Vrije Tribune

Open brief aan Louis Tobback, Burgemeester van Leuven

Vrije Tribune Hier geven we een forum aan organisaties, columnisten en gastbloggers

Archeologen, in Vlaanderen of elders in Europa, zijn geen cowboys die uit eigen beweging her en der interessante gaten slaan.

Geachte Burgemeester,
Geachte Heer Tobback,

Reeds enige tijd richt u uw retorische pijlen op de archeologische regelgeving en bij uitbreiding op het archeologisch bedrijf in Vlaanderen. Dat is uw eenvoudig democratisch recht. U klaagt over het ambtelijk apparaat, zij het hopelijk met een meer genuanceerde inzet dan de Heer Karel Van Eetvelt die een vergelijking met de Taliban niet schuwde. Toch laten bepaalde van uw uitspraken weinig aan de twijfel over: “Vlaanderen verplicht ons telkens die gekheden te laten uitvoeren, anders krijgen we geen bouwvergunning. Dat heeft een naam: oplichting.” (Het Laatste Nieuws, 12 februari 2011) en “Je vindt overigens geen archeologen meer in Vlaanderen, want die zijn allemaal bezig. Dit is een zelfbedieningswinkel geworden.” (idem).

Verder kaart u in de media de willekeur aan van adviezen gegeven door een ambtenaar met onvoldoende anciënniteit en de kost van de daar mee gepaard gaande opgravingen. In Humo van 22 maart ll. vertrekt uw betoog vanuit uw liefde voor archeologie. U haalt aan hoe u reeds meerdere malen naar de opgraving van Sagalassos door de KULeuven in Turkije bent geweest en dat de stad zowaar 25.000 euro per jaar aan deze opgraving doneert. Toch lijkt u minder warm te lopen voor archeologisch onderzoek in uw eigen stad, naar uw eigen verleden, naar uw eigen wortels. We kenden reeds uw bezwaren tegen het oudheidkundig onderzoek in Leuven, maar nu trekt u ook, en naar mijn aanvoelen zeer ongenuanceerd, van leer tegen archeologische projecten die lopen in buurgemeentes van Leuven, als daar zijn Rotselaar en Holsbeek.

Toevalliger wijze worden in beide gemeentes inderdaad de voetbalvelden op dit eigenste moment onderzocht. Omdat er, zoals in het geval van Rotselaar een heel nieuwe sportinfrastructuur wordt opgetrokken op de betrokken percelen of omdat Aquafin in Holsbeek rioleringswerken uitvoert die het voetbalveld doorkruisen en in beide gevallen het archeologisch potentieel van de terreinen zeer hoog is.

Ik zou mij bij dit alles persoonlijk aangevallen kunnen voelen. Dat is mijn eenvoudig persoonlijk recht. Ik zou u, in mijn functie van Intergemeentelijke archeologe van WinAr (Rotselaar-Tielt-Winge-Holsbeek), kunnen trachten uit te leggen waarom ik Aquafin de door u aangehaalde kostenraming van 3 miljoen euro voor opgravingen heb gegeven of waarom ik in samenspraak met Aquafin naar een alternatief tracé voor de riolering aan het zoeken ben. Verder zou ik kunnen proberen u de wetenschappelijke logica uit te leggen waarom het wel zinvol is de (reserve)voetbalvelden van Rotselaar en Holsbeek te laten onderzoeken, of de gelegenheid te baat nemen u te vertellen dat er ook op de toekomstige kavels van een sociale woonwijk in Tielt-Winge een archeologische prospectie gestart wordt. En misschien zou ik u zelfs mijn CV kunnen sturen om te bewijzen dat ik geen novice in het vak ben, of het kunnen hebben over de positieve reacties van de inwoners van Leuven en het publieksinitiatief van de handelaars van de Tiensestraat. Maar laat ons eerlijk zijn, geachte Burgemeester, noch U noch ik zouden daarvan beter worden.

Immers, niet alles wat u laat optekenen in de media is onjuist, net zo min dat u de enige zou zijn die deze problematiek aankaart. U legt in bepaalde opzichten de vinger op bestaande pijnpunten van de huidige Vlaamse regelgeving aangaande de bescherming van het archeologisch patrimonium.

In een dergelijke context is het belangrijk duidelijkheid te scheppen. Het aanhalen van het desbetreffend kader kan daarbij helpen. Bij alle stedenbouwkundige vergunningsaanvragen die onder de bijzondere procedure van de Vlaamse Codex voor Ruimtelijke Ordening (aanvragen door publiekrechterlijke personen en/of betrekking hebbende op werken van algemeen nut) en bij uitbreiding onder artikel 5 van het ‘Decreet van 30 juni 1993 houdende bescherming van het archeologisch patrimonium’ (aanvragen betreffende de bijzondere procedure met invloed op de ondergrond) vallen, dient een advies aan het Agentschap Ruimte en Erfgoed gevraagd te worden. Omwille van uw politieke staat van dienst herinnert u zich dat deze beide decreten gestemd werden in het Vlaams parlement tijdens legislaturen waarbij SP(.A) in de meerderheid zat. Het Archeologie decreet is zelfs bij unanimiteit van SP stemmen aangenomen.
In navolging van dit kader, geeft de bevoegde ambtenaar van Ruimte en Erfgoed, conform de wettelijke procedure, standaard een gunstig advies in de bouw- of verkavelingsvergunningsaanvraag. Of dit advies eventueel voorwaardelijk kan zijn (en er dientengevolge een archeologische voorstudie wordt aanbevolen) hangt af van tal van factoren. Zo spelen (sub-)recente verstoringen, locatie en omvang van het plangebied, bodemgesteldheid, gekende cartografische, geschreven, iconografische bronnen en/of eerdere historische/archeologische studies, vaak in combinatie, een doorslaggevende rol in deze beslissing. Bij het verkrijgen van zijn vergunning kan de aanvrager dus geconfronteerd worden met de vraag tot een archeologisch vooronderzoek in de voorschriften. Het zoeken van een archeologisch studiebureau dat dit onderzoek kan uitvoeren, kan in bepaalde gevallen wat tijd kosten. Dit heeft, in mijn ogen, deels te maken met het feit dat de archeologische markt in Vlaanderen nog niet zo gerijpt is als in de ons omringende landen en bij uitbreiding het merendeel van de Europese lidstaten, maar zeker met het feit dat deze procedure als nieuw en verrassend zou kunnen overkomen bij de betrokken partijen. Het doel van elk vooronderzoek is duidelijk vastgelegd: het dient om het archeologisch potentieel van een terrein te evalueren. Na evaluatie van de resultaten zal het Agentschap Ruimte & Erfgoed overgaan tot een vrijgave van de percelen, of zal, in bepaalde gevallen, een opgraving aanbevolen worden van het volledige of delen van het studiegebied. Bij het maken van deze laatste aanbeveling zal de inplanting van de gewenste gebouwen, de aard van de archeologische sporen en de diepte van de geplande verstoring in de bodem een rol spelen.

Tenslotte, wanneer dit wetenschappelijk onderzoek afgerond is en geëvalueerd werd door Ruimte & Erfgoed zullen de aannemingswerken kunnen beginnen. De kosten verbonden aan deze onderzoeken worden in de huidige regelgeving volledig op de bouwheer verhaald. Deze laatste kan op zijn beurt gaan aankloppen bij bijv. de provincie Vlaams-Brabant, de VMSW (in het kader van sociale woningbouw), of in bepaalde gevallen in het verleden zelfs bij zijn gemeentebestuur (Riemst).

Niemand, geachte Burgemeester, betwist dat de vertragingen en de kostenlast die eventuele archeologische werkzaamheden met zich meebrengen, problematisch zijn. Integendeel zelfs. De voorbije 7 jaar heeft het Agentschap Ruimte & Erfgoed stelselmatig geld vrijgemaakt om intergemeentelijke archeologische diensten (IADs) te subsidiëren om zo de kloof met de burger te dichten. Vandaag zijn 50 gemeentes in Vlaanderen betrokken in dergelijke samenwerkingsverbanden. Waar de stadsarcheologische diensten (Antwerpen, Mechelen, Maaseik, Gent) uitvoerende opgravingsploegen zijn op het terrein, met een beperkte adviesbevoegdheid, zijn de ambtenaren verbonden aan IADs beleidsarcheologen. Dit houdt in dat zij geen (of in beperkte mate) veldwerk uitvoeren, en vooral een coördinerende en faciliterende functie hebben. Zij zijn de aanspreekpunten waar naar burgers, bouwheren en aannemers zich kunnen wenden als er een voorwaardelijk gunstig archeologisch advies in de bouwvergunning werd geschreven. Tevens kunnen zij – indien gewenst- de offerte-aanvragen aan de archeologische studiebureaus uitschrijven en evalueren, en de bouwheren helpen met allerhande logistieke beslommeringen. Zij verzorgen tevens de wetenschappelijke begeleiding van de archeologische werkzaamheden binnen hun gebied en laten het grote publiek kennis maken met de verborgen en telkens boeiende geschiedenis van hun gemeente. Het beheer van het opgegraven archeologisch patrimonium valt ook onder hun bevoegdheid. Bovendien hebben zij (en dat is niet onbelangrijk in hun engagement naar hun gemeentes) een adviserende bevoegdheid in dossiers waarvan de gemeente dossierbeheerder is. Rotselaar, Holsbeek en Tielt-Winge hebben zich er dus toe geëngageerd zich voor hun dossiers archeologisch te laten adviseren door hun intergemeentelijk archeologe, daar waar andere gemeentes zonder IAD (zoals Leuven) dit niet doen.

Een tweede pijler van de werking van een intergemeentelijke archeologische dienst is het geven van de zgn. pre-adviezen. Dit zijn dossiers die in de ontwerpfase van de werken voorgelegd worden aan de beleidsarcheoloog. Enerzijds gebeurt dit opdat de bouwheer zou weten of hij tot een archeologisch vooronderzoek verplicht zou kunnen worden na het indienen van de bouwvergunning. Anderzijds bieden deze pre-adviezen ook de mogelijkheid een consensus te bereiken tussen de bouwheer en het Agentschap Ruimte & Erfgoed, teneinde de kosten en de vertraging tengevolge van archeologische interventies tot een minimum te beperken. Alternatieve inplanting van gebouwen, verlegging van tracés, vroegtijdig inpassen van het archeologisch onderzoek in de werkzaamheden, maatregelen die genomen kunnen worden voor bewaring van archeologica in situ zijn slechts enkele voorbeelden van onderhandelde oplossingen. Het is in dit kader dat het door u aangehaalde project in Holsbeek kan gesitueerd worden. Ingevolge het dossier Winge Fase 1, dat de collectorwerken betreft, dat in de bouwvergunning voorwaardelijk gunstig geadviseerd werd en dus tot de opgraving van een gedeelte van het (reserve)voetbalterrein leidde, werd de expertise van de lokale IAD ingeroepen. Vervolgprojecten, andere rioleringswerken die aansluiting geven op de nieuw ingeplande collectoren, die nog in de planningsfase zaten werden uitvoerig toegelicht door het technisch studiebureau en besproken met de beleidsarcheologen. De oorspronkelijk voorgestelde inplanting van het tracé van de Fase 2 werkzaamheden ging echter door een dusdanige uniek archeologisch reservaat dat reeds door een vooronderzoek was ontdekt dat een eventuele opgraving in de miljoenen euro’s zou lopen. Gezien voor dit scenario noch Aquafin, als bouwheer, noch de beleidsarcheologen vragende partij waren, wordt er gezocht naar een alternatief tracé. Dat de voorstudie 8 jaar duurde (met o.a. een Milieu Effecten Rapportage waarin het belang van archeologisch onderzoek in het Winge-gebied al aangehaald werd) en dat het archeologie-aspect slechts laattijdig werd belicht en daarmee het dossier nog meer vertraging opliep, betreur ik samen met u. Maar de 3 miljoen euro die u in de media lanceert als illustratie van het in uw ogen typische dure archeologisch kostenplaatje, werd niet uitgegeven en het bodemarchief werd niet geroerd. De zoektocht van de IAD en Aquafin naar een alternatief tracé zal het project inderdaad nog wat vertraging opleveren, maar een omvangrijke financiële, tijds- en wetenschappelijke investering werd vermeden. Toch goed nieuws voor de belastingbetaler, neen?
De inpassing van archeologie in studieprocessen en vergunningsprocedures is bij alle betrokken partijen een gekend zwak punt. Ook ik durf te stellen dat Vlaanderen in bepaalde gevallen op het regelzieke af is, en het is een open vraag of niet daar de ware oorzaak van ook deze problemen ligt. Dient een betere inschaling van de archeologische werken met een efficiënte procesvoorbereiding niet geëist te worden? Of, zoals de conclusie van de Commissie Investeringsprojecten – Naar een snellere en betere besluitvorming over complexe projecten uit 2009 (ook gekend als de Commissie Bex) het stelt,: “Uit nagenoeg alle bestudeerde onderzoeksrapporten en aanbevelingen van de betrokken departementen blijkt minstens één constante: zet sterker in op een goede voorfase of voorprocedure” (p. 31). Proficiat dus aan Infrax (het netbedrijf voor aardgas, kabeltelevisie, elektriciteit en riolering) dat na een pijnlijke confrontatie met het archeologisch gegeven in samenwerking met het Agentschap Ruimte & Erfgoed en de IAD Zolad+ overging tot het opstellen van een standaardbestek voor alle mogelijke archeologische werkzaamheden in hun mandaatsgebied. Een constructieve houding die niet alleen tijdswinst garandeert, maar ook financieel erg lonend is.

Blijft nog dat vandaag de bouwheer het gelag betaalt. Het verwondert u dan ook niet dat de Confederatie Bouw, net als u, vragende partij is voor financiële verdeelsleutels. In navolging van de ratificatie van het Verdrag van Malta (waarin o.a. gestipuleerd wordt dat de vernietiger van het bodemarchief de opgraving dient te betalen) en de implementering van deze Europese regelgeving uit 1992 in een nieuw ontwerpdecreet door Vlaams Minister G. Bourgeois (dat in het finale overlegstadium zit) werd er met de verschillende partners rond de tafel gezeten om vooralsnog tot een principe-akkoord te komen. De afspraak is dat voor iedere te ontwikkelen m² ondergrond zowel de Bouw- en Delfstoffen belangenorganisaties, als de Vlaamse overheid, 1 euro zouden komen te storten in een solidariteitsfonds, teneinde de archeologische meerkost gelijkmatig te spreiden.

Graag zou ik tevens naar de analogie met de groeipijnen die de milieuregelgeving gekend heeft in Vlaanderen verwijzen. Jaren werd er gebakkeleid over de onzinnigheid en fundamentalistische stellingname van de ambtenarij en zogeheten ‘groene jongens’. Er werd geklaagd over de ondoorzichtigheid van het vergunningsapparaat en de kosten die met deze adviezen gepaard gingen. De parallellen met de huidige situatie van de Vlaamse archeologie zijn legio. En toch is de milieuregelgeving gemeengoed geworden, en niemand die ontkent dat dit onze samenleving ten goede komt. In onze huidige tijden, heeft van alles te leiden onder de kracht van perceptie. U draagt daar met uw betogen aangaande vermeende archeologische praktijken sterk toe bij. Essentieel gaat u daarbij echter voorbij aan het Europese erkende regelgevend archeologische principe: geen acute bedreiging voor het bodemarchief, geen archeologische interventie. Archeologen, in Vlaanderen of elders in Europa, zijn geen cowboys die uit eigen beweging her en der interessante gaten slaan, maar bevoegde ambtenaren die zo zorgvuldig mogelijk een evenwicht proberen te vinden tussen de waarde van het verleden en de kost voor de huidige samenleving.

Tenslotte nog even dit, geachte Burgemeester : in het Hageland (de achtertuin van Leuven) zijn op dit moment twee intergemeentelijke archeologische diensten actief; Portiva (Tienen, Hoegaarden, Glabbeek en Linter) en WinAr (Tielt-Winge, Rotselaar en Holsbeek). Deze 7 gemeentes mogen dan niet met de slogan ‘Eeuwenoud en springlevend’ op hun eigen wagenpark rondrijden, of zich profileren als een van de historische en kunststeden van Vlaanderen, ze waarderen echter terdege dat het verleden ook hun toekomst is en zijn bereid gebleken hierin te investeren, net zoals ze investeren in andere diensten die hun bevolking ter harte gaat. Graag zou ik dan ook, via dit schrijven, de kleine gemeentes die zich engageren voor het behoud en beheer van hun (archeologisch) patrimonium willen bedanken en proficiat wensen voor de stap die zij hebben durven zetten.

Indien gewenst, stuur ik de stad Leuven vrijblijvend een informatiepakket rond de werking van een intergemeentelijke archeologische dienst.

Hopend op uw constructief antwoord,

Hoogachtend,

Dr. Veerle Lauwers Intergemeentelijk archeologe Holsbeek, Rotselaar en Tielt-Winge (WinAr), Bijzonder gastdocent KULeuven

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content