Patrick Martens

Pensioenzorgen

Een nieuwe regering, in welke samenstelling ook, krijgt onvermijdelijk weer het pensioendossier op haar bord.

Iemand nog iets vernomen van Michel Daerden? Van de ontslagnemende PS-minister van Pensioenen herinnert iedereen zich de schertsvertoning begin dit jaar in de Senaat, toen hij lallend in het Nederlands aankondigde dat er eerst een ‘groenboek’ en daarna een ‘witboek’ over ‘Een toekomst voor onze pensioenen’ op stapel stond.

Door de voortijdige val van de regering-Leterme II kwam er van dat tweede boek niets meer in huis. Het eerste bevatte een lange opsomming van bekende gegevens en cijfers over de gepensioneerden en hun inkomen, zonder ook maar één woord over de ingrepen om de toekomst van de pensioenen te vrijwaren.

Daerden had zelfs Michel Jadot, klussenman bij uitstek voor de PS en voorzitter van een taskforce of redactiecomité voor het groenboek, nodig om hem en de rest van de regering enigszins wegwijs te maken in de draagwijdte van het pensioendossier. De politieke conclusies bleven beperkt tot de aankondiging dat de wettelijke pensioenleeftijd van 65 jaar niet verhoogd wordt en dat het met de financiering van de pensioenen allemaal goed komt als we maar zorgen dat we tegen 2030 drie jaar langer werken dan vandaag.

Daerden en co. hoeven zich niet te bekommeren om hun oude dag, maar de pensioenzorgen van het gros van de bevolking zijn er niet minder door geworden. Zowat alle signalen in dit dossier staan al lang op rood. In haar recentste jaarverslag wijst de Studiecommissie voor de Vergrijzing erop dat de pensioenuitgaven tot in 2060 met zowat de helft zullen toenemen. Halverwege die periode zal het aantal gepensioneerden al met 1,1 miljoen gestegen zijn, terwijl het aantal mensen op actieve leeftijd met bijna een half miljoen gedaald zal zijn. Dat zou wel eens extra zuur kunnen opbreken omdat geen reserves voor de pensioenlasten werden opgebouwd.

De meer dan precaire situatie van de overheidsfinanciën laat ook geen royale verhoging van het wettelijk pensioen toe, terwijl een op de vijf ouderen in armoede leeft en de maandelijkse uitkering voor gepensioneerde werknemers gemiddeld niet eens 60 procent van hun vroegere loon bedraagt. De toepassing van een loonplafond voor de pensioenberekening maakt het bovendien niet aantrekkelijk om veel langer dan nodig te werken en bij te dragen (resultaat: amper 35 procent van de 55-plussers is nog aan de slag).

De aanvullende pensioenregelingen zijn dan weer te bescheiden en te verscheiden om iedereen na de pensionering een behoud van de levensstandaard te waarborgen.

Het Raadgevend Comité voor de Pensioensector, met daarin vertegenwoordigers van gepensioneerden- en andere sociale organisaties, meent dat de overheid alles moet zetten op een substantieel hoger wettelijk pensioen en geen (fiscale) steun meer mag toekennen aan aanvullende pensioenregelingen. Dat advies veegt niet alleen de pensioenaanpak van de voorbije twee decennia op een hoopje, het is helaas ook politiek en budgettair onrealistisch.

Het ontslagnemend kabinet bakte er in de hele pensioenkwestie niets van. Een nieuwe regering krijgt dit dossier dan ook snel weer op haar bord. Ze zal veel inventiever en doortastender uit de hoek mogen komen.

Patrick Martens

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content