Wind tegen

De stegen van oud Baku zijn leeg en verlaten. Veel historische panden zijn gerenoveerd tot deftige kantoren van veelal buitenlandse oliefirma’s, afgewerkt met airco en schotelantenne aan de gevel.

Het waait in Baku. Het waait hier wel vaker. Volgens sommigen is de naam “Baku” afgeleid van de Perzische woorden “Bad Kube”, wat “stad der winden” betekent.

Aan het Azerneftplein wordt een enorme Azerbeidzjaanse vlag gevierd. De wind heeft de randjes uitgerafeld. ’t Is geen zicht. Er moet een nieuwe omhoog. Een dozijn vlaggenvangers proberen het wapperende zeil in bedwang te houden. Pure slapstick.

Hoewel door Unesco geklasseerd als werelderfgoed, stelt Middeleeuws Baku teleur. Binnen de omwalling van de oude stad hangt een levenloze sfeer. Geen theehuizen hier, geen kaartende oude mannen of gekeuvel op de drempel. De stegen zijn leeg, op de straatkatten na.

Veel historische panden zijn gerenoveerd tot deftige kantoren van veelal buitenlandse oliefirma’s, afgewerkt met airco en schotelantenne aan de gevel. Aan de 12de eeuws Meidentoren worden we belaagd door tapijthandelaars. “Only look, don’t buy!”

Dan is de Boulevard, de groene wandelzone langs de Kaspische kust een aangenamere plek om te vertoeven. Op zondag wordt er massaal gekuierd. Opgemaakte meisjes en jagende jongens spelen het spel van kijken en bekeken worden. Verliefde koppels zonderen zich af op de pier in zee.

Kermismolens en popcornkramen draaien op volle toeren. Twee mannen met puntschoenen wagen een rondedansje op de deuntjes van enkele straatmuzikanten met trom en herdersfluit.

Portretfotografen lokken klanten met kleurrijk versierde zitbanken vol bloemen, liefdesharten en knuffelberen. Het hulpje, in een versleten Mickey Mouse gehesen, lokken kindjes voor de foto.

Een fotograaf heeft een Teletubbie bij, die zo in een horrorfilm kan figuren. De kitch-decors zijn populair. De mooiste achtergrond voor een portretfoto, de zee, de lucht, en de lijn ertussen, is te banaal.

20 jaar lang bouwden de Sovjets aan hun regeringshuis in Baku, tot op vandaag het meest indrukwekkende bouwwerk van de stad. Het mocht wat kosten. Baku behoorde niet alleen tot de vijf grootste steden, maar voorzag bovendien in 80 procent van de oliebehoefte van de hele Sovjet-Unie.

De aanwezigheid van olie heeft het uitzicht van de stad grondig bepaald. De prestigieuze woningen van de oliebaronnen uit de eerste olie-boom, rond de eeuwwisseling, tekenen voor de mooiste architectuur van Baku.

De olieopbrengsten van na de Azerbeidjaanse onafhankelijkheid, hebben Baku echter in de klauwen van bouwpromotoren en projectontwikkelaars gedreven, met een wildgroei aan heel wat minder subtiele hoogbouw als resultaat.

De hoofdstad is minstens drie keer duurder dan de rest van Azerbeidjan. Hier circuleert het geld. Logisch dat iedereen er een graantje van wil meepikken. Westerlingen in Baku worden er in de eerste plaats van verdacht dik betaalde expats voor buitenlandse oliebedrijven te zijn. Wat meestal ook zo is.

Wij zijn reizigers met een bescheiden budget maar daar heeft de doorsnee Azerbeidjaan uiteraard geen boodschap aan. Westers = rijk. Als we even niet opletten bij een aankoop, een busrit of het afrekenen van een hotelverblijf, betalen we te veel. Wisselgeld geven, wordt opvallend vaak “vergeten”.

De lieve mensen, zoals we die in Seki en Zaqatala ontmoetten, zijn hier dunner gezaaid. Op restaurant word ik afgeblaft wanneer ik opmerk dat we iets anders hadden besteld dan wat er op de tafel staat. “En dit dan? Is dit dan geen kip?”‘ brult de kok uitzinnig, terwijl hij bruut een kippebil uit mijn bord vist.

In de metro vliegt een poestvrouw plots uit als Anja een kiekje maakt van een mozaiek. Nee, van die aanslag hier in 1994 wisten we niets. Er komen bliksems uit haar ogen, en ze blijft sakkeren tot we uit haar gezichtsveld zijn verdwenen.

Klantvriendelijkheid moet hier nog uitgevonden worden. Wie zijn stem niet verheft, en de ellebogen niet gebruikt, komt niet aan de beurt. De mensen zijn ongeduldig. In het verkeer of aan de kassa geldt er maar een regel: Ik eerst!

De grootstad is vermoeiend. Universele hoffelijkheidsregels bestaan niet. Wat wij onbeleefd vinden, zoals drummen, voorsteken, staren, is heel normaal hier. Omgekeerd leiden onze ongepoetste schoenen, ongekamde haren en het luid snuiten van de neus hier dan weer tot afkeurende blikken.

Sehitler Xiyabani, de Martelarenlaan, is een stille plek in de toeterende stad. Boven op een heuvel met uitzicht over de baai van Baku, rusten de lichamen van duizenden Azerbeidzjaanse soldaten. Hier wordt de proportie van de oorlog om Nagorno-Karabach iets bevattelijker. Elk graf draagt een versteend portret. De meesten zijn versierd met kleurrijke bloemen. Twee jonge vrouwen huilen bij het graf van hun vader. Na vijftien jaar blijft alleen verdriet nog duren.

Het voormalige Kirov-museum iets verderop straalt veel minder trots uit. Kirov was een van de hoofdrolspelers in de beginjaren van het communisme in Azerbeidzjan. De marmeren trappen naar de centrale hal zijn volgestort met vuilnis en er hangt een doordringende urinegeur. De socialistische bas-reliefs aan de muren zijn stuk geslagen. Er werden brandjes gesticht, en gebeeldhouwde kameraden kregen borsten en piemels opgetekend. Alleen Lenins kop bleek onverwoestbaar.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content