Ignace Demaerel

Pinksteren, het feest van enthousiasme, inspiratie en geestelijke harttransplantatie

Ignace Demaerel Godsdienstleraar en auteur

Van de vier grote christelijke feesten (Kerst, Pasen, Hemelvaart en Pinksteren) is Pinksteren zonder twijfel hetgeen het minst gevierd wordt. Maar het is zeker ook het minst gekend en begrepen

Van de vier grote christelijke feesten (Kerst, Pasen, Hemelvaart en Pinksteren) is Pinksteren zonder twijfel hetgeen het minst gevierd wordt. Maar het is zeker ook het minst gekend en begrepen. In een steeds verder seculariserende cultuur wordt de onbekendheid met ons geestelijke erfgoed altijd maar groter. Maar ik vraag me ook ernstig af of deze betekenis vroeger wél werd begrepen door de gemiddelde kerkganger.

Pinksteren is het minst ’tastbare’ feest: het reikt ons weinig visueels aan om er folklore rond te bouwen (zoals de kerststal, os en ezel, paaseieren…). Het is inhoudelijk het meest ‘geestelijke’ feest, het meest abstracte, het moeilijkst te ‘vatten’. En dat heeft natuurlijk alles te maken met het gebeuren dat herdacht wordt. Ja, euh, wie weet het nog? Waar ging dat nu ook alweer over? Zou de helft van de mensen het tegenwoordig nog weten, een kwart…?

Sommigen peilen diep in hun geheugen en herinneren zich nog vaag iets over ‘vlammetjes’ die op de apostelen neerdaalden. Ja, we gaan in de goede richting: het gaat om de uitstorting van de heilige Geest op de eerste christenen (zie Handelingen van de Apostelen, hoofdstuk 2).

Maar eerst nog wat dieper graven: Pinksteren was in die tijd ook al een bestaand feest van de Joden, ‘Sjawoeoth’ geheten. ‘Sjawoeoth’ betekent ‘weken’ en is het feest van de eerstelingen van de oogst, zeven weken na Pasen. In oorsprong was het dus een landbouwfeest, maar tegelijk had het een religieuze dimensie: de Joden vierden dat ze, na de uittocht uit Egypte (= Pesach, Pasen), in de Sinaïwoestijn bij de berg Horeb de Thora (wet) van God kregen. Joden zien de wet dus niet als een zware last, een juk van strenge verboden en enge restricties, maar als een geschenk en zegen van God. Tja, ’t is maar hoe je het bekijkt. Het woord ‘Pinksteren’ komt dan weer van het Griekse ‘pentekostè’ (denk maar aan het Franse ‘pentecôte’ en het Engelse ‘pentecost’), wat ‘vijftigste’ betekent, namelijk de 50ste dag na Pasen (7 weken = 49 dagen + 1, voor wie het wil narekenen).

Maar nu springen we weer een dikke duizend jaar verder in de tijd. De apostelen hadden na Pasen een zware tijd: eerst moesten ze nog verwerken dat ze allemaal gefaald hadden (het verraad van Judas, de verloochening door Petrus, en de rest had Jezus ook in de steek gelaten). Ze bleken hun meester toch niet écht begrepen te hebben, en dachten op een bepaald ogenblik nog steeds dat Jezus een aards koninkrijk zou vestigen in Jeruzalem. Jezus had hen ook de opdracht gegeven om zijn evangelie te vertellen aan alle volken van de wereld – stel je eens voor: wat een onmogelijke opdracht voor 12 eenvoudige mannen! Ze hadden reuzengrote vragen in hun hoofd, en tot overmaat van ramp steeg Jezus op naar de hemel en liet hen dus alleen achter: nu was het nóg onmogelijker! Ze voelden zich verweesd, onzeker, hun ‘ego’ geknakt. Voorts was er de voortdurende dreiging van verdere represailles door de Joodse leiders die deze kleine nieuwe ‘sekte’ in de kiem wilden smoren.

Maar vlak vóór zijn hemelvaart had Jezus hen de opdracht gegeven om er niet direct op uit te trekken, maar te wachten in Jeruzalem tot ze de beloofde Heilige Geest zouden krijgen. Tien dagen hebben ze ‘actief gewacht’, in gebed verenigd in de beroemde bovenzaal, en toen gebeurde het totaal onverwachte: er kwam een geluid als van een hevige wind en iets wat op vuurvlammetjes leek, daalde op hun hoofd neer. Blijkbaar was er binnen in hen ook een ‘geestelijke lont’ aangestoken, want ze begonnen plots allemaal in onbekende talen te spreken: de vreemde klanken stroomden als een waterval uit hun mond, die ze niet meer konden stopzetten. Ze konden zelfs niet in de veilig afgesloten bovenzaal blijven, maar moésten a.h.w. de straat op. Hun vrees voor arrestatie en vervolging was als sneeuw voor de zon gesmolten.

Er verzamelde zich een menigte van duizenden nieuwsgierigen rond hen, uit tientallen volken en talen, allemaal Joden uit de Diaspora die uit vele landen samengekomen waren voor Sjawoeoth in Jeruzalem. De apostelen leken wel één dronken bende, maar ze waren niet dronken van wijn, maar van de Geest: dus ‘geest-rijk’ in de non-alcoholische zin van het woord. Ze spraken talen die ze zelf niet kenden, maar die wel herkend werden door de omstaanders. Hier gebeurde eigenlijk het omgekeerde van wat bij de toren van Babel plaats gevonden had: waar vroeger de talen werden verward en de mensen uit elkaar gingen, kwamen ze nu bij elkaar en verstonden ze elkaar.

Op zeker ogenblik hief Petrus zijn hand op als teken dat hij het volk wou toespreken, en deze simpele visser schudde daar even een preek uit zijn mouw die hij niet voorbereid had, waarna 3000 mensen zich bekeerden en zich lieten dopen. Daarom wordt Pinksteren ook als de geboorte van de Kerk beschouwd: de eerste stoot was gegeven, en het zou alleen nog maar groeien.

Maar nu even dieper ingaan op de inhoud: wat betekent die uitstorting van de Heilige Geest, wie is die mysterieuze Geest en waarom is Hij belangrijk? Het zal spoedig duidelijk worden dat zijn betekenis nauwelijks overschat kan worden. Om de geestelijke achtergrond hiervan te begrijpen, moeten we weeral honderden jaren in de tijd terugkeren, namelijk naar de oude profeten Jeremia en Ezechiël, beiden levend rond 600 V.C., rond de Babylonische ballingschap. Zij leefden in een tijd dat het volk Israël in een absoluut dieptepunt zat. De Thora, de wet van God, waarvoor zij Hem zo gedankt hadden, hadden ze honderden jaren lang bijna systematisch overtreden. Israël was geestelijk bankroet: het oude verbond was feitelijk verbroken, het was onhaalbaar gebleken, de menselijke natuur te zwak. Het ‘uitverkoren’, heilige volk van God bleek geen haar beter dan de andere volken errond: de corruptie en criminaliteitscijfers piekten even hoog. Maar plots, a.h.w. los van elkaar, profeteerden beide profeten dat God in de toekomst een nieuw verbond zou sluiten! Ditmaal niet meer de wetten op stenen tafels (zoals bij Mozes), maar ín de harten van de mensen. God zou de harten van steen wegnemen en een hart van vlees in de plaats zetten; of anders gezegd: een nieuw hart en een nieuwe geest geven (zie Jeremia 31:31-34 en Ezechiël 36:26-27)!

Dit is een revolutionaire profetie met een tijdloze draagwijdte. Want wetten die van bovenaf opgelegd worden, wérken niet echt. Zolang een mens de wetten en regels percipieert als ‘iets van buiten’, zal hij altijd eigenzinnig en weerbarstig reageren en proberen eraan te ontsnappen. Het is pas wanneer iemand een innerlijke motivatie vindt, dat hij echt groeit in volwassenheid. Je kan dit makkelijk illustreren met jongeren op school: zolang zij het gevoel hebben dat zij naar school moéten omdat de wet dit verplicht, of omdat de leerkrachten of ouders achter hun vodden zitten, zullen zij dit zo minimaal mogelijk en met tegenzin doen. In het beste geval (!) zullen ze studeren als een noodzakelijk kwaad, geforceerd of uit angst voor straf. Het is pas wanneer zij een innerlijke klik maken, wanneer het besef ontwaakt dat dit voor hun eígen toekomst is, dat zij ook uit zichzelf hun huistaken zullen maken, zonder uiterlijke controle of dwang.

Hetzelfde geldt voor alle andere maatschappelijke wetten, zoals verkeersregels, het invullen van de belastingpapieren, en respect voor het milieu…

Wat Jeremia en Ezechiël aanstipten raakt dus de kern van de zaak: dáár gaat het altijd fout met de moraliteit, de burgerzin en het respect. Het is niet dat de wetten niet goed zijn, niet dat mensen ze niet kennen, maar… dat ze niet verinnerlijkt zijn. Als God met zijn vinger eens de wetten in onze harten zou kunnen schrijven met onuitwisbare inkt, of in ons geweten graveren met een beitel, dan zullen we die morele normen en waarden van binnenuit, met overtuiging en van harte gehoorzamen. Dan hebben we eindelijk begrépen dat dit het beste is voor onszelf en voor de anderen: dan is het ingezonken, doorgedrongen, ‘de frank is gevallen’.

Wat de twee grote profeten dus voorspelden, is volgens Lukas, de evangelist, realiteit geworden met Pinksteren: de Heilige Geest is ín de harten van de gelovigen uitgestort, om hen aan de binnenkant te veranderen, om hen goésting te geven om God te kennen en het goede te doen. Dan wordt bidden een vreugde i.p.v. een plicht, naar de kerk gaan een herbronning i.p.v. een ritueel, dienstbaarheid een plezier i.p.v. een offer… Ken jij van dat soort christenen? Die niet geloven uit traditie, uit schuldgevoel of angst voor de hel, maar omdat ze het zélf willen en met vreugde? Iemand die innerlijk in vuur en vlam staat, kan bergen verzetten, is onstuitbaar, stráált iets uit. Denk maar aan een pater Damiaan en een moeder Teresa, Henri Dunant of Albert Schweitzer en nog tienduizenden anderen die nooit bekend zullen worden.

De sterkste motivatie is deze die het diepst zit, met liefde en passie doordrongen. Wie God dient of naar de kerk gaat uit angst, schuldgevoel of routine, is nog blijven steken op het niveau van de uiterlijke motivatie, zeg maar: op kleuterniveau. Als God een Vader is, kan Hij moeilijk blij zijn met kinderen die niet volwassener worden dan dit, of wel?

In feite is de H. Geest voor de gelovige helemaal geen luxe, geen optie die je kan selecteren of verwerpen. Het is gewoon niet eens mogelijk de weg van Jezus te bewandelen zónder de H. Geest: de evangelische normen zijn te hoogstaand, te radicaal, simpelweg onbereikbaar. Zonder de Geest in ons zou het christendom de moeilijkste religie van allemaal zijn, bovenmenselijk zwaar, een loden last. De enige grondige oplossing die tegelijk ‘duurzaam’ is (om eens een hip woord te gebruiken), is: een nieuw hart, een nieuwe geest. Anders gezegd: een geestelijke harttransplantatie! Ook Johannes (hfst 3) zegt dat een mens ‘opnieuw geboren’ moet worden door de Geest van God. Vergelijk het met een oude, tot op de draad versleten auto: wat baat het om hem helemaal opnieuw te schilderen, als de motor versleten is? De bínnenkant moet veranderen! Of wat nut heeft het om een huis waarvan de fundamenten rot zijn, opnieuw te gaan bepleisteren? Iets minder dan een ‘extreme make-over’ voldoet niet meer. Onze moderne cultuur is extreem goed in facelifts en glitterverpakking, maar als het over wezenlijke dingen gaat…

De H. Geest is niet gemakkelijk om voor te stellen, maar enkele beelden helpen wel een beetje om Hem te visualiseren. Hij wordt bijv. vaak vergeleken met olie, in die tijd de brandstof voor vuur en licht. Maar ook vandaag is de toepassing duidelijk: hoe lang zou je met je auto kunnen rijden als de olie op is? Olie is nodig om de tandwielen te smeren en een machine vlot te laten draaien. Zonder dat zou je je motor verbranden, of: opgebrand raken.

Een ander beeld voor de Geest is ‘wind’. Zowel het Hebreeuwse woord ‘Ruach’ als het Griekse woord ‘Pneuma’ kunnen vertaald worden als ‘geest’, ‘wind’ of ‘adem’. De Geest is, zoals wind, onzichtbaar en ongrijpbaar: Hij doet zijn werk meestal onmerkbaar zoals de ‘lucht’, discreet op de achtergrond, maar zonder zuurstof kunnen we niet leven. Maar wind kan soms ook orkaankracht hebben: iemands leven kan er helemaal door ondersteboven geblazen worden. Ook ons woord ‘enthousiast’ komt hieruit voort, want het betekent (vanuit het Grieks) ‘in-geblazen’: de wind van de Geest is in iemand binnengeblazen, waardoor het (tevoren smeulende?) vuur in hem aangewakkerd wordt en hij in vuur en vlam staat. En ook het Latijnse woord ‘in-spiratie’ is verwant met ‘spiritus’ (geest).

Pinksteren brengt enthousiaste, geïnspireerde, vurige, ‘geestige’ mensen voort, zeer hard nodig in een geest-arme maatschappij!

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content