Joël De Ceulaer

Na de geste van Gatz

Joël De Ceulaer Was redacteur bij Knack van 1999-2011 en van 2013-2015

Een journalistieke oproep tot burgerlijke ongehoorzaamheid.

Sven Gatz was vast een verdienstelijk volksvertegenwoordiger. Toch stelde hij zijn belangrijkste daad – die het langste zal nazinderen en het meeste invloed zal hebben – pas ná zijn vrijwillige ontslag uit het Vlaams Parlement.

Afgelopen zondag zag hij alsnog af van de 300.000 euro dikke vertrekpremie die hij aanvankelijk had aangevraagd, omdat hij daar volgens het boekje nu eenmaal recht op heeft. Daarmee heeft hij een precedent geschapen dat kan tellen: in afwachting van een nieuw statuut voor politici is het voortaan een ongeschreven regel: wie vrijwillig vertrekt, weigert zijn opzegvergoeding.

Dat is – wat alle stuurlui aan wal daarover de afgelopen dagen ook hebben beweerd – niet eenvoudig, zelfs niet als je zoals Gatz een nieuwe goedbetaalde baan hebt als Belgische brouwersbaas. In De zevende dag, een paar uur vóór de finale beslissing van Gatz, beweerden Luc Van der Kelen (Het Laatste Nieuws) en Joris Van Hauthem (Vlaams Belang) met grote stelligheid dat zij die ‘zak met geld’ sowieso niet zouden hebben aanvaard. Wij zouden niet durven te twijfelen aan het ascetische vermogen en de morele superioriteit van deze twee eerbare heren, maar in het licht van alle bestaande kennis over de menselijke natuur vonden wij Kristof Calvo (Groen!) zondagmiddag toch net iets realistischer: ‘Het is makkelijk om dat in televisiestudio’s te verklaren. Op het moment dat je met die keuze wordt geconfronteerd, is het een stuk moeilijker.’ Zolang het geen oorlog is, wordt iedereen verzetsheld.

Omdat de volksmond graag roept dat politici ‘zakkenvullers’ zijn, vinden sommigen het doorgaans vrij delicaat om openlijk kritiek te geven op de politieke portemonnee. Geheel ten onrechte. Je kunt het best oké vinden dat parlementariërs behoorlijk betaald worden en tóch de wenkbrauwen fronsen bij die al te royale uittredingsvergoeding. Ja, natúúrlijk is het leven als parlementariër erg onzeker en per definitie tijdelijk, maar dat is het leven als arbeider of kassierster tegenwoordig ook – wij hebben één woord voor alle politici die dat nog altijd als argument durven te gebruiken: flexicurity.

In de Wetstraat luidt de gulden regel, of zou die moeten luiden: vraag niet aan de bevolking wat je als volksvertegenwoordiger niet eerst zelf kunt waarmaken. Wie dat wel doet, heeft in feite elke legitimiteit verloren – en net die legitimiteit zullen politici de komende jaren nog hard nodig hebben.

In dat verband vormen de politieke pensioenen een groter probleem dan die uittredingsvergoedinggen: ze kosten meer en zijn nog aberranter – in dit land heeft een volksvertegenwoordiger al op zijn of haar 52ste, na 20 jaar parlement, recht op een volledig pensioen.

Jawel. U hebt dat goed gelezen. Op 52. Na 20 jaar. Volledig pensioen. Zolang dat politieke statuut niet is aangepast, zouden journalisten bij wijze van burgerlijke ongehoorzaamheid keihard moeten weigeren om politici nog langer ongestoord en in volle ernst uitspraken te laten doen over ‘langer werken’ of ‘brugpensioen’. Laten we dat, collega’s, een breekpunt noemen – om in het politieke jargon te blijven.

En als Gatz ooit nóg eens wil stunten, moet hij zich voor z’n 52ste opnieuw laten verkiezen. Hij zal na die eerste stunt meer stemmen halen dan ooit. Zelfs zonder tournée générale.

Joël De Ceulaer

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content