Beestenboel: de schuimcicade is recordhouder in het springen

© iStock
Dirk Draulans
Dirk Draulans Bioloog en redacteur bij Knack.

De schuimcicade is een onooglijk beestje met een batterij aan speciale overlevingstactieken.

U hebt het ongetwijfeld al meegemaakt: u zit gezellig langs het water te picknicken onder een grote wilgenboom en u voelt ineens dikke druppels op uw hoofd vallen, hoewel de zon vrolijk schijnt. Wielertoeristen kennen het ook: ze rijden langs een waterweg met wilgen en hebben het gevoel dat ze in een lichte regenbui terechtkomen.

De vermeende regenbuien zijn het gevolg van de activiteiten van een onooglijk maar talrijk voorkomend insect: de schuimcicade. Het zijn smalle beestjes van in volwassen vorm amper een halve centimeter lang. Ze kunnen veel kleuren etaleren en komen op veel planten voor – er zijn meer dan duizend waardplanten voor de soort beschreven. Ze zouden wel een voorkeur hebben voor planten zoals lavendel en wilg, omdat ze daar makkelijker sappen uit kunnen zuigen. De eitjes van de schuimcicade worden in de herfst op een geschikte plant gelegd. In de lente komen ze uit. De pasgeboren jongen zijn slechts een millimeter groot en zijn een miniversie van de ouders, met uitzondering van de vleugels: die hebben ze nog niet.

Plantensappen uit de anus van een klein insect op je hoofd? Niet iedereen zal het een aantrekkelijke gedachte vinden.

Ze creëren onmiddellijk hun eigen biotoopje. Ze maken een hoopje schuim aan, waarin ze zich terugtrekken en waarin ze blijven zitten tot ze volwassen zijn. In dat schuimhoopje zuigen ze zich vast in de plant om aan sappen te komen. Plantensap is niet echt voedzaam, dus moeten ze veel opzuigen om er genoeg voedingsstoffen uit te kunnen halen. Studies suggereren dat een schuimcicade elke 24 uur tot 280 keer zijn lichaamsgewicht aan sappen kan opzuigen.

Het overtollige vocht komt langs de anus weer uit het diertje. In het begin wordt een deel van het uitgescheiden vocht gemengd met lucht en enkele stoffen die de diertjes zelf produceren om het schuim te maken. Later komt een groot deel van het sapafval lager terecht, op picknickers en wielertoeristen. Overtollige opgezogen plantensappen uit de anus van een klein insect op je hoofd? Niet iedereen zal dat een aantrekkelijke gedachte vinden.

De volwassen diertjes hebben vleugels die ze als een tentzeil over hun lichaam plooien. Ze gebruiken ze zelden om te vliegen. Dat hoeft ook niet, want de schuimcicade is in het dierenrijk recordhouder in het springen. Hij kan vanuit stilstand 70 centimeter ver springen. Dat is honderdmaal zijn lichaamslengte. Zijn twee achterste poten fungeren als een soort katapult. Als het diertje wandelt, sleept het die poten gewoon achter zich aan. Uiterst krachtige spieren spannen de poten op voor het springen. Het diertje kan een kracht van vierhonderd keer zijn lichaamsgewicht genereren. Dat is vier keer meer dan een vlo en honderd keer meer dan een mens. De vertreksnelheid is 4 meter per seconde. Indrukwekkend voor zo’n nietig ding.

De schuimcicade duikt al in de zesde eeuw in een geschrift op: een tekst van de heilige Isidorus. Omdat de ‘regendruppels’ samenvielen met het roepseizoen van de koekoek werden ze lang als ‘koekoeksspuug’ bestempeld. Ondanks haar alomtegenwoordigheid op allerlei planten is de soort nooit als een probleem beschouwd. Maar onlangs verscheen een studie in The Journal of Pest Science – een slecht teken. Er is ontdekt dat de schuimcicade drager kan zijn van een bacterie die een ravage kan aanrichten in olijfboomgaarden. De alarmbellen zijn afgegaan, ook op Europees niveau. Het onschuldige diertje met zijn uitzonderlijke kwaliteiten is ineens een mogelijke vijand geworden.

Partner Content