Zin in beeldcultuur (Johan Swinnen)

Guido Lauwaert mat, woog en las een turf van 700 blz. over ‘Zingeving en humanisering in de beeldcultuur’.

Kunst is een vorm van geneeskunde. En net als geneeskunde heeft het dokters, professoren, psychologen, kinesisten, verpleegkundigen. Kortom, het hele gamma van wat een ziekenhuis te bieden heeft is aanwezig om het leven van zowel kunstenaars als kunstminnaars te verlengen, in stand te houden, te verbeteren. ‘Anders zichtbaar’, het 1 kilogram wegende boek van VUBPRESS, met als voorganger Johan Swinnen, dragend de machtige ondertitel ‘Zingeving en humanisering in de beeldcultuur’ komt simpel gezegd hierop neer. Maar!

Het haast 700 pagina’s tellende boek – 24 cm hoog op 17 breed en 3,5 dik -‘heeft als doel een humanistische visie te geven op de beeldcultuur die ons omringt maar vaak ook ons dreigt te wurgen… Het wil een bijdrage leveren aan een humane samenleving en een zinvol bestaan te geven… ‘Anders zichtbaar’ is een uitnodiging aan iedereen die een stap vooruit wil zetten op weg naar een praktische toepassing van de kennis van beelden.’ De teksten tussen haakjes zijn een greep uit promotekst op de achterkaft. Hij mag ook gezien worden als waarschuwing. Ik verklaar mij nader.

‘Anders zichtbaar’ is opgedeeld in lemma’s, die zijn opgedeeld in een aantal hoofdstukken, die dan weer door een aantal wetenschappers worden benaderd zonder elkaar tegen te spreken en er toch een eigen mening op na te houden. Stuk voor stuk zijn het gefundeerde exposities, al zijn de meeste te lang, maar ja, waarom het kort houden als het lang kan. De indruk door dit uitrekken ontstaat dat de auteurs schreven voor hun directe vriendenkring, en de modale lezer ver van hun klavier was. Nochtans is het juist die doelgroep die zijn overtuiging bevestigd wil weten, niet met oneliners, maar met bondige standpunten.

Het begint al met de inleiding. Met alle sympathie voor de voorganger, Johan Swinnen, maar een inleiding moet kort en krachtig zijn. Door de inbeslagname van 12 bladzijden klein gedrukte tekst verdwijnt de zin om verder te lezen. De lezer moet even bekomen. Een lange inleiding is bovendien een belediging voor de andere medewerkers. Laat ze hun verhaal doen. En wat je te zeggen hebt, verwerk dat in een artikel verderop in het boek. Zo vermijd je een troonsbestijging. En dat is toch wat we allemaal willen vermijden, nietwaar? De jongens en meisjes die waarlijk begaan zijn met de bloei van de kunst. Grootmeester in de loge, dat mag, zolang we maar kramer blijven op de markt.

Met waar genoegen heb ik in een hutje op de hei het boek gelezen. Van zodra echter drie saaie zinnen elkaar opvolgden, was het tijd voor de diagonale weg. Ik verbaas mij er altijd over hoe onnodig ingewikkeld professoren, assistenten en hun secondanten hun zinnen kunnen maken. Daarenboven lopen hun zinnen op kunstbenen met kurkdroge scharnieren. Voorbeeld uit een artikel van Olga Van Oost (Het iconische museum in de hedendaagse beeldcultuur): ‘Er wordt vandaag vaak nog sterk vastgehouden aan categorieën zoals ontwikkeld in de vroege moderniteit, maar bovenstaande schets geeft aan dat deze situatie in de late moderniteit moeilijk houdbaar blijft.’

Sommige artikels hebben een literair sausjes gekregen. Het ontbreekt ze echter aan kruiden die ze spits houden. Waarom voor Beckett spelen als je onder Brusselmans bengelt? Het is oneerlijk, iets wat niet kan gezegd worden van zowel Beckett als Brusselmans. Hun taal is de taal van de ziel in hun hart. Er valt soms heel wat af te lachen, toegegeven. Ik verdenk er sommige wetenschappers van opzettelijk schemertoestanden te creëren, vanuit een combinatie van petgooierij en ironie. Als voorbeeld een zin geplukt uit een artikel van Willem Elias (Profielen van paroxisme) ‘Het essentiële is slechts over zichzelf praten om beter over de anderen te kunnen spreken en omgekeerd, slechts over de anderen spreken om het beter over zichzelf te kunnen hebben.’ Klopt als een zwerende vinger, maar simpeler ware geweest: ‘De zelfverheerlijking over de rug van anderen is de basis van het paroxisme.’

Albert Einstein was eenzelfde mening toegedaan. Hij heeft een theorie ontwikkeld zonder einde, maar wist ze wel in drie woorden samen te vatten: ‘Alles is relatief’. Dat het de belangrijkste zin van de twintigste eeuw is, is niet verwonderlijk. De heren en dames filosofen met kunst in hun portefeuille zouden verplicht moeten worden om jaarlijks, voor aanvang van het academische jaar, of bij het begin van een belangrijk werk, zoals een wetenschappelijk artikel, het traktaat van onze vriend Ludwig Wittgenstein, zijn ‘Tractatus logico-philosophicus’, dat uitblinkt door beknoptheid en helderheid, uit de kast te halen én te (her)lezen, ten bate van de verdediging van de kunst. Een lange zin, nietwaar? Opzettelijk. Om aan te tonen waar het schoentje wringt in ‘Anders zichtbaar’.

Een beperkt aantal artikels zijn best aardig. Door hun onderhuidse speelsheid. Zoals deze van Nele Bernheim, Bernard Dewulf, Tom De Mette, Tamara Bergmans (haar artikel – Het maken van een fotoboek – is spannend en vlot geschreven). Hun artikels verzuipen echter tussen de artificiële taarten van vele zelfbenoemde kunstpauzen. Zij kozen de langste weg voor wat dichtbij te vinden is.

Guido Lauwaert

ANDERS ZICHTBAAR – Zingeving en humanisering in de beeldende cultuur – Johan Swinnen (red.) – m.m.v. Jean-Paul Van Bendegem, Peter De Graeve, Willem Elias, Johan Pas, Rik Pinxten, Anna Luyten, Jan Lampo, e.a. – VUBPRESS – 672 blz. – ISBN 978-90-5487-574-1 – € 39,95

Partner Content