BEESTENBOEL

© CHEESE! photography

Bioloog Dirk Draulans zoomt elke week in op een opvallend specimen in de Vlaamse natuur – de mens uitgezonderd. Deze week: de goudvink.

‘Is er een grotere rijkdom dan goudvinken in je tuin, met parelblauwe eitjes in hun nest? Geen fortuin kan dat overtreffen.’ Zo begint de monografie die de Kempense kunstenaar Achilles Cools over de goudvink schreef (Uitgeverij Atlas Contact, 192 pagina’s). Cools is een man die zich kan onderdompelen in de vogelwereld die hij ziet, vooral in zijn rechtstreekse leefomgeving, zoals zijn tuin. Hij schreef eerder al een monografie over kauwen, waarmee hij een speciale band had opgebouwd.

Iedereen die ooit een mannetjesgoudvink heeft gezien, begrijpt waarom Cools zo lyrisch over de soort doet: het moet een van de mooiste vogels zijn die je in Vlaanderen kunt waarnemen. Hij behoort ook tot de meest afgebeelde vogels – veel mensen zullen hem louter op een plaatje zien, nooit in het wild. Vroeger was hij een vedette van vogelshows, want hij was gegeerd door vogelvangers. De druk van de vogelvangst zal er ongetwijfeld mee te maken hebben gehad dat de goudvink zeldzaam werd.

Maar de diertjes zijn aan een comeback bezig. Dat betekent niet dat iedereen ze in zijn tuin zal kunnen waarnemen – de goudvink is vooral een bosvogel. Een tuin moet wild zijn, met veel dichte struiken, liefst met bessen en doornen, om goudvinken te lokken. Het soort tuin waarin de goudvink geïnteresseerd is, is niet de tuin waar de diehard tuinliefhebber voor valt.

Het helpt als je de vogels eten en drinken verschaft, ervoer Cools – hij is niet te beroerd om vogels uitgebreid te voederen, ook buiten het winterseizoen, hoewel sommigen dat afraden. De kolonisatie van zijn tuin door goudvinken begon met een ‘schitterend ongeluk’. Een mannetje was tegen een raam van zijn huis gevlogen, waarschijnlijk opgejaagd door een sperwer, een kleine roofvogel die op zangvogels jaagt. Het duurde enkele dagen voor de gewonde vogel hersteld was, maar hij zou Cools’ tuin niet meer verlaten. Meer zelfs: met zijn gefluit lokte hij andere goudvinken, zodat de soort uiteindelijk broedvogel werd in Cools’ leefomgeving.

Cools stelde vast dat het moeilijk is goudvinken te zien te krijgen, maar toch zijn ze niet bang van mensen. Ze vallen gewoon niet op, zelfs niet de mannetjes met hun kleurrijke pakje. Ook hun gefluit is onopvallend. Door zo intens met de goudvink samen te leven, heeft Cools in de loop der jaren boeiende informatie kunnen verzamelen. Zo viel het hem op dat hij steevast meer mannetjes te zien krijgt dan vrouwtjes – en dat heeft niet te maken met het feit dat vrouwtjes veel discreter gekleurd zijn dan mannetjes. Je zou kunnen denken dat de vrouwtjes meer ten prooi vallen aan sperwers en andere roofvogels, maar ook dat lijkt niet het geval te zijn. Om allerlei redenen gaan goudvinkvrouwtjes gewoon gemakkelijker dood dan mannetjes, leerde Cools.

Dat heeft ongetwijfeld vooral te maken met het feit dat ze meer in de voortplanting investeren dan mannetjes, die wel meehelpen met het voederen van de jongen. Maar elk ei dat ze legt, kost een vrouwtje een achtste van haar lichaamsgewicht – ze moet dus constant eten om de productie op peil te houden. Per broedsel legt ze gemiddeld vijf eieren. Soms brengt ze drie legsels in een seizoen groot. Het is dus niet te verwonderen dat vrouwtjes deze periode niet altijd overleven. Er is meer sterfte van ontbering in het broedseizoen dan in de winter, besloot Cools.

Goudvink-vrouwtjes sterven vaker van ontbering in het broedseizoen dan in de winter.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content