De mol heeft aan beide voorpoten een soort zesde vinger

De mol heeft aan beide voorpoten een soort zesde vinger ontwikkeld om beter te kunnen graven.

Het is evident dat de mol een aantal aanpassingen aan zijn gravende bestaan in grote duisternis ontwikkeld heeft, want anders zou hij er niet in geslaagd zijn een succesvolle ondergrondse levenswijze uit te bouwen.

Een van die aanpassingen is dat een mol aan beide voorpoten een zesde vinger heeft – bijna geen enkel gewerveld landdier heeft meer dan vijf vingers. Het gaat in feite om een pseudoduim die groeit uit een beentje dat deel uitmaakt van het polsgewricht, en dat uitzonderlijk lang verlengd wordt en zo iets wordt dat de hand van de mol meer graafkracht geeft. De duim is dus geen echte vinger, ook omdat hij pas ná de vijf andere vingers tot ontwikkeling komt.

Wetenschappers hebben in het vakblad Biology Letters het genetisch mechanisme achter de ontwikkeling van de pseudoduim toegelicht. Het is een gevolg van een verhoogde expressie van een gen in de polsregio dat in principe de ontwikkeling van vingers stuurt. In de aan de mol verwante spitsmuis is dat gen niet actief in de regio waaruit het polsgewricht ontstaat.

Ooit is er in de mollenprehistorie dus een kleine genetische wijziging opgedoken die tot de vorming van een zesde vinger aanleiding gaf, en die in het geval van de mol met zijn speciale levenswijze een groot voordeel bood. (DD)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content