De zogenaamde groeilanden moeten hun eigen sociale problemen zelf beginnen aanpakken. Dat kan niet op één dag, dus België zal tijdens een overgangsperiode via ontwikkelingshulp nog steun blijven bieden op het terrein.
Maar er zijn landen die er nog veel erger aan toe zijn. Die boodschap gaf minister van Ontwikkelingssamenwerking Paul Magnette tijdens een bezoek aan een Belgische ngo die in Rio actief is rond straatkinderen.
Armoedebestrijding is één van de pijlers van de Rio+20-top, die dezer dagen plaatsvindt in Rio de Janeiro. De minister maakte van de gelegenheid gebruik om een project te bezoeken dat precies rond de strijd tegen armoede actief is.
De ngo VIC-Kinderrechten werkt in Rio samen met vier Braziliaanse partnerorganisaties die zich inzetten voor de herintegratie van straatkinderen en favelajeugd. De ngo probeert via straathoekwerking en gezinsbegeleiding de zwerfkinderen terug thuis en op school te krijgen. Het gaat om vaak erg jonge kinderen die op straat gingen wonen om de armoede thuis of het druggerelateerde geweld te ontvluchten. In Rio en zijn voorsteden wonen naar schatting meer dan 20.000 thuisloze kinderen en zijn 12.000 minderjarigen uit de favelas in dienst van drugorganisaties.
Minister Magnette maakte tijdens het bezoek een sprongetje naar de Rio+20-top. Hij benadrukte dat groene groei en de groene economie belangrijk zijn, maar de sociale dimensie en de strijd tegen armoede moeten centraal blijven staan. Zijn boodschap naar de groeilanden, zoals Brazilië, is dan ook dat ze hun sociale uitdagingen niet uit het oog mogen verliezen en dat het niet kan zijn dat enkel een bovenklasse van de groeiende welvaart profiteert. Hij benadrukte daarbij dat er andere landen zijn die de ontwikkelingshulp nog veel meer nodig hebben. Daarbij verwees hij naar Burundi, waar hij toevallig volgende week naartoe gaat en dat er economisch veel slechter voor staat. Magnette beseft evenwel dat die overgang niet bruusk kan verlopen, vandaar dat hij ngo’s op het terrein wil blijven steunen. (Belga/RDM)
