Politieke oeuvre

De existentiële tegenstellingen tussen Vlamingen en Franstaligen verdragen geen constitutionele bricolage meer.

Kun je spreken van iemands politieke oeuvre? Het gebruik van het woord veronderstelt een zekere samenhang in de daden van de betrokkene. De afgelopen dagen waagden enkele kranten zich aan een proeve van de oeuvrecatalogus van Jean-Luc Dehaene, die afgelopen zaterdag zijn 70e verjaardag vierde.

Het mag dan, naar het woord van dichter Bert Decorte, ‘getuigen van grote orde, 70 te willen worden’, echt veel ordening valt in de politieke loopbaan van Jean-Luc Dehaene niet te bespeuren.

Vreemd genoeg belde geen van de kranten met gewezen PS-voorzitter Guy Spitaels. Hij was het die eind 1987 Jean-Luc Dehaene aanwees als de man met wie moest worden gepraat om de CVP uit de coalitie met de liberalen te wrikken. Het was Spitaels die koning Boudewijn suggereerde om Dehaene de wei in te sturen om een rooms-rode meerderheid te vormen. Daarmee gaf hij niet de eerste, maar wel de krachtigste stoot aan een opmerkelijke politieke loopbaan. Een loopbaan die overigens niet door iedereen even hoog werd ingeschat. Zo was Knack-directeur Frans Verleyen meestal vernietigend voor de machtspoliticus Dehaene – wat leidde tot een blijvende animositeit tussen beide heren.

Het hoogtepunt van Dehaenes loopbaan was ongetwijfeld de uitvoering van zijn Globaal Plan: de grote saneringsoperatie die België, zij het met de hakken over de sloot, in de Monetaire Unie loodste. Met de Sint-Michielsakkoorden, de grote staatshervorming van 1993 die van België een federale staat maakte, werkte Dehaene voort aan de verbouwingen van zijn voorganger Wilfried Martens – al ging hij heel wat verder dan de meesten van zijn partijgenoten aanvankelijk beoogden.

Een groot communautair plan bestond niet. In die jaren werden staatshervormingen gewoon afgekocht. Een politieke doordrijver als Dehaene draaide daar zijn hand niet voor om. Bij zijn laatste poging, eerder dit jaar, om een compromis over de splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde te forceren, zou Dehaene nog een laatste keer met geld zwaaien. Hij zou daarbij PS-voorzitter Elio Di Rupo hebben toegesnauwd: ‘T’en fais pas, tu auras ton pognon’ (‘Wees gerust, je zult je poen wel krijgen’).

Alleen, dit keer werkte de truc niet meer. Het federale land is immers uitgewoond. Er is zelfs niet meer voldoende geld om een staatshervorming af te kopen, laat staan om een emotioneel geladen dossier als B-H-V met een wanstaltig compromis te neutraliseren.

Daar heeft Dehaenes opvolger Guy Verhofstadt voor gezorgd. Die drukte met zijn bekende dadendrang de hervorming van de bijzondere financieringswet en van de kieskringen door. Twee communautaire landmijnen onder het federale bestel die geluidloos ontploften. Al drie jaar zitten de opeenvolgende Vlaamse en Franstalige onderhandelaars, eerst rond Yves Leterme, nu rond preformateur Elio Di Rupo, aan de rand van die communautaire kraters naar elkaar te staren.

Net als ten tijde van Dehaene en van de formatiepogingen van Yves Leterme, ligt ook nu geen afgetekend plan voor een staatshervorming op tafel.

Deze week, zo klinkt het, wil preformateur Di Rupo de gesprekken wat grondiger aanpakken, om dan een zogenaamd non-paper aan de onderhandelende partijen voor te leggen. Feitelijk gaat het om niet veel meer dan een los geweven denkraam waarbinnen de onderhandelingen zich mogen afspelen. Maar dat denkraam is nu al beperkter dan het ‘convergentiepakket’ waar Di Rupo en De Wever het tijdens het informateurschap van laatstgenoemde over eens waren.

Want sindsdien heeft Di Rupo, onder druk van ‘les autres’ – de andere Franstalige partijen en sommigen van zijn PS-kopstukken – fors gas teruggenomen. Dat van die grote staatshervorming die het zwaartepunt zou verleggen naar de deelgebieden, waar Elio Di Rupo het over had tijdens zijn vorige persmoment, klinkt nog niet door bij de Franstalige onderhandelaars. Daar blijven de meesten ‘demandeurs de rien’, al vragen ze wel dat intussen de binnenstromende facturen worden betaald.

Jean-Luc Dehaene en zijn voorgangers werden nooit, zoals Elio Di Rupo en Bart De Wever vandaag, geconfronteerd met een Ernstfall, een moment van de waarheid, waarin het voor het land erop of eronder is. De existentiële tegenstellingen tussen Vlamingen en Franstaligen verdragen geen constitutionele bricolage meer.

Eigenlijk blijft er Elio Di Rupo en Bart De Wever weinig meer over dan, naar het voorbeeld van de Tsjech Vaclav Klaus en de Slowaak Vladimir Meciar, onder een boom te gaan zitten en het ultieme communautaire contract te sluiten. Alleen door uit te gaan van het meest extreme, kunnen de zaken eindelijk op orde worden gesteld.

Rik Van Cauwelaert

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content