Beestenboel: de oeverzwaluw kan op menselijke assistentie rekenen

© iStock
Dirk Draulans
Dirk Draulans Bioloog en redacteur bij Knack.

Onze kleinste en zeldzaamste zwaluw heeft zijn oorspronkelijke biotoop zo goed als volledig verloren. Hij moet nu broeden in vaak tijdelijke afgravingen.

De meeste mensen kennen de boerenzwaluw en de huiszwaluw (en de gierzwaluw uit onze steden, maar dat is geen echte zwaluw). Maar de derde zwaluwsoort in ons land is minder bekend: de oeverzwaluw, een bescheiden beestje met een bruine bovenkant, een lichte onderkant en een opvallend kort staartje.

Het diertje deed zijn naam aanvankelijk alle eer aan: zijn voornaamste broedbiotoop waren steile zandwanden langs de oevers van beken en rivieren. Helaas zijn die sinds een halve eeuw geleden systematisch opgeofferd aan de instrumentalisering van onze natuur: alles moest handiger worden voor economisch gebruik. Beken werden rechtgetrokken en waar mogelijk in een betonnen keurslijf geperst, want dat werd als nuttig voor de landbouw beschouwd. Het broedgebied van de oeverzwaluw ging daarbij verloren. De populaties crashten.

Om niet onderuit te gaan, volgde de oeverzwaluw het klassieke darwiniaanse principe: hij paste zich aan veranderende leefomstandigheden aan. Hij entte zich op door de mens gemaakte structuren – maar niet op bebouwing, zoals de boerenzwaluw en de huiszwaluw. Hij zocht en vond plekken die leken op zijn oorspronkelijke oeverbiotoop: steile wanden in zandophopingen en infrastructuurwerken. Dat was een heikele onderneming: nogal wat ondernemers zijn niet opgezet met de aanwezigheid van de beschermde diertjes, wier kolonies ze niet mogen verstoren. Natuurvriendelijke aannemers sturen hun werkzaamheden bij in aanwezigheid van zo’n kolonie – die na enkele maanden toch weer verlaten wordt. Maar de meerderheid trekt zich er niets van aan en graaft de nestgangen ongenadig weg.

Nogal wat ondernemers zijn niet opgezet met de aanwezigheid van de beschermde diertjes, wier kolonies ze niet mogen verstoren

Een verslag in Natuur.oriolus van Dries Martens en Johan Baetens, medewerkers van Natuurpunt die in de Antwerpse haven actief zijn, belicht de groeiende rol van de haven in het voortbestaan van de oeverzwaluw in ons land. Met haar gigantische werven biedt ze de soort veel mogelijkheden. Tijdens de graafwerken voor het Deurganckdok op de linkeroever van de Schelde ontstond er zelfs een kolonie met bijna 1000 broedkoppels. Dat is een enorm aantal, als je bedenkt dat de broedpopulatie in Vlaanderen op iets tussen 6000 en 7500 koppels geschat wordt.

Die reuzenkolonie is verdwenen, nu de werken aan het dok achter de rug zijn. De oeverzwaluwen hebben zich over een aantal locaties verspreid. In de tijd dat ze nog in natuurlijke oevers broedden, waren ze heel plaatstrouw: de helft kwam broeden in de geboortekolonie. Zodra ze een kolonie hadden gekozen, kwam de grote meerderheid er jaar na jaar terug. Nu zijn de diertjes flexibeler en verhuizen ze gemakkelijk. Voor hun voeding hebben ze waterpartijen nodig – ze eten vooral insecten die boven het water dansen. Zulke plekken zijn er overvloedig in en rond het Antwerpse havengebied.

Omdat de haven zo belangrijk is geworden voor de oeverzwaluw, hebben de havenautoriteiten in samenwerking met Natuurpunt maatregelen genomen om de soort een handje te helpen. Er worden plannen gemaakt om permanente zandwanden te creëren. In afwachting daarvan worden ongebruikte zandvoorraden zo afgegraven dat ze geschikt worden voor de diertjes. Die kunnen dus op menselijke assistentie rekenen. Het is eens iets anders.

Partner Content