Zelfs Limburgers herkenden iets in ‘De fanfare van honger en dorst’

© Filip Van Roe

Liedjes als De eerste sneeuw en De fanfare van honger en dorst zijn Vlaamse standards geworden. Van Jan De Wilde, zegt u? Nee, eigenlijk zijn ze van songsmid Lieven Tavernier.

Met Witzand is de man in de schaduw aan zijn vijfde langspeler toe.

Met De eerste sneeuw hebt u een van de populairste songs in Vlaanderen geschreven: in de ‘Honderd op Een’ van Radio 1 moet het alleen Twee meisjes van Raymond van het Groenewoud en Ne me quitte pas van Jacques Brel laten voorgaan. Ook De fanfare van honger en dorst blijft zeer geliefd. Stoort het u dat veel mensen die liedjes, uit onwetendheid, toeschrijven aan Jan De Wilde?

Tavernier: Helemaal niet. Het stemt me dankbaar dat ze, bij ons via Jan, en in Nederland via Thé Lau of Gerard van Maasakkers bekend zijn geworden. Zodra een lied op papier staat, is het sowieso niet langer van mij. In essentie ben ik een ‘maker’. Ik heb er het grootste plezier in alleen in een kamertje te zitten en iets in elkaar te knutselen. Wat ik doe, zou je kunnen vergelijken met een schrijnwerker die in zijn atelier met hart en ziel aan een meubelstuk werkt. Wanneer het af is, neemt hij er afscheid van en komt het in een of andere toonzaal terecht.

U staat bekend als een trage werker. Uit perfectionisme? Of blijft schrijven een worsteling voor u?

Tavernier: Geen van beide. Ach, tot nu toe heb ik misschien vijftig, zestig nummers uitgebracht. Dat is niet zo gek veel. En voor iedere song die ik overhoud, gooi ik er vier andere weg. Mijn bescheiden output is de beste garantie tegen schaamte. Ik heb nu eenmaal het gevoel dat ik mij, voor alles waar ik mee naar buiten kom, tegenover de Heer zal moeten verantwoorden. Er wordt al zo veel gepubliceerd en uitgebracht. Ik hoef er niet per se extra rommel aan toe te voegen.

Er zitten veel verwijzingen naar specifieke plaatsen in uw liedjes: Sint-Baafs, de Lievekaai, Oudburg, Sint-Pieters. Is Gent voor u wat New Jersey voor Bruce Springsteen is en Yoknapatawpha Country voor William Faulkner? Een microkosmos waar u dingen kunt laten gebeuren?

Tavernier: Het kan benepen overkomen, maar ik vind niet dat je over de wereld moet zingen. Net als mijn geliefde Nescio schrijf ik over wat ik ken. Of over wat ik dénk te kennen. Over Brussel heb ik niets te melden. Ik kom er graag, maar het is niet waar al mijn verwarrende ontmoetingen hebben plaatsgevonden of waar ik illusies heb gekoesterd en teleurstellingen te verwerken kreeg. De Lievekaai (pleintje nabij het Gentse Gravensteen, nvdr.) was een ijkpunt in mijn leven, al is dat autobiografische aspect ook weer niet zó dwingend. Toen ik destijds De fanfare van honger en dorst schreef, dacht ik: dit is zo anekdotisch dat er, behalve mijn kompanen van de Blandijnberg, nooit een haan naar zal kraaien. Maar plots bleken zelfs Limburgers er iets in te herkennen. Als je schrijft over dingen die ertoe doen, speelt het decor blijkbaar geen rol. (DS)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content