Ewald Pironet

Na de eurocrisis, de crisis van de vergrijzing

We weten het al langer en eerder deze week werd het door de Studiecommissie voor de Vergrijzing nog eens gezegd: we zijn absoluut niet klaar om de stijgende kosten van de vergrijzing op te vangen.

De sociale uitgaven zullen door de vergrijzing tegen 2060 met 6,1 procent toenemen tot 31,4 procent van het bbp (bruto binnenlands product, wat we met z’n allen aan diensten en producten produceren). Dat blijkt uit nieuwe berekeningen van de Belgische Studiecommissie voor de Vergrijzing. De stijging is groter dan tot nu toe werd voorgerekend, omdat de werkloosheid hoger ligt en de economische groei lager dan verwacht. De hervormingen van het pensioenstelsel die eind vorig jaar werden doorgevoerd volstaan dus niet om de kosten onder controle te houden.

Er is al langer gewaarschuwd voor de toenemende vergrijzing en de hoog oplopende pensioen- en gezondheidskosten die daarmee gepaard gaan. De economen Koen Schoors en Gert Peersman (beide Universiteit Gent) doen dat nogmaals in hun net verschenen boek De perfecte storm (Borgerhoff & Lamberigts). Het is omdat ze het zelf schrijven, maar ‘economen krijgen vaak het verwijt dat ze te weinig voor de banken- en de eurocrisis hebben gewaarschuwd. Wel, we staan aan de vooravond van een nog veel grotere crisis: die van de vergrijzing.’

Schoors en Peersman betogen in hun boek dat ‘ons pensioenstelsel geëvolueerd is tot een hallucinant piramidespel dat op springen staat’. Het koude zweet zou je voor minder uitbreken. Eerst beschrijven ze hoe België in de jaren na de Tweede Wereldoorlog een geboortegolf kende. Deze babyboomers bereiken sinds 2010 de pensioenleeftijd en dus komen er de volgende jaren een pak meer gepensioneerden bij. Die gepensioneerden blijven bovendien almaar langer leven. Beide zaken zorgen ervoor dat de druk van de pensioenen op de jongeren, de werkenden, alleen maar toeneemt. Want in ons land is het zo dat de huidige pensioenen gefinancierd worden door de premies die werkenden nú betalen (het zogenaamde ‘repartitiestelsel’). In de jaren 1960 waren er voor elk 65-plusser vijf jongeren of werkenden, tegen 2060 zal dat minder dan de helft zijn. Dat wordt onhoudbaar.

Het pijnlijke is dat we deze evolutie al langer zien aankomen. Je weet immers decennia op voorhand wanneer de mensen die rond de jaren vijftig geboren zijn met pensioen zullen gaan. De overheid had dus bijvoorbeeld een reservefonds kunnen aanleggen, een appeltje voor de dorst, maar dat heeft ze verzuimd. Integendeel zelfs, want in plaats van te sparen heeft de overheid juist steeds meer geld uitgegeven. En niet zozeer aan investeringen (wegen, efficiënte justitie, …), maar wel aan een steeds groter overheidsapparaat (meer ambtenaren, bijvoorbeeld).

Nog erger is dat ons allen zand in de ogen werd gestrooid. Want in 2001 werd ons door de paars-groene regering-Verhofstadt voorgehouden dat een Zilverfonds werd opgericht, als buffer om de meerkosten van de vergrijzing te kunnen opvangen. Bedoeling was om het fonds te spekken met begrotingsoverschotten en eenmalige financiële meevallers. Dat Zilverfonds blijkt vandaag een fata morgana: er zit nauwelijks genoeg geld in om een half jaar pensioenen te betalen. ‘Het is dus even ontoereikend als een miserabel verschrompeld appeltje voor een erg grote dorst’, zo schrijven Schoors en Peersman.

Zeg niet dat u niet was gewaarschuwd. En dat bij herhaling.

Ewald Pironet

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content