Vrije Tribune

Ons Bourgondische verleden als inspiratiebron voor een definitieve staatshervorming

Vrije Tribune Hier geven we een forum aan organisaties, columnisten en gastbloggers

Het ligt voor de hand dat men moet teruggrijpen naar ons historische verleden om aan een eindeloos getouwtrek op institutioneel vlak definitief een einde te maken.

1. De Bourgondische hertogen en later hun opvolgers, de Spaanse en de Oostenrijkse Habsburgers hebben de territoriale eenmaking van de Nederlanden verwezenlijkt en tot 1585 in stand gehouden. Dankzij de dynastieke band tussen onze vorstendommen en de Bourgondische en de Habsburgse heersers, voerden deze heersers de titels en de wapens van de verschillende vorstendommen, waaraan zij hun gezag ontleenden. Zij waren dus afzonderlijk, graaf van Vlaanderen, hertog van Brabant, graaf van Namen enzovoort. Het is doodjammer dat onze eerste Koning Leopold I dat goede voorbeeld niet heeft gevolgd. Het is ongetwijfeld een historische fout geweest van de politieke klasse om na 1830 in het onafhankelijke België het Franse, staatkundige principe van het Jacobijnse centralisme in de nieuwe grondwet te hebben ingevoerd, hetzij de negatie van de historische betekenis en rol van onze aloude vorstendommen, die in die tijd ‘Provinciën’ werden geheten. Het Jacobijnse centralisme, dat vandaag nog steeds in Frankrijk van toepassing is, betekent dat het ganse politieke, culturele en economische beleid door de centrale bestuursmacht en centrale overheid wordt bepaald. Het ligt voor de hand dat men moet teruggrijpen naar ons historische verleden om aan een eindeloos getouwtrek op institutioneel vlak definitief een einde te maken. Er is derhalve maar één oplossing: de indeling van het federale België in deelstaten met ruime autonomie en met de historische grenzen van de huidige taalgebieden.

2. In alle federale staten van onze tijd zoals de Bondsrepubliek Duitsland, Zwitserland, Canada en de Verenigde Staten, vormen de deelstaten de constitutionele pijlers van het federale staatsstelsel. Alleen in het zogenaamde federale België is dat niet het geval. Het is zonneklaar dat er geen definitieve oplossing zal gevonden worden voor het samenleven in een federaal land van drie onderscheiden volkeren, namelijk de Vlamingen, de Walen en de Duitstalige Belgen, die totaal verschillend zijn wat cultuur en taal betreft, zonder de indeling in drie eentalige deelstaten en een tweetalig Brussels Hoofdstedelijk Gewest aan hetwelk financieel de mogelijkheid moet worden geboden om zijn internationale rol ten volle waar te maken. De taalgebieden zijn inderdaad de enige onbetwistbare fundamenten voor een indeling van het federale België in deelstaten. Elke deelstaat heeft zijn eigen taal en cultuur. Algemeen wordt in deze tijd voorop gesteld dat het culturele element nauw verweven is met de economische prestaties van een volk. Economische expansie en cultuur zijn inderdaad nauw verweven. De Belgische unitaire staat van 1830 had onder meer de uitroeiing van de Nederlandse taal – die in 1831 officieel werd afgeschaft – en van de Vlaamse cultuur tot doel. Dat onzalige project is dankzij de taaie weerstand van het Vlaamse volk, gelukkig mislukt. In deze constitutionele constructie is er vanzelfsprekend geen sprake meer van gemeenschappen en gewesten. Deze opsplitsing naar deelstaten in gemeenschappen en gewesten is een constitutioneel onding dat alleen in België bestaat. De drie deelstaten genieten de meest ruime autonomie in alle gebieden en zijn politiek verantwoording verschuldigd aan hun volksvertegenwoordiging voor hun economisch en financieel beleid. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wordt bestuurd door de Brusselaars zelf en wordt door de federale macht en de drie deelstaten gesubsidieerd. Wat de financiële verhouding tussen deelstaten betreft moet uitgegaan worden van de stelling dat de hangmatsolidariteit definitief tot het verleden behoord. Over taalgebruik en culturele aangelegenheden beslist elke deelstaat soeverein en is de absolute eentaligheid de regel.

3. Voor de Vlamingen blijven de Octopusnota van 1 februari 2008 en de resolutie van het Vlaams Parlement d.d. 3 maart 1999 de politieke bijbel die de belichaming zijn van de Copernicaanse staatshervorming. De deelstatelijke indeling van het federale België geeft elke deelstaat vrije armslag om zijn eigen deelstatelijke belangen te verdedigen. Recent kregen we van deze stelling het overtuigende bewijs, meer bepaald in het kader van de succesvol gevoerde onderhandelingen van de Vlaamse regering met Nederland wat de verdieping van de Westerschelde betreft. Helaas is dat laatste niet het geval geweest bij de onderhandelingen tussen België en de Europese grootmachten, onderhandelingen die uiteindelijk beëindigd werden met het verdrag van Londen in 1831. Het begon allemaal met de Tiendaagse Veldtocht van Willem I tegen België, die voor ons grondgebeid dramatische gevolgen zou hebben. Toen de leden van de Viervoudige Alliantie vaststelden hoe onbekwaam en kwetsbaar ons land was op militair vlak en dus ook totaal ongeloofwaardig het was als buffer tegen Frankrijk, eisten zij nieuwe onderhandelingen teneinde de macht van het Koninkrijk van de Nederlanden indringend te versterken dit op de rug van België. Aldus bedongen zij, in het verdrag der XXIV Artikelen (1831), dat Maastricht, Venlo, Limburg over de Maas en het Duitstalig gedeelte van Luxemburg aan Nederland zouden worden afgestaan. Het is pas in 1839 dat Willem I, die op ramkoers was geraakt met zijn eigen bevolking wegens de hoge kosten die het onderhouden van een leger-op-oorlogsvoet meebracht, zich bereid verklaarde het verdrag der XXIV Artikelen te aanvaarden. Bovendien slaagde hij er in krachtens het verdrag van Londen (1839) ook Zeeuws-Vlaanderen – en dus de volledige controle over de toegang tot de Wester-Schelde – te verkrijgen. Het goedkeuren van dit Verdrag veroorzaakte woelige zelfs dramatische debatten in de Belgische Kamer. Tijdens de stemming in het parlement spraken 59 kamerleden zich uit voor de aanvaarding van de XXIV Artikelen en 42 tegen; de afstand van een zo cruciaal gedeelte van ons grondgebeid haalde dus slechts 58,4% van de uitgebrachte stemmen. Een deelstaat Vlaanderen in een federaal België zou die catastrofe hebben verhinderd. Maar Vlaanderen kwam in die tijd niet aan bod.

4. Wat het staatshoofd betreft, pleit ik voor het behoud van de constitutionele monarchie zoals deze instelling in deze tijd functioneert. De dagelijkse leiding van de staatszaken komt de politiek verantwoordelijke ministers toe maar de Koning behoudt de drie prerogatieven die in 1872 door de beroemde Engelse constitutionalist, Walter Bagehot, werden uiteengezet in zijn boek ‘The English Constitution’: het recht door zijn ministers geraadpleegd te worden en derhalve goed op de hoogte te blijven van de staatszaken; het recht de ministers aan te zetten, bepaalde maatregelen ter treffen, het recht te waarschuwen. Enige aanpassing van de constitutionele evolutie van het land lijkt ook aangewezen. Zo valt het te betreuren dat de Koning alleen toevallig contact heeft met ministers-presidenten en met ministers van gemeenschappen en gewesten. We mogen evenwel niet wanhopen maar kunnen best de beroemde uitspraak van Willem van Oranje navolgen: ‘Point n’est besoin d’espérer pour entreprendre, ni de réussir pour persévérer’.

Em. Prof. Robert Senelle

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content