Franstalig Manager van het Jaar Dominique Leroy: ‘Ik leef niet honderd procent voor mijn job’

Dominique Leroy (CEO Belgacom) © belga
Ewald Pironet

Proximus-CEO Dominique Leroy, die door het weekblad Trends-Tendances verkozen werd tot Franstalige Manager van het Jaar, gaf in 2014 een interview aan Knack. Herlees het hier.

Dominique Leroy (49), die zes maanden geleden Didier Bellens opvolgde als ceo van Belgacom, is te laat voor het interview. Ze wilde nog even dag zeggen tegen enkele personeelsleden en klanten in de Proximuswinkel op de hoek van de straat. ‘Ik weet zeker dat Bellens daar nooit een stap heeft binnen gezet in al die jaren dat hij hier was’, mompelt een medewerker van haar.

Het zegt iets over het verschil in aanpak tussen de vorige en huidige ceo van Belgacom. Leroy is als dochter van een Waalse vader en een Vlaamse moeder perfect tweetalig, ze is goedlachs en zit in het weekend niet op een zeilboot zoals haar voorganger, maar loopt marathons. Toch als ze in vorm is, want voor het eerst in jaren deed ze enkele weken geleden niet mee aan de twintig kilometer van Brussel. De dagen ervoor had ze voor haar verhuizing te veel met dozen gesleurd. Normaal loopt ze die twintig kilometer in ongeveer één uur en vijfenveertig minuten, en daarmee laat ze duizenden mannetjesputters achter zich.

Onlangs werd ze door Trends verkozen tot beste vrouwelijke ceo van het land. ‘Natuurlijk ben ik daar best trots op en streelt het mijn ijdelheid,’ zegt Leroy, ‘maar ik zie het toch eerder als een aanmoediging voor andere vrouwen. Misschien denken sommigen onder hen: als Dominique het kan, kan ik het ook.’

Is een aparte bekroning voor vrouwelijke ceo’s nog van deze tijd? Kleineert dat vrouwen niet?

DOMINIQUE LEROY: Ach, daar kun je lang over discussiëren. Als het een positieve invloed heeft op andere vrouwen, heb ik er niets op tegen.

U bent voor quota voor vrouwen in raden van bestuur?

LEROY: Die quota zijn een noodzakelijk kwaad. Toen ik bestuurder werd bij Lotus Bakeries, zag ik dat veel bedrijven bestuurders kiezen op basis van voornamelijk mannelijke netwerken. Zo vist men voortdurend in dezelfde vijver. De quota die nu van kracht zijn, hebben bedrijven gedwongen om harder te zoeken naar goede vrouwelijke bestuurders. En die zijn er. En die vrouwelijke bestuurders zijn ook belangrijk: ze brengen diversiteit in de raden van bestuur en loodsen er andere competenties binnen, zoals marketing, personeelsbeleid, juridische zaken enzovoorts.

Topmanager Paul Buysse is het niet met u eens. Hij vindt dat quota voor vrouwen de kwaliteit van de raden van bestuur naar beneden haalt.

LEROY: Misschien zoekt hij niet goed genoeg. Dat hij mij maar belt. Ik kan hem meteen een paar bekwame vrouwen aanraden die in zijn raden van bestuur zeker niet zouden misstaan.

De raad van bestuur van Belgacom telt redelijk veel vrouwen, zes van de dertien, maar u bent wel de enige vrouw in het directiecomité.

LEROY: Het is inderdaad jammer dat mijn directiecomité niet meer vrouwen telt. De vervrouwelijking gaat overal sneller in de raden van bestuur dan in de directiecomités.

U kunt daar zelf wat aan doen.

LEROY: (lacht) Er komt begin volgend jaar een nieuwe financieel directeur bij Belgacom. Toch heb ik geen instructies gegeven om vrouwelijke kandidaten voor te trekken of om een Waalse dan wel Vlaamse kandidaat te zoeken.

U bent ceo van een van de grootste Belgische bedrijven, moeder van twee kinderen, uw man werkt tijdens de week in het buitenland bij een bank, u sport veel, u houdt tijd vrij om uw kinderen te helpen tijdens de examens, u doet soms de boodschappen, u sleurt zelf met verhuisdozen. Kunt u ons, mannen, uitleggen hoe u dat klaarspeelt?

LEROY: (lacht uitbundig) Ik ben goed georganiseerd. Maar ik denk dat meer mannen dat ook kunnen – én ook doen – als ze willen. In jonge gezinnen wordt de werklast nu al meer gespreid dan vroeger. Mannen moeten leren dat er ook veel voldoening te halen is uit de zaken buiten het werk. Vrouwen hebben een andere invalshoek op het werk, juist vanwege die multitasking. In die zin zijn ze soms niet honderd procent bezig met hun werk en maken ze met plezier tijd voor kinderen of andere activiteiten.

Durft u van uzelf te zeggen dat u niet honderd procent bezig bent met uw werk?

LEROY: Ik durf dat zeggen, ja. Ik leef niet honderd procent voor mijn job. Mentaal ben ik wel altijd bezig met mijn werk, maar ik probeer toch een evenwichtig leven te leiden. Daarom ben ik ook nooit ingegaan op buitenlandse jobaanbiedingen. Dat was voor mij de grens, maar dat moet iedereen voor zichzelf bepalen.

Uw voorganger Didier Bellens kreeg jaarlijks 2,5 miljoen euro van Belgacom op zijn rekening gestort. U doet hetzelfde werk voor 800.000 euro. Bij uw benoeming werd er veel geschreven over uw loon, dat sommigen nog te hoog vinden. Heeft die publieke discussie u gestoord?

LEROY: Ja, dat was vervelend. Ik had liever gehad dat men over het bedrijf of over mij had gesproken dan over mijn loonbriefje. Maar ja, het was net voor de verkiezingscampagne en het is een populair gespreksonderwerp. Ik had er mij op voorbereid. Ik wist dat het eraan zat te komen. Voor mij was het belangrijkste tijdens die loondiscussies dat er genoeg ruimte bleef om goede mensen aan te werven op directieniveau. Kijk, niet iedereen werkt in de eerste plaats voor het loon. De inhoud van de job of de impact die je kunt hebben, is voor sommigen zeker even belangrijk.

Waarvoor doet u het?

LEROY: Misschien ben ik naïef, maar ik hoop invloed te hebben op het bedrijf, op de werknemers en meer in het algemeen op de telecominfrastructuur van ons land. Kijk naar wat we doen in Limburg met het aanleggen van glasvezel. Daar ben ik echt trots op. De beste technologie ter beschikking stellen van onze klanten, particulieren en ondernemingen, daar voel ik me goed bij.

Men zegt dat u een zeer directe en spontane managementstijl hebt.

LEROY: Dat is mijn persoonlijkheid. Waarom is een politica als Maggie De Block zo populair? Omdat ze zichzelf blijft. Ik ga niet anders doen omdat ik nu ceo ben geworden. Ik ben relatief direct in de omgang. Ik zeg wat ik denk en ik doe wat ik zeg. Ik ben toegankelijk en spreek veel met de medewerkers. Dat is vrij nieuw in dit bedrijf. Mijn kantoor bevindt zich op de 27e verdieping van deze toren. Ik heb een prachtig uitzicht over Brussel. Natuurlijk zou ik mij hier kunnen opsluiten, weg van de rest van de onderneming en denken dat ik alles beter weet. Maar dat doe ik niet. Je moet je blijven voeden met wat er gebeurt in het bedrijf, in die Proximuswinkel op de hoek en de rest van de wereld.

U wilt ook het imago van Belgacom in Vlaanderen oppoetsen?

LEROY: Ja, Belgacom is een fantastisch bedrijf met fantastische mensen, maar het heeft een imagoprobleem. Ik wil al het goede van Belgacom beter bekend maken. Ik ben tweetalig, heb een Waalse vader en een Vlaamse moeder en ben opgegroeid in Brussel. Ik ben dus een echte Belgische. (lacht) Ik hoop dat Belgacom in Vlaanderen minder zal worden gezien als een Franstalig bedrijf, want dat is het niet. Meer dan zestig procent van onze medewerkers is Vlaming.

U vervangt de merknaam Belgacom nu overal door Proximus. Dat maakt deel uit van die imagoverbetering?

LEROY: Het heeft weinig zin om twee merknamen naast elkaar te gebruiken. De klanten maken ook niet meer het verschil tussen het bedrijf waarmee ze telefoneren en dat waarmee ze surfen op het internet. Een nieuwe naam zoeken, was te duur en dus kozen we voor Proximus. Dat klinkt internationaler en benadrukt de ‘nabijheid’, dat past beter bij onze bedrijfsfilosofie. Ik wil dicht bij onze klanten staan en naar ze luisteren.

En dus laten we Belgacom, met de verwijzing naar België, vallen?

LEROY: Onze Belgische roots zijn op zich niet relevant. We leven in een internationale wereld. Wel belangrijk is dat het beslissingscentrum zich in België bevindt.

Uw voorganger had een duidelijke politieke kleur. Hij stond bekend als een man van de PS, en Belgacom als een bastion van de Waalse socialisten.

LEROY: Ik heb geen politieke kleur. Toen ik hier begon, kende ik nauwelijks politici. Die wereld heb ik pas leren ontdekken sinds ik ceo ben. Het was een beetje onwennig in het begin, maar de kennismaking is vlotter verlopen dan ik had gedacht. Mijn voorzitter, oud-CD&V-minister Stefaan De Clerck, heeft mij daar goed bij geholpen. We zijn daarin zeer complementair. Voor het overige weet ik niet of dit huis een PS-bastion is. Ik weet alleen dat de laatste regering beslist heeft om een apolitiek persoon aan het hoofd van Belgacom te zetten. Eigenlijk hebben politici en het managementteam hetzelfde doel met dit bedrijf: zorgen dat we op lange termijn waarde kunnen creëren. Hoe kunnen we weer groeien, banen aanbieden, de juiste infrastructuur voor de bedrijven bouwen, enzovoorts.

LEROY: Ik heb meteen bij mijn aantreden gezegd dat dit zo niet verder kon. De overheid heeft die koeswijziging aanvaard.

Het hoge dividend was ook niet meer vol te houden, Belgacom ging de voorbije jaren zelfs lenen om de hoge dividenden te kunnen betalen.

LEROY: Dat is de laatste drie jaar inderdaad gebeurd. In die periode is er eigenlijk 200 miljoen te veel uitgedeeld. Daarmee is het bedrijf niet in gevaar gebracht, maar je leent natuurlijk het best niet te lang om een te hoog dividend te kunnen uitkeren. En Belgacom heeft in die periode een zeer gulle dividendenpolitiek gevoerd. Het keerde toen een dividend uit met een rendement van elf procent, terwijl de rente op een spaarrekening nauwelijks nog twee procent is. We gaan nu over naar een dividendrendement van zes à zeven procent, wat nog steeds zeer vrijgevig is.

Belgacom is voor meer dan de helft in handen van de Belgische staat. Om de zoveel tijd wordt geopperd om die participatie geheel of gedeeltelijk van de hand te doen. Hoe staat u daar tegenover?

LEROY: Het is natuurlijk de overheid die daarover beslist, maar ik ben voorstander van een stevige Belgische verankering. Bij een buitenlandse overname zie je na enige tijd meestal veel geld en veel knowhow uit België wegvloeien.

Zoals bij uw concurrent Telenet?

LEROY: Ik dacht meer aan Electrabel. (lacht) Telenet is voor een groot stuk in Amerikaanse handen, Liberty Global, en je ziet daar inderdaad de politiek van een particuliere buitenlandse meerderheidsaandeelhouder: veel schulden opbouwen, weinig belastingen betalen, veel geld terugsluizen naar het moederbedrijf om andere kabelbedrijven in Europa te kopen. Dat is de normale gang van zaken in zo’n geval.

Straks komt er nog een concurrent bij op de Belgische markt: met Netflix kun je films en series via het internet bekijken waar en wanneer je maar wilt. Tieners staan al te popelen.

LEROY: Je kunt die innovatie niet tegenhouden. Ik ben net met enkele Belgische bedrijfsleiders een weekje op bezoek geweest in Silicon Valley en dan weet je het wel. Er wordt daar in een rotvaart geïnnoveerd, die sneltrein kun je niet stoppen.

Is Netflix een game changer? Zet het de televisiewereld op zijn kop, of is het maar een hype?

LEROY: Het is zeker meer dan een hype. Het past in de manier waarop mensen morgen televisie, of nog ruimer alle media zullen consumeren. En dat is fundamenteel anders dan gisteren. Kijk hoe het met muziek gelopen is: vroegen kocht je nog platen of cd’s. Wie doet dat vandaag nog? De mensen willen naar hun favoriete muziek kunnen luisteren waar en wanneer ze dat willen en dat kan vandaag dankzij streaming: de liedjes worden via internet en computernetwerken verspreid. Ook naar televisie kijken zal die weg opgaan. Het is aan bedrijven als Belgacom om daarmee te leren omgaan.

En hoe gaat Belgacom daarmee om?

LEROY: Daarom hebben we TV Replay gelanceerd: we sporen de mensen nog steeds aan om naar televisie te kijken, maar ze hoeven het nieuws van 19 uur niet meer om 19 uur te bekijken. Ze kunnen dat nu op eender welk tijdstip van de dag dat hen beter uitkomt. En we moeten mensen motiveren om naar hun eigen media, hun eigen Vlaamse zenders te kijken. Daarom is Vlaamse content zo belangrijk. Zoals de rechtstreekse uitzending van voetbalwedstrijden uit onze competitie. We zijn dan ook blij dat na lang aanslepen vorige week uiteindelijk beslist werd dat voetballiefhebbers volgend seizoen naar alle voetbalwedstrijden van de topklasse kunnen kijken, ongeacht of ze nu klant zijn bij Belgacom of bij Telenet. Dat is heel belangrijk, niet alleen voor de kijkers, maar ook voor de betrokken bedrijven.

Voetbal, oké, maar de tieners willen via Netflix naar Amerikaanse series als Game of Thrones kijken.

LEROY: Ja, mijn kinderen ook en dus zal ik een abonnement op Netflix moeten nemen. Maar ze willen niet alleen naar die Amerikaanse series kijken, ze willen ook The Voice van Vlaanderen zien. Of een quiz als De Pappenheimers. Of een originele Vlaamse serie als Van vlees en bloed. Ik denk dat we in Vlaanderen nog een fantastisch mooi televisieaanbod hebben dat de jeugd zeker nog aanspreekt. Het is niet Amerikaanse óf Vlaamse producties, maar Amerikaanse én Vlaamse producties.

En hoe wil Belgacom voor die eigen Vlaamse producties zorgen?

LEROY: Er lopen in Vlaanderen voldoende mensen rond die zeer goede, originele televisieprogramma’s kunnen maken. De rol van Belgacom daarbij is die van wat in het jargon content aggregator heet: we bieden onze klanten zo veel mogelijk programma’s aan, bij voorkeur Vlaamse programma’s.

U gaat niet zelf investeren in programma’s of televisiezenders, zoals Telenet dat wel doet via een participatie in televisiezenders Vier en Vijf?

LEROY: Dat is de keuze van Telenet, maar wij varen een andere koers. De tijd dat Belgacom altijd probeerde te doen wat Telenet deed, is voorbij. Wij hebben vandaag niet de intentie om te investeren in content, programma’s of televisiezenders. Wij investeren in netwerken en diensten, zodat onze klanten alle mogelijke mediaproducten zo goed mogelijk kunnen beleven.

Dat is zeer kapitaalsintensief en het botst met de wensen van de klanten, die gratis willen telefoneren en internetten.

LEROY: Dat is sowieso het probleem van onze sector: we investeren zwaar, bijvoorbeeld in glasvezelnetwerken, maar op een bepaald moment moeten die investeringen wel renderen. Dus ooit moet iemand betalen voor wat we allemaal aanbieden. Dat kan de eindklant zijn – particulieren of ondernemers – maar die wil inderdaad alles steeds goedkoper, om niet te zeggen gratis. Maar ook de tussen-providers, zoals YouTube of Netflix, kunnen worden aangesproken om mee te betalen, want zij gebruiken het internet en dus onze netwerken om video’s bij de eindklant te krijgen. En die video’s nemen veel bandbreedte in beslag. Alles gratis aanbieden kan dus niet.

De kostenstructuur van Belgacom ligt wel hoger dan bij vergelijkbare bedrijven in onze buurlanden?

LEROY: Dat klopt, daar moeten we iets aan doen en dat kan op twee manieren. Ofwel moet onze omzet groeien: hoe kunnen we nieuwe diensten, producten, oplossingen aanbrengen waar we meer geld mee kunnen verdienen? Ofwel moeten we samen met de sociale partners onze kosten drukken: waar kunnen we besparen? Ik werk aan beide.

Belgacom telt in België bijna 15.000 personeelsleden. Als u zegt dat de kosten te hoog liggen, bedoelt u vooral de loonkosten?

LEROY: Ja, die moeten verminderen. Ik ga niet het salaris van onze werknemers verlagen, dat doe je niet, dat is niet meer van deze tijd. Maar Belgacom werkt met veel onderaannemers en we zijn aan het kijken of we dat niet kunnen terugschroeven. Zo zouden we kunnen besparen. Dat betekent wel dat ons personeel flexibeler moet worden, dat het makkelijker van functie moet kunnen veranderen, de juiste bijscholing moet krijgen, enzovoorts. Daarover praten we vandaag met onze sociale partners.

Zal Belgacom het zelf ook met minder personeel moeten doen?

LEROY: Dat is onvermijdelijk.

Met hoeveel mensen minder?

LEROY: Daar kan ik geen cijfer op plakken. Dat zal afhangen van hoe snel we kunnen groeien en hoe snel we weer echt op de kaart staan. Als we onze job goed doen en meer Proximus-producten kunnen verkopen, zal ik de personeelskosten minder hard hoeven te drukken. Op termijn zullen we dus zeker minder werknemers tellen, tenzij we plots een goudmijn ontdekken en snel kunnen groeien. Maar die heb ik jammer genoeg nog niet gevonden.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content