Bezette stad Dersim

Het is donker als we in Elazig op de bus naar Tunceli stappen. ?k voel me slap en koortsig en verlang naar een warm bed.

Voor we de ferry over het stuwmeer van Keban op rijden, worden de paspoorten van alle passagiers gecontroleerd aan een militaire checkpoint.
?n het gezellige theehuisje op de boot geraak ik aan de praat met Serbest, een Koerd die zes jaar in Duitsland heeft gewoond, maar uiteindelijk werd uitgewezen. Serbest is een opvallende verschijning, met zijn donkere mantel, lang haar en een hard-rock sik.

Terug op het vasteland, volgt een tweede controle. Onze komst werd blijkbaar doorgebeld, want we worden onmiddellijk van de bus geplukt en naar een kantoortje geleid. Serbest biedt zich vrijwillig aan als vertaler.
Een soldaat schrijft onze passen over, vraagt onze beroepen, de reden waarom we naar Tunceli willen, en het hotel waar we zullen overnachten. Dan wordt Serbest opnieuw gecontroleerd. De soldaten willen weten van waar hij ons kent. Tunceli heeft een reputatie. Zoveel is duidelijk.

De buschauffeur zet ons af aan Hotel Has, het hotel dat we de soldaten hadden opgegeven. Er hangt een vreemde sfeer in de lobby. Als we binnen komen, reageert de man achter de balie alsof hij ons had verwacht. ?n de zetels verschuilen enkele mannen zich achter een krant. We zeggen dat we de kamer te duur vinden en zoeken een ander hotel. Je moet het geheime agenten ook niet te gemakkelijk maken.

?k ril van de koorts wanneer ik uiteindelijk onder de dekens kruip. ’s Nachts zweet ik zweet me te pletter, en heb ik een rare droom over een stad zonder centrum waarin ik de hele tijd verloren loop.

Tot 1936 heette Tunceli Dersim, de originele, Koerdische benaming van de stad. Toen de Turkse Republiek in de jaren ’30 controle wilde verwerven over het lang geisoleerde gebied, kwamen plaatselijke Koerdische en Alevitische stammen in opstand. Duizenden burgers werden in 1938 vermoord of gedeporteerd naar Centraal-Anatolie. Die rebelse reputatie is Dersim niet meer kwijt geraakt. Vertel een Koerd dat je naar Dersim gaat, en er verschijnt ogenblikkelijk een glimlach op zijn gezicht. “Dersim is het paradijs!”, zei een Koerd in Diyarbakir ons.

Het zal door Anja’s goede zorgen komen. De lichte hoofdpijn ’s ochtend is draaglijk genoeg om de stad in te trekken.

“Beseffen jullie wel waar je bent?”, vraagt de man van een boekenwinkel. “De meeste buitenlanders die hier komen, zijn verloren gereden, of hebben zich vergist. Of zijn jullie misschien journalisten?”

“Het leven is niet gemakkelijk in Dersim, euh… Tunceli. De staat … En het terrorisme…” De jongeman twijfelt bij het uitspreken van zijn woorden. Alsof hij niet alles zegt wat hij kwijt wil. ?n Dersim hangt wantrouwen in de lucht. Hier hebben de muren oren. Mensen praten er niet spontaan over politiek zoals in andere Koerdische steden. We hebben het gevoel gevolgd te worden. ?nbeelding? Misschien wel. Anderzijds zijn er genoeg redenen om vreemde snuiters in het oog te houden, en is de stad vergeven van politie en militairen.

En toch zijn we niet de enige vreemdelingen in de stad. Op straat ontmoeten we de Canadees Stefan Martens, die in ?stanbul woont. Stefan spreekt vloeiend Turks, en creeert daardoor al gauw een samenscholing van nieuwsgierige omstaanders, wat dan weer de aandacht van de politie trekt. ?edereen wil een glimp opvangen van de blonde man met zijn grappig Turks accent. Telkens er nieuwe mensen arriveren, kan Stefan zijn verhaal herbeginnen. De plaatselijke taal spreken heeft ook nadelen. Stefan blijft bezig, wij verdwijnen onopvallend.

Dersim is eigenlijk een uit de kluiten gewassen dorp. Het bergachtige relief maakt dat niet alles is volgebouwd. Dersim is een open stad, met veel ruimte tussen de huizen en machtige bergtoppen als decor. Er is weinig autoverkeer, en veel rondhanggedrag. Niets bedreigends, -je moet goed gek zijn om iets te mispeuteren met zoveel blauw op straat-, nee, het rondhangen is hier vooral een gevolg van werkloosheid en verveling. ?n de straat voor het stadhuis wordt de riolering hersteld. Drie mannen werken, en meer dan 20 toeschouwers moeien zich alsof ze er alles van kennen.

Dersim is een opvallend moderne stad, met amper hoofddoeken en veel alternatieve jeugd in de straten. Lang haar en piercings zijn niet uitzonderlijk. ?n het theehuis Reina Bi zitten jongens en meisjes gezellig samen te roken, te lachen, te discussieren of Okey te spelen, de plaatselijke variant van Rummicup.

Een strategisch gelegen heuvel in het midden van de stad, is volledig ingepalmd door een militaire kazerne, omgeven door een muur met prikkeldraad, en op elke hoek bewaakt door verkleumde miliciens. Ook de omringende toppen zijn voorzien van uitkijkposten. Geregeld vliegt er een helicopter over en rijden er pantzerwagens en politiepatrouilles door het centrum. Soms een tank.

“Waarom is hier zoveel politie en leger aanwezig?” Sihan Gül, een beamte op het stadhuis, moet hartelijk lachen om mijn vraag. “Dersim is een Koerdische stad. Dersim is een Alevitische stad. En Dersim is een linkse stad. Dat zijn drie redenen voor een rechtse staat als Turkije om deze stad in de tang te houden.
Veel inwoners sympathiseren met de PKK, die zich schuil houdt in de bergen rond Dersim. Er zijn voortdurend confrontaties met het Turkse leger in de omgeving.”

“Dersim telt vandaag 25,000 inwoners. Plus 20,000 soldaten en 1,000 politiemensen. 25 jaar geleden woonden hier nog 150,000 mensen. De meesten zijn gevlucht.”

Sinan is voorzichtig in zijn uitspraken, en laat enkel tussen de lijntjes merken wat hij van dat machtsvertoon vindt. “De soldaten verbranden veel bossen, en dat is jammer.” Die bossen worden verbrand zodat de Koerdische rebellen zich er niet kunnen verbergen.

Aan de brug over de Munzur-rivier controleren militairen het doorgaand verkeer. ?k vraag of ik hen mag fotograferen. “Geen probleem!”, zegt soldaat Cengiz, die een beetje Frans spreekt. Het vijftal voelt zich vereerd, en poseert stoer en breed lachend met het geweer in aanslag. Vanuit een lokaal iets verder komt een mannetje in het blauw aangelopen, die er minder om kan lachen. Hij verdwijnt al telefonerend met onze paspoorten. “Waarom zijn hier zoveel soldaten?”, vraag ik intussen aan Cengiz. “Hier is veel terrorisme”, antwoordt hij ernstig. “Waarom gaan jullie niet naar Antalya? Hier is toch niets te zien?”

Een wagen stopt, en een agent in burger schrijft op zijn beurt onze paspoorten over. “Geen foto’s meer!” We druipen af.

Er zijn slechts drie moskeeen in Dersim. “Vooral voor de politie en het leger”, zegt Hussein, die ons zomaar uitnodigt voor taart en thee. Er hangen afbeeldingen van de profeet Ali en van Haci Bektashi Veli in de huiskamer.

De buren zijn nieuwsgierig naar het bezoek. Oma geeft Anja een paarse hoofddoek en gebreide sokken cadeau. ?k maak een groepsfoto om nadien op te sturen. Bij het afscheid worden we overladen met kussen en omhelzingen, als waren we familieleden die voor een jaar op reis vertrokken.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content