‘Assad zit er nog altijd. We kunnen maar beter met hem praten’

PALMYRA © LORENZO MELONI (MAGNUM)

Na anderhalf jaar zit de taak van de Nederlandse Syrië-gezant Nikolaos (Koos) van Dam erop. De oud-ambassadeur, historicus en arabist zat mee aan de onderhandelingstafel in Genève en had intensief contact met de Syrische oppositie. En toch: ‘Ik heb nooit in de oppositie geloofd.’

Hij heeft het roerige Istanboel omgeruild voor zijn ambtswoning in een rustige wijk in Den Haag. Wat niet betekent dat hij Syrië achter zich laat, benadrukt de 71-jarige Koos van Dam, topdiplomaat en Syrië-kenner bij uitstek. Daarvoor zit de liefde te diep. In 1964, na zijn middelbare school, ging hij er voor het eerst naartoe. Als student politieke wetenschappen schreef hij zijn thesis over de rol van de religieuze minderheden in Syrië en in 1979 volgde een standaardwerk over het land dat wereldwijd werd vertaald. In zijn functie als ambassadeur woonde Van Dam in Irak, Egypte, Turkije, Duitsland en Indonesië. Maar Syrië liet hem niet los. Nadat de oorlog in 2011 was uitgebroken, nodigde oud-VN-secretaris-generaal Kofi Annan hem uit om samen met een groep internationale experts oplossingen te bedenken voor de snel escalerende strijd tussen de Syrische regering en de oppositie. Het aanbod van minister van Buitenlandse Zaken Bert Koenders anderhalf jaar geleden om speciaal gezant voor Syrië te worden, kwam voor de inmiddels gepensioneerde Van Dam als geroepen. Nu hij gezant af is, kan hij vrijuit praten over zijn bevindingen. Al zijn weinigen het daarmee eens, klinkt het strijdvaardig.

Waarom bent u al 52 jaar zo gefascineerd door Syrië?

KOOS VAN DAM: Dat kan ik niet eens echt uitleggen. Ik vind Irak ook bijzonder boeiend, maar Syrië heeft me vanaf mijn eerste bezoek geraakt. Ik kwam als negentienjarige op het platteland van Aleppo terecht en werd getroffen door de enorme gastvrijheid van de bevolking. En uiteraard door Aleppo zelf, dat ik altijd de mooiste van alle Arabische steden heb gevonden. Ik ben overal geweest, heb zo’n beetje elke steen in Syrië omgekeerd. Het is een geheimzinnig land. Moeilijk om te leren kennen ook.

Toen ik er onderzoek deed naar de religieuze minderheden, bleek dat een groot taboe. De mensen ontkenden gewoon het bestaan ervan. Wat me alleen maar aanmoedigde om het verder te onderzoeken. Maar in Syrië gaat het als volgt: als je niets vraagt, beginnen ze je na verloop van tijd vanzelf dingen te vertellen. De meerderheid van de soennitische bevolking koesterde een enorme wrok tegen de alawitische gemeenschap (een afsplitsing van de sjiitische islam, nvdr) – of in elk geval tegen het deel van de alawitische gemeenschap dat aan de macht was. De alawieten stonden vóór de komst van de Baath-partij (in 1947; ze splitste zich in 1966 af in een Syrisch geleide factie, nvdr) een stuk lager op de sociale ladder dan de soennieten. Zij waren de bedienden. Daar komt bij dat de soennieten de alawieten als ketters beschouwden. En nu waren die ketters en bedienden plots de baas geworden. Om de macht te grijpen en te behouden, haalden de alawieten mensen van het platteland naar de stad en het leger. Maar die deelden lang niet allemaal dezelfde idealen. Zo ontstond de corruptie en onderdrukking, en uiteindelijk een dictatuur.

Dat sektarisme speelt ook nu een grote rol. Is de strijd tegen het regime meer een strijd tegen de alawieten geworden?

VAN DAM: Er is in Aleppo een bataljon actief dat zich genoemd heeft naar Ibrahim el-Youssef, een legerofficier die in 1979 samen met leden van de Moslimbroederschap een grote groep alawitische militairen vermoordde nadat hij ze gescheiden had van hun soennitische collega’s. En er is nog een andere rebellengroepering, vernoemd naar een leider van de Moslimbroederschap. Daaruit blijkt hoezeer de huidige strijd tegen de alawieten is gericht. In het begin had de revolutie niets met sektarisme te maken: de demonstranten riepen dat iedereen gelijk was. Maar zo zit Syrië niet in elkaar. Sektarisme bestaat, of de mensen het nu willen of niet.

Wanneer was u voor het laatst in het land?

VAN DAM: Mijn laatste bezoek aan Aleppo was in september 2010. Toen was er nog niets te merken van enige spanning. Inmiddels is het een zo goed als belegerde stad. En het is maar de vraag of de Turken de oppositie in het noorden nog even enthousiast steunen als vroeger. Turkije was bij mijn weten het enige land dat duidelijk wilde dat het regime verdween. Maar nu de Koerden de kans krijgen om in het noorden van Syrië hun eigen gebied af te bakenen, denken de Turken er anders over. Ze snappen ook dat het regime het Koerdische gebied weer zal innemen, mocht het opnieuw helemaal aan de macht komen. Ik denk dat ze liever Assad als president hebben en geen Koerdisch autonoom gebied dan andersom, en dat ze veel minder steun aan de oppositie geven dan voorheen. Saudi-Arabië kan de oppositie alleen steunen vanuit Turkije of Jordanië. En ook via Jordanië is dat beperkt. Het zijn dus zware tijden voor de oppositie.

Zullen de rebellen in Aleppo blijven vechten tot het bittere einde?

VAN DAM: Groeperingen als Ibrahim el-Youssef weten dat ze het niet overleven als ze worden opgepakt. Ze hebben dus geen keus. Of ze moeten in de bevolking ondergaan. Als het regime de stad kan blijven omsingelen, zal de hele boel in puin worden gelegd. Ze zullen niets sparen.

De internationale gemeenschap twijfelt aan de humanitaire corridors en aan de amnestie voor rebellen die zich overgeven. Wat denkt u?

VAN DAM: De achterliggende gedachte is volgens mij dat het regime de bevolking uit Aleppo wil, zodat het leger straks de handen helemaal vrij heeft om de oppositie plat te walsen. Gaat de bevolking er niet uit, dan zullen ze door blijven bombarderen zoals ze nu doen. Zij redeneren: “Wie blijft, steunt de oppositie.” Volgens mij kiezen de blijvers voor hun huis, dat ze niet willen achterlaten. Verder weten ze zelf ook niet meer hoe de situatie nu precies in elkaar zit. Wij weten het net zomin. We zijn allemaal ‘slachtoffers’ van de grote propagandacampagne. We vernemen in elk geval meer via de oppositie dan via het regime. Maar ook daarmee moet je oppassen. Ik postte laatst een filmpje op Facebook over hoe Aleppo werd gebombardeerd. Toen kreeg ik een berichtje van vrienden uit de stad die zich afvroegen waarom we nooit iets publiceerden over de bommen van de oppositie in Aleppo.

Ik denk dat het de bevolking van Aleppo allang niet meer kan schelen wie de macht heeft. Het idealisme over een democratische staat is bij veel mensen verdwenen. Ze willen maar één ding meer: leven in vrede. Maakt niet uit onder welke dictatuur. Ze hebben liever te eten en stabiliteit. Maar dat horen we nooit. Zoals we ook bijna nooit horen over bombardementen van de oppositie op het gebied dat onder controle is van het regime. Toen ik een paar jaar geleden zei dat de kans groot was dat Assad aan de macht zou blijven, kreeg ik het verwijt dat ik tegen de democratie was en voor de president. Dat is natuurlijk niet zo.

Hebt u nooit in de oppositie geloofd?

VAN DAM: Nee. De mensen die dachten dat Assad zou vallen, begrijpen niet hoe het regime in elkaar zit. Ze dachten dat het net zo zou gaan als in Libië, Tunesië en in Egypte. Ze wisten niet dat het regime toen al 48 jaar ervaring had en dat het bikkelhard was, vanaf het begin. Alleen speelde het zich vroeger op kleinere schaal af. Toen ging het alleen om de macht tussen Baathistische officieren. Nu is er één machthebber, daaromheen zitten allerlei lieden die aan hem gekoppeld zijn. Dat gaat van de top tot de basis. Hetzelfde geldt voor de geheime dienst en andere instituten: het is niet zo dat wanneer je de baas ontslaat, de hele boel ineenstort.

De macht van het regime is vanaf het begin van de revolutie volkomen onderschat geweest. Mensen die in Syrië woonden en het zouden moeten weten, dachten dat Assad in 2012 vóór de ramadan weg zou zijn.

Waren de revolutionairen te naïef?

VAN DAM: Ze waren niet alleen naïef, ze werden ook door naïeve westerlingen aangemoedigd. De Franse en de Amerikaanse ambassadeurs gingen destijds naar Hama om hun steun te betuigen aan de demonstranten. Daarmee verloren ze hun rol om te bemiddelen tussen regime en oppositie. Terwijl de demonstranten meer durfden omdat ze dachten dat Amerika hen straks zou helpen. Dat is hun dus slecht bekomen. De hoop op steun van het Westen is nooit bewaarheid geworden. Ik heb in het verleden al gezegd dat het Westen moet ophouden met het scheppen van valse verwachtingen. Met morele steun win je tenslotte geen oorlog.

Op zeker moment had het Westen het over veiligheidszones. Die zijn er nog altijd niet. Omdat je dan een militaire confrontatie met het regime moet aangaan. Daar wringt het schoentje. Toen Turkije een no-flyzone wilde instellen en vroeg of een aantal landen mee wilden doen, ging niemand erop in. Om dezelfde reden. De politici die de oppositie steun beloofden, hadden kunnen weten dat ze het niet konden verwezenlijken. En toch zeiden ze het. Zo zijn er tal van voorbeelden. De militaire oppositie heeft wapens van het Westen gekregen, maar niet voldoende om het regime ten val te brengen. En toen de aandacht naar de IS verschoof, waren we daar plots wel met militaire steun vanuit de lucht. Want de IS vormt een bedreiging voor óns.

Feit is dat de westerse steun aan de oppositie alleen maar ontstaan is door moralistische overwegingen: we moesten toch íéts doen. Helaas is dat de westerse politiek van vandaag de dag ten voeten uit. Door die zogenaamde steun hebben we de oppositie in de val laten lopen. Niet de hele tijd, dat is waar. Vóór de Russen ten tonele verschenen, stond Assad er slecht voor. Maar inmiddels is hij sterker dan in 2011, toen alles begon.

U vindt dat het Westen met Assad moet praten.

VAN DAM: Het lijkt me de logica zelve. Ik steun de oppositie, maar ik vind wel dat je met alle partijen moet praten om tot een oplossing te komen. We hebben de nucleaire deal met Iran toch ook bereikt door met ze te onderhandelen? Maar bijna niemand is het met me eens. Praten met Assad kan blijkbaar niet. Ik vind dat de westerse politici die zogenaamde ethische principes opzij moeten zetten. Hij zit er nog altijd: dat is de realiteit.

Maar wil het regime wel onderhandelen?

VAN DAM: Als Assad Aleppo volledig in handen krijgt, denk ik dat hij helemaal geen behoefte meer heeft om nog te praten met landen die de oppositie steunen. Waarom zou hij? We zijn sowieso vijf jaar te laat. Maar je kunt het natuurlijk altijd proberen.

Het ziet er niet naar uit dat hij van plan is op te stappen.

VAN DAM: Er wordt vaak gesproken over druk uitoefenen om hem weg te krijgen. Maar de enigen die nog een beetje invloed hebben op Syrië zijn de Russen. En die hebben we de voorbije jaren alleen maar bekritiseerd. We kunnen na het conflict in Oekraïne toch moeilijk bij hen aankloppen: ‘Kunnen jullie zorgen dat Assad aftreedt?’ Assad op zich kan de Russen, net als Iran, niets schelen. Maar als ze door zijn aftreden ook maar enigszins het risico lopen Syrië als bondgenoot te verliezen, zullen beide landen zijn vertrek niet bewerkstelligen.

Daarbij vraag ik me af of de situatie er wel zoveel beter op wordt als een ander de leiding overneemt. Ik heb nog geen andere kandidaten gezien. De oppositie wil een transitieregering waarin ook mensen van het regime zitten die geen bloed aan hun handen hebben. Het regime wil dan weer een nationale eenheidsregering waaraan de oppositie een beetje mag deelnemen. Maar dan zonder macht. Kern van de zaak is: wie heeft de macht? Wie kan wie benoemen? En als iemand wordt benoemd, moet die persoon het ook dóén? Ik denk dat het regime geen macht wil afstaan. Want dat zou het begin van hun einde zijn. De angst daarvoor is groot.

Zou de val van Aleppo het einde van de revolutie betekenen?

VAN DAM: Het zou een zware slag zijn. Na Aleppo zou Assad doorgaan naar de provincie Idlib, waar de grootste kracht van de oppositie zit. En dan is de IS er nog. En Jabhat al-Nusra.

De strijd is nog niet gestreden. Integendeel, ik vrees dat hij eindeloos kan doorgaan. Een machtsvacuüm in het Midden-Oosten bestaat niet: het wordt altijd onmiddellijk opgevuld door iemand anders. Daarom is de vraag zo belangrijk wie de boel gaat overnemen in Syrië als de IS verslagen zal zijn. De Amerikanen hebben meer vertrouwen in de Koerden dan in de Arabische Syriërs. Maar het zou ook kunnen dat het regime de macht overneemt op plaatsen die nu in handen van de IS zijn.

Wat zijn de zwakke kanten van Assad?

VAN DAM: De slechte economie en het grote aantal slachtoffers onder de alawitische gemeenschap. De economie kan eventueel nog geholpen worden met steun van Iran. Maar elke week opnieuw zijn er begrafenissen van gesneuvelde militairen. Intussen krijgt de alawitische bevolking er niets voor terug. Daar is grote ontevredenheid over, zelfs wrok. Het klopt niet dat Assad wordt gesteund door de alawieten. Ze voelen zich gedwóngen om hem te steunen – dat is iets anders. In het begin van 2011 zei ik dat het grootste gevaar voor Assad binnen de alawitische gemeenschap lag. Dat gevaar is er nog altijd. Alleen: welke groep officieren durft tegen hem in opstand te komen? Niemand weet wat het gevolg zou zijn. Ze zouden evengoed allemaal vermoord kunnen worden. Of de oppositie zou het als een kans zien om het regime alsnog ten val te brengen.

Derde probleem voor Assad is het gebrek aan manschappen. Het leger dunt behoorlijk uit. En er is geen vooruitzicht op een overwinning. Blijf die situatie maar eens motiveren.

Een oplossing voor Syrië is er nog lang niet. Bent u daar na anderhalf jaar onderhandelen gefrustreerd over?

VAN DAM: Nee. Als Syrië-gezant ben je His Master’s Voice. Veel gezanten praten over de invoering van verschillende resoluties, maar het is ook belangrijk dat je de oppositie helpt bij het maken van realistische inschattingen. Dat is mijn rol geweest, en die werd gewaardeerd. De oppositie heeft me dikwijls gezegd dat ik de enige was die hun de waarheid vertelde.

Ik heb onze minister van Buitenlandse Zaken altijd gevoed met mijn analyses, en daar was hij me zeer erkentelijk voor. Het is natuurlijk niet zo dat hij er zijn beleid door veranderde. Zo werkt het niet. Politiek is niet alleen gebaseerd op kennis. Er moet ook rekening worden gehouden met de mening van andere landen. Maar het helpt wel dat er andere inzichten naar voren worden gebracht. Ik ben dankbaar dat ik dit heb mogen doen.

DOOR JOANIE DE RIJKE, FOTO’S LORENZO MELONI (MAGNUM)

‘De mensen die dachten dat Assad zou vallen, begrijpen niet hoe het regime in elkaar zit.’

‘Door zijn zogenaamde steun heeft het Westen de oppositie in de val laten lopen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content