Oorlog remt ontbossing af

Dirk Draulans
Dirk Draulans Bioloog en redacteur bij Knack.

In Congo verdwijnt het regenwoud minder snel dan elders in de wereld.

Sinds 1996 is de Democratische Republiek Congo in de greep van geweld. De burgeroorlogen mogen dan officieel wel gedaan zijn, in grote delen van het uitgestrekte land heerst wetteloosheid, waardoor benden van allerhande slag ongeremd hun gangen kunnen gaan.

Voor wie geïnteresseerd is in het behoud van het regenwoud is dat niet per se slecht nieuws. Er zijn eerder al indicaties geweest dat oorlog en andere vormen van chronische onrust gunstig kunnen zijn voor het natuurlijk milieu. Wat Congo betreft, wordt dat hard gemaakt met wetenschappelijke gegevens over de teloorgang van het regenwoud, gebaseerd op satellietobservaties gemaakt tussen 2000 en 2010.

De Belgische milieubeschermer Filip Verbelen van Greenpeace International schrijft met een aantal collega’s in Environmental Research Letters dat de ontbossing in Congo véél minder snel gaat dan in Azië of Zuid-Amerika. Het gigantische land heeft een enorm groot woud, waarvan in het onderzochte decennium ‘slechts’ één procent verloren ging. Nog eens twee procent werd gedegradeerd door selectief kappen en fragmentatie als gevolg van de aanleg van wegen. In de nationale parken, waar unieke soorten als okapi en bonobo overleven, is het verlies aan woud nog kleiner (maar het is niet onbestaand).

Waarschuwing voor de toekomst

Sommige regio’s van het land werden vroeger, ten tijde van de kolonisatie, zo goed als volledig ontbost. Elders bleef het woud dikwijls ongerept. De gunstige cijfers zijn grotendeels het gevolg van de lage graad van industriële ontbossing in het anarchistische land. In de laatste vijf jaar van het onderzochte decennium was de ontbossing wel dubbel zo groot als in de eerste vijf jaar, wat tot ongerustheid noopt. Daarom waarschuwen de auteurs voor de toekomst. Ze gaan ervan uit dat de degradatie van het woud het volgende decennium opnieuw verdubbelt. Hoe dat moet worden gestopt, is niet duidelijk, want de lage ontbossingsgraad wordt door sommigen aangegrepen om verhoogde aandacht voor kapconcessies te bepleiten.

Bosingenieur Raf Aerts van de KU Leuven illustreert met een aantal collega’s in het vakblad Agriculture, Ecosystems and Environment dat het behoud van grote stukken woud in Colombia cruciaal is om de overleving van grote (en gespecialiseerde) diersoorten te garanderen. Tegelijk tonen ze echter aan dat eilandjes van woud die overblijven in ontginde gebieden, of zelfs houtkanten in landbouwzones, nuttig kunnen zijn in het behoud van (een deel van de) biodiversiteit. Dat is zelfs in ons land aan de orde, met de zogenaamde kleine landschapselementen: hagen en houtkanten die interessante dieren en planten kunnen huisvesten. Het is in ieder geval beter dan niets. (DD)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content