een uitspraak gedaan, en een andere rechter zal die uitspraak in beroep aanpassen of behouden. Het is niet de taak van de politiek om zich in dit specifieke geval te moeien. In onze vrije rechtsstaat zijn de machten gescheiden. De wetgever maakt de wet, de rechter past die toe op de feiten.

De strijd tegen discriminatie is niet gebaat met twee maten en twee gewichten.

Maar wanneer de wet zelf ter discussie wordt gesteld, zoals de voorbije dagen op sociale media en in verschillende huiskamers gebeurde, moet de politiek wél spreken. Het debat is te gevoelig, maar ook te belangrijk om over te laten aan enkele roepers op sociale media. We moeten het hierover hebben in het parlement. Omdat het gaat over de basiswaarden van onze democratie: de vrijheid van meningsuiting, maar ook de bescherming van de vrije meisjes en vrouwen om niet gediscrimineerd of geïntimideerd te worden op basis van hun geslacht.

De seksismewet die voor deze bescherming zorgt, kwam er in 2014, na de film Femme de la Rue van Sofie Peeters. In die documentaire bewees ze hoe vrouwen in Brussel elke dag te maken krijgen met seksuele intimidatie op straat, waardoor ze zich niet veilig en dus niet vrij konden voelen. De publieke en politieke consensus was breed: de veiligheid en vrijheid van meisjes en vrouwen staat boven het vrije woord van enkele straatschoffies. Het Grondwettelijk Hof hield de wet vervolgens overeind, ondanks een vernietigingsberoep dat door tegenstanders was ingespannen.

We mogen niet aan die wet beginnen morrelen op basis van de waan van de dag en wat selectieve verontwaardiging. Er worden al te veel zo’n ballonnetjes opgelaten in onze parlementen. Daarbij valt het op dat sommigen twee maten en twee gewichten hanteren, naargelang degene van wie de intimidatie en de haatspraak komt. Je kan er niet naast kijken dat het debat rond vrije meningsuiting nu losbarst naar aanleiding van de veroordeling van Jeff Hoeyberghs, maar dat de krekels sjirpten toen de leider van de partij Islam tot zes maanden cel werd veroordeeld omdat hij een vrouwelijke journaliste niet in de ogen wilde kijken. Het is ook nog niet lang geleden sinds N-VA-Kamerlid Peter De Roover de vrije meningsuiting wilde inperken van wat hij ‘collaborateurs van het terrorisme’ noemde. Het ging toen om het strafbaar stellen van aanzetten tot haat.

Vandaag pleit diezelfde De Roover er net voor om aanzetten tot haat te schrappen als strafbaar feit. Inconsequentie en hypocrisie ten top, én schadelijk voor onze rechtsstaat. Het is niet omdat jouw electoraat de ene versie van haatspraak minder erg vindt dan de andere, dat de strafwet zelf moet beginnen discrimineren.

Iédereen verdient bescherming tegen discriminatie, iédereen verdient het vrij van intimidatie over straat te lopen.

In onze liberale rechtsstaat gelden duidelijke principes. Onafhankelijke rechters beslissen waar de grens ligt tussen het vrije woord, en intimidatie en aanzetten tot discriminatie, haat en geweld. Zo beschermen ze vrije meisjes en vrouwen, en bij uitbreiding vrije burgers. Of het nu om een arts of een imam gaat.

In de zaak-Hoeyberghs heb ik uiteraard mijn persoonlijke mening, als liberaal en als vrouw. Ik zie een man met een maatschappelijke voorbeeldfunctie, die als rolmodel wordt opgevoerd op een lezing. Hij vernedert en ontmenselijkt er vrouwen en meisjes, louter omwille van hun geslacht, en intimideert sommigen zelfs heel individueel. Volgens hemzelf was dit alles bedoeld als “inspirerende getuigenis”. Zonder me over het gerechtelijke vonnis uit te spreken, staat vast dat we dit als samenleving heel luid moeten veroordelen.

Ik ben blij dat dit ook gebeurt. Sinds de start van de pandemie is geweld tegen vrouwen toegenomen, maar ook de maatschappelijke bewustwording blijft groeien. Het stelt me gerust in een samenleving te leven waar een oproep tot geweld tegen vrouwen niet aanvaard wordt. Het is goed om trots te zijn op alle vrijheden die we hier kennen, inclusief de vrijheid van meningsuiting, maar soms moet je de grondrechten durven afdwingen voor iedereen. Dat betekent dat de ene vrijheid (om de eigen schadelijke mening te verkondigen) stopt waar dat de veiligheid en de vrijheid van anderen in het gedrang brengt.

Dat is de crux van deze zaak, en dat is waar zowel ik als mijn partij voor in de bres springen. Deze specifieke zaak mag geen aanleiding zijn van het ondergraven van de bescherming van meisjes en vrouwen. De seksismewet is er voor een reden. Een grondige evaluatie ervan in het parlement gaan we niet uit de weg. Er kan wel degelijk over gedebatteerd worden waar de grenzen van de strafbaarheid liggen en hoe hoog de strafmaat moet zijn, maar selectieve verontwaardiging van sommigen neemt de grondreden voor de wet niet weg.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content