Beestenboel: waarom doet de wolzwever zo veel moeite om op een bij te lijken?

© iStock
Dirk Draulans
Dirk Draulans Bioloog en redacteur bij Knack.

Hij ziet eruit als een bij, maar de wolzwever is een vlieg. Hij heeft van misleiding zijn levensstijl gemaakt.

Weinig mensen zullen spontaan aan een vlieg denken als ze een wolzwever zien. De meesten zullen het houden op een bijachtig beestje met een dunne lange snuit dat ‘surplassend’ voor een bloem hangt. De wolzwever ziet er inderdaad wollig uit, als een bij: hij heeft een veel hariger voorkomen dan de gemiddelde vlieg. Ook het feit dat hij zijn lange snuit – bijna zo lang als de helft van zijn lichaam (van maximaal 1,5 centimeter) – in een bloemkelk steekt om er nectar te zoeken, kan aan een bij doen denken. Andere vliegen doen dat nooit.

Maar bij nader toezien zie je vliegenkenmerken aan het insect. De poten van een wolzwever zijn echte vliegenpoten, en zijn een stuk langer dan die van een bij. Ook de ogen zijn die van een vlieg. Als je het diertje in zit kunt bekijken, zul je zien dat het maar twee vleugels heeft, zoals vliegen (bijen hebben er vier). Als ze vliegen kun je dat niet zien, want wolzwevers slaan hun vleugels tot 300 keer per minuut op en neer, onder meer om even ter plekke – als het ware stil – voor een bloem te blijven hangen. Dat kunnen bijen niet, zij moeten op een bloem landen om zich aan de nectar te goed te kunnen doen.

Doordat de vlieg op een bij lijkt, kan ze makkelijker haar eitjes in een bijennest mikken

Waarom heeft de wolzwever zo veel moeite gedaan om op een bij te lijken (of, in een darwinistisch correctere zin: waarom is ze zo sterk op een bij gaan lijken)? Om twee redenen. Ten eerste ontsnapt ze zo makkelijker aan de vele vliegeneters in de wereld. Die zijn op hun hoede omdat ze denken dat ze met een bij te maken hebben. Vliegen hebben geen angel (ook de wolzwever niet), maar bijen wel en vliegeneters willen geen te grote risico’s nemen. Je gaat dus als ongevaarlijke soort kenmerken van een gevaarlijker soort aannemen om rovers te misleiden – het is op veel plekken in het dierenrijk gebeurd.

Het tweede punt is dat wolzwevers voor hun voortplanting vooral afhankelijk zijn van bijen. Ze zoeken een nestje van een solitaire bij. Als ze er één gevonden hebben, gaan ze voor de ingang zweven en katapulteren ze een eitje naar binnen. Dikwijls blijft dat ergens van voren liggen, maar de larve sluipt vrij snel uit en kruipt dan op eigen kracht verder. Binnen doet ze zich eerst te goed aan de voor de bijenlarven opgeslagen voorraad stuifmeel, en vervolgens aan de larven zelf. Als ze genoeg gegeten heeft, verpopt ze om later zelf vlieg te worden. Doordat de vlieg op een bij lijkt, is de eigenares van een nest minder op haar hoede en valt ze de broedparasiet minder makkelijk aan.

Als het niet lukt om eitjes in bijennestjes te mikken, kunnen vrouwtjeswolzwevers ze op bloemen leggen die druk bezocht worden door bijen. De larven proberen dan op eigen kracht op een bij te kruipen voor een lift naar een nest. Een veel complexere strategie, waarvan niet bekend is hoe frequent ze succes heeft.

De mannetjes gebruiken hun zweefkunsten vooral om rond vrouwtjes te hangen. Met hun lange snuit kunnen ze als een vliegenvariant van een middeleeuws toernooi mannelijke concurrenten te lijf gaan. Ze eten veel minder dan vrouwtjes, omdat ze geen eieren hoeven te produceren.

De gewone wolzwever is egaal rosbruin van kleur en vliegt van april tot juni. Omdat zijn voornaamste slachtoffers zandbijen zijn, komt hij vooral op zandgrond voor. Maar hij is lang niet zeldzaam en kan ook in tuinen gezien worden. Het is vooral een kwestie van erop te letten.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content