Vickie Dekocker

Over groene, rode en blauwe verliezers: pleidooi voor een eenheidsvakbond

Vickie Dekocker Vlaams Agentschap voor Ondernemersvorming (SYNTRA Vlaanderen)

Willen de drie vakbonden hun slagkracht behouden, dan denken ze misschien best aan herorganisatie richting eenheidsvakbond.

Bij de nakende sociale verkiezingen zullen de drie vakbonden strijden om de mandaten voor de ondernemingsraad en het comité voor preventie en bescherming op het werk. Vooral ACV en ABVV gaan de onderlinge strijd aan voor zoveel mogelijk mandaten. Het liberale ACLVB speelt meestal een mindere rol van betekenis. Maar het is oppassen, want als drie honden vechten om een been… loopt de vierde er mee heen.

De historisch gegroeide slagkracht van de vakbond neemt immers af door de dominantie van multinationale ondernemingen in het economische landschap. Denk maar aan de herstructureringen, de discussies rond de notionele interestaftrek en de grote moeite die wordt gedaan om banken te redden. De ideologische (en dus gekleurde) breuklijnen zorgen voor de extra breuken die dit reeds complexe landschap niet nodig heeft.

Indien de vakbond haar constructieve rol wil behouden, moet ze zich herorganiseren. In een eenheidsvakbond bijvoorbeeld. Die kan immers een oplossing bieden voor de drie punten die de werknemersbelangen in multinationale ondernemingen vandaag bedreigen.

Een eerste probleem is de regeling voor de oprichting van ondernemingsraden. Wettelijk is een ondernemingsraad verplicht vanaf 100 werknemers, ook als er entiteiten zijn die minder dan 100 werknemers tewerk stellen maar operationeel samenwerken. Het probleem van deze maatregel komt pas aan het licht wanneer multinationale ondernemingen deze gaan misbruiken. Concreet construeren ze een juridische entiteit op Belgisch of regionaal niveau zodat overgenomen KMO’s op zich niet langer afzonderlijk bestaan. Elke multinationale onderneming telt dan 1 Belgische ondernemingsraad en vermindert dus het aantal vakbondsmandaten.

Maar ook de vakbonden zijn niet onschuldig, een tweede probleem is dat bij onderhandelingen de verlanglijstjes en de aanpak van de verschillende vakbonden niet op elkaar zijn afgestemd. De voorkeur voor bepaalde verloningsinstrumenten zoals de collectieve bonus (CAO 90) en maaltijdcheques zijn hier een goed voorbeeld van. Eigen onderzoek toont aan dat bepaalde vakbondsafgevaardigden op ondernemingsniveau kiezen voor maaltijdcheques waarbij het bedrag dagelijks is verzekerd, terwijl andere afgevaardigden een collectief bonussysteem verkiezen waarvan de finale premie hoger kan zijn voor de werknemers maar minder wordt gegarandeerd. Ook de houding ten aanzien van het management verschilt. ACV stelt zich doorgaans meer compromisbereid op terwijl het ABVV zich eerder opstelt in de klassieke werknemers-tegen-werkgeversrelatie.

Ten slotte staat ook de interne keuken binnen één vakbond niet altijd op orde. Zo stellen vertegenwoordigers van het ene paritaire comité hun achterban veilig door bijvoorbeeld niet toe te stemmen in premies die hun achterban in een hogere fiscale schijf zouden brengen. Daardoor worden premies echter finaal ook niet toegekend aan werknemers van andere paritaire comités.

Het inspelen op de diversiteit tussen en binnen vakbonden is een krachtig wapen om hun slagkracht te ondergraven. Vakbonden moeten dus niet zelf de mogelijkheden aanreiken om hun eigen positie te verzwakken. Want dan is het niet één tegen allen, maar allen tegen elkaar, zoals nu het geval is.

Hoe zou zo’n een eenheidsvakbond er dan moeten uitzien? Vooreerst moet de vakbond het eenheidsstatuut niet enkel gebruiken om loon-en arbeidsvoorwaarden van arbeiders en bedienden op elkaar af te stemmen, het moet ook een middel zijn om haar eigen structuur in vraag te stellen. Want eens het eenheidsstatuut er is, zal die niet anders kunnen dan hervormen. De vakbond moet met andere woorden proactief zijn en haar toekomst veilig stellen.

In de eerste plaats moet gezocht worden naar gemeenschappelijke doelstellingen waarop de ondernemingsraad actief is en dit op twee niveaus: tussen de vakbonden onderling en tussen vertegenwoordigers van arbeiders en bedienden van dezelfde sector. De afgevaardigden van verschillende ondernemingen doen dezelfde oefening in de tweede fase op sector niveau. De derde stap valt op het interprofessioneel niveau, een belangrijk kenmerk van het Belgisch sociaal overlegmodel. Daar wordt een gemeenschappelijk verlanglijstje onderhandeld.

Als de vakbonden op deze manier erin slagen een nieuwe structuur in te passen in het huidig sterk sociaal model, dan worden ze een blijvende, effectieve representatieve organisatie voor werknemers in multinationale ondernemingen.

Vickie Dekocker

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content