Hubert van Humbeeck

Syrië: de Far West, maar erger

Het conflict in Syrië heeft allemaal nog weinig met voor of tegen Bashar Al-Assad te maken, met democratie en vrijheid, maar alles met religieus fanatisme en zelfs puur banditisme.

Eindelijk viel het grote woord dan toch: de Verenigde Staten zullen de Syrische rebellen meer steunen dan ze tot nog toe hebben gedaan. Hoe ze dat zullen doen, is niet duidelijk. Maar Washington zou nu over voldoende bewijs beschikken dat het Syrische regime chemische wapens heeft gebruikt. Het overschreed daarmee de rode lijn die Barack Obama enkele maanden geleden had getrokken.

Of er ook echt zenuwgas is gebruikt – Damascus ontkent stellig – doet weinig ter zake. Misschien wilden de Amerikanen wat extra druk zetten op Rusland, net voor het tête-à-tête van Obama met Vladimir Poetin in de marge van de top van de G8 in Belfast. Misschien zijn ze geschrokken van het succes van het Syrische regeringsleger in de slag om de stad Qusair, die met de steun van Iran en – vooral – van de Libanese islamistische militie Hezbollah op het verzet werd heroverd. Dat wijst erop dat het conflict nog lang kan duren en dat de uitkomst op dit moment uiterst onzeker is.

Of misschien is het nu voor de internationale gemeenschap voldoende duidelijk dat ze deze situatie niet verder kan laten etteren. Bijna honderdduizend doden en miljoenen vluchtelingen; vrouwen, kinderen en oudere mensen. Losgeslagen jongeren die achter de gevechtszones op jacht gaan naar zogenaamde ongelovigen om ze af te persen en daarna dood te schieten of het hoofd af te snijden. Het heeft allemaal nog weinig met voor of tegen Bashar Al-Assad te maken, met democratie en vrijheid, maar alles met religieus fanatisme en zelfs puur banditisme. De Far West, maar erger. Dat daar ook jongens van bij ons bij betrokken zijn, bewijst maar weer hoe weinig ze meekregen van wat onze waarden zouden moeten zijn.

Dat westerse landen in verband met Syrië diplomatiek zoveel tegenstand krijgen, hebben ze voor een goed deel ook aan zichzelf te danken. De Verenigde Naties werden het in 2005 eens over een doctrine, Responsability to Protect, die wil dat de internationale gemeenschap de burgerbevolking in geval van nood moet beschermen. De VS, het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk overtuigden er de VN bij het begin van de Arabische Lente van om, in navolging van die doctrine, een no-flyzone in te stellen boven Libië. Maar vervolgens werd het mandaat dat ze zo kregen vooral gebruikt om Muammar Khaddafi ten val te brengen. Dat zit China en Rusland nog altijd dwars. En niet alleen zij: bijvoorbeeld ook Brazilië vreest voor een herhaling van het Libische scenario.

Twee dagen voor Washington liet weten dat zijn rode lijn was overschreden, publiceerde de krant International Herald Tribune een opinieartikel van twee voormalige secretarissen-generaal van de NAVO. Javier Solana en Jaap de Hoop Scheffer pleitten daarin opvallend tegen een militaire interventie en voor meer diplomatie. Ze komen zelfs op voor een oefening die vertrekt van een wit blad – en waarbij dus ook Assad wordt betrokken. Meer wapens, schrijven ze, leiden onvermijdelijk tot meer geweld. Dus tot meer slachtoffers. En meer dan waarschijnlijk tot een breder conflict in de hele regio. Ze vinden ook dat het Westen er te gemakkelijk van uitgaat dat het de milities die het bewapent wel onder controle kan houden. Zo gaat dat niet op het terrein. Onder meer Libië en Irak hebben geleerd dat een deel van die wapens toch altijd in verkeerde handen terechtkomt.

Van Javier Solana en Jaap de Hoop Scheffer kan worden verondersteld dat ze weten waarover ze het hebben. Tegelijk weten ze ook dat Syrië verloren is. Wie moet beslissen om in dat proces tussenbeide te komen, staat voor een dodelijk dilemma.

Hubert van Humbeeck

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content