Ernst-Jan Pfauth, uitgever van De Correspondent: ‘Wij willen niet verzuipen in objectiviteit’

Ernst-Jan Pfauth © Rogier Bos

In enkele jaren vergaarde De Correspondent 50.000 abonnees. Uitgever Ernst-Jan Pfauth over het belang van de lezer en journalistiek activisme: ‘Ook binnen tien jaar willen mensen nog een mooie zaterdagkrant lezen.’

De Correspondent, het Nederlandse platform voor onlinejournalistiek, mag drieënhalf jaar na zijn oprichting de 50.000ste abonnee verwelkomen. ‘Het zijn er nu al 52.000’, zegt uitgever Ernst-Jan Pfauth, die het platform in 2013 oprichtte met Rob Wijnberg, toen pas ontslagen als hoofdredacteur van nrc.next, Harald Dunnink en Sebastian Kersten. Via crowdfunding haalden ze bij wijze van startbudget 1,3 miljoen euro op van meer dan 18.000 mensen. Een succesverhaal dat doet denken aan andere start-ups als Uber, Snapchat en Spotify en dus duiken dezelfde vragen op rond het financiële plaatje.

Maken jullie eigenlijk al winst?

ERNST-JAN PFAUTH: ‘Het grote verschil met een bedrijf als Uber is dat we geen durfkapitalisten achter ons hebben. 99% van onze inkomsten komen van mensen die betalen voor onze services. Dat betekent dat we geen buffer van miljoenen op de bank hebben staan die we ooit moeten gaan waarmaken.’

‘Kijk naar onze jaarrekening en je zult zien dat er niets overblijft, dat we geen winst maken. Dat komt omdat we alles wat we verdienen, weer in het bedrijf stoppen. Het staat zelfs in onze oprichtingsstatuten dat 95% van de omzet moet terugvloeien naar De Correspondent. Maar als we morgen een winstgevend bedrijf willen zijn, dan kunnen we dat.’

Jullie kiezen er bewust voor om enkel online te werken, terwijl veel innovatieve onlinepublicaties ook een printtak hebben. Hoe zien jullie de toekomst van gedrukte journalistiek?

PFAUTH: ‘Papier blijft een prachtig medium, we geven zelf ook boeken uit. Het laat mensen toe om lang en geconcentreerd te lezen. Maar het is wel lastiger geworden om zoveel met papieren uitgaven te verdienen als vroeger. Zaken als advertenties en vacatures vind je vandaag veel vaker op het internet dan op papier.’

‘Als we morgen een winstgevend bedrijf willen zijn, dan kunnen we dat’

‘Binnen tien jaar zal het een pak lastiger zijn om een doordeweekse krant te maken, maar ik zie veel mensen die in het weekend nog steeds een mooie zaterdagkrant willen lezen. Die behoefte zal er binnen een decennium nog zijn.’

Voor jullie begonnen met De Correspondent, werkten zowel jij als Rob Wijnberg bij de Nederlandse kwaliteitskrant NRC Handelsblad. Wat misten jullie daar?

PFAUTH: ‘We praatten al heel lang over allerlei wilde plannen en experimenten met de journalistiek. Met De Correspondent kunnen we die nu ook uitvoeren. Als je nieuwe generaties wil bereiken, is het heel fijn dat je geen legacy hebt, geen erfenis of traditie die je moet onderhouden. Die heb je bij een krant wel. Je zit er met een printoplage die je op een of andere manier moet zien om te zetten naar een digitaal model, terwijl wij met een leeg canvas konden beginnen.’

‘Zelf wilde ik al heel lang de lezer meer betrekken bij mijn werk. Ik geloof dat lezers meer kennis bij elkaar hebben dan journalisten en dat het belangrijk is die kennis naar boven te halen. Bij NRC waren journalisten die houding niet gewend.’

Jullie investeren heel veel in lezersreacties. Veel publicaties, waaronder Knack en haar zusterbladen, sloten recent hun commentaarsecties af. Waarom doen jullie het tegenovergestelde?

PFAUTH: ‘Wij investeren niet in lezersreacties, maar in betere bronnen voor onze stukken. Als een correspondent bijvoorbeeld werkt aan een verhaal over bureaucratie in de gezondheidszorg, deelt hij dat idee met de lezers. Wat weten zij daarvan? Want iedereen is in iets expert, door zijn studie, hobby, baan of interesse.’

‘Vroeger was dat minder evident. Dan lag de krant daar, helemaal af. Als mensen er een opmerking over hadden, moesten ze een brief schrijven. Maar vandaag kan journalistiek niet bestaan zonder participatie, denk ik.’

‘Als je nooit een goed gesprek voert, is je relatie verschrikkelijk. Wie niet in zijn lezersreacties investeert, krijgt scheldpartijen terug.’

‘Als de meeste mensen aan online reacties denken, denken ze aan anonieme scheldpartijtjes tussen complotdenkers, maar dat is hetzelfde als in een liefdesrelatie. Als je nooit een goed gesprek voert, is je relatie verschrikkelijk. Wie niet in zijn lezersreacties investeert, krijgt scheldpartijen terug.’

‘Het is ook een manier om de mensen terug te laten vertrouwen in de journalistiek. In Nederland gelooft slechts 32% van de mensen nog in de pers. Bankiers hebben er een betere reputatie dan journalisten. (het recentste onderzoek naar vertrouwen in de pers in België is het Digital News Report van Reuters uit 2016. Daaruit blijkt dat 48% van de Belgen vertrouwen heeft in journalisten, 50% in nieuwsorganisaties, nvdr.) En als het publiek je niet meer vertrouwt, voor wie schrijf je dan nog?’

Modereren jullie je reacties?

Ernst-Jan Pfauth
Ernst-Jan Pfauth© Frank Ruiter

PFAUTH: ‘Ja, als er gehaat of gescholden wordt, al gebeurt dat amper. In onze bestaansgeschiedenis hebben we maar tien keer iemand van het platform verbannen. Omdat journalisten zich mengen, maar ook omdat enkel onze leden kunnen reageren. Soms slaat een nieuw lid een kwade toon aan, maar als hij ziet dat een journalist erop ingaat, zwakt dat snel af.’

Dat neemt niet weg dat elke vorm van moderatie het debat vertekent.

PFAUTH: ‘Dat vind ik niet. Voor mensen die reageren houden wij dezelfde standaard aan als voor onze auteurs. Die schrijven onder hun eigen naam en dus moet je ook onder je eigen naam reacties posten. Als iemand daar plots ongefundeerd doorheen schreeuwt, heeft dat geen plaats bij ons, omdat we het ook niet zouden tolereren van onze journalisten.’

Het lijkt me moeilijk om als lezer op te wegen tegen iemand die van taal en argumentatie zijn beroep heeft gemaakt.

PFAUTH: ‘Het gaat enkel over het vermogen om kritisch en constructief een gesprek voeren. En nogmaals, ik kan niet genoeg benadrukken dat de reacties die we weghalen echt uitzonderingen zijn.’

Zien jullie jezelf dat nog steeds doen als De Correspondent steeds meer lezers krijgt?

PFAUTH: ‘Ik kan me voorstellen dat er op een gegeven moment zoveel reacties worden geplaatst dat een journalist het niet meer redt en dat er een onderzoeksassistent bijkomt. Zo iemand hebben we al eens ingeschakeld.’

Niet-abonnees kunnen jullie stukken toch lezen als iemand ze met hen deelt. Ontstaat er zo geen bubbel van gelijkgestemden die zaken delen met hun vrienden? Hebben jullie een idee van het gemiddelde profiel van een abonnee van De Correspondent?

PFAUTH: ‘We weten van onze lezers enkel hun naam, hun e-mailadres en het land waar ze wonen. Het is wel zo dat wij lange, tekstueel zware analyses publiceren. Dat is journalistiek voor mensen die veel en graag lezen en dat zijn vaak hoogopgeleiden.’

‘Diversiteit op onze redactie is een tienjarenproject’

‘Wij zoeken naar manieren om dat te veranderen. Zo hebben we bijvoorbeeld een eigen tv-studiootje ingericht en experimenteren we met podcasts. Ook proberen we af en toe via het advertentieprogramma van Facebook actief door de filterbubbel heen te breken en een artikel bijvoorbeeld specifiek op de tijdlijn van PVV-stemmers te krijgen.’

Is het niet raar dat jullie zelf hameren op privacy en kritisch schrijven over Facebook, terwijl jullie gebruik maken van de gegevens die Facebook over mensen heeft?

PFAUTH: ‘Nee, want we maken enkel gebruik van de infrastructuur. Onze site is niet gekoppeld aan Facebook en Twitter, louter om de gegevens van onze eigen gebruikers te beschermen.’

Jullie schreven zelf over jullie inspanningen om de grotendeels blanke, mannelijke en hoogopgeleide redactie diverser te maken. Hoe ver staan die inspanningen?

PFAUTH: ‘In ons Correspondent College willen we mensen met een andere achtergrond opleiden in de journalistiek. Van de twee vacatures die we voor mensen met diverse profielen vrijhielden, is er al eentje ingevuld. We zijn heel blij met die eerste stappen, maar dit is een tienjarenproject.’

In een interview met De Morgen zei Rob Wijnberg dat wie ‘objectief wil schrijven, de taal van de macht spreekt’. Daartegenover staat de Belgische staatssecretaris Theo Francken (N-VA), die een journalist een ‘activist’ noemde omwille van een al dan niet fout gebruikte term . Moet een journalist nu objectief zijn of stelling durven innemen?

‘Wij kunnen ons permitteren om de actualiteit niet te volgen’

PFAUTH: ‘Tijdens onze grote privacyweek gaven we onze lezers elke week een tip om hun privacy te verbeteren. Een van die tips was dat WhatsApp veel minder veilig is dan Signal. Onze expertklimaat volgt 99% van de wetenschappers, die zeggen dat klimaatverandering wel degelijk een probleem is. Daarmee weet je als lezer waar je aan toe bent en zorg je ervoor dat mensen iets kunnen met wat jij bovenhaalt. Wij willen niet verzuipen in een objectiviteitsideaal. Als dat activisme is, heb ik daar geen probleem mee.’

Schuilt daar ook een gevaar in?

PFAUTH: ‘Natuurlijk. Als je puur activist wordt en je vak vergeet, sta je niet meer open voor dingen die je tegenspreken. Ook daarom praten we met onze lezer, om samen te onderzoeken of ons verhaal klopt. Hoe overtuigd je ook bent van je stelling, je moet altijd blijven zoeken of wat je zegt, ook klopt. Als WhatsApp binnen een jaar veel veiliger is geworden, zul je dat ook bij ons horen.

Jullie benadrukken een ‘medicijn tegen de waan van de dag’ te zijn en niet vanuit de aanleiding te willen schrijven. Andere media doen dat toch ook niet altijd?

PFAUTH: ‘Dat klopt, maar wij kunnen ons nog meer permitteren om de actualiteit niet te volgen. ’s Ochtends kijken wij niet naar wat andere kranten of tijdschriften hebben gedaan. Onze correspondenten hebben allemaal een specialisatie. Aan hen vragen we enkel: wat is nu in jouw vakgebied het allerbelangrijkste?’

De concurrentie tussen kranten en tijdschriften is een achterhoedegevecht. De echte concurrent is desinformatie, fake news

‘Kijk opnieuw naar het privacydebat: dat speelt altijd mee, maar er is bijna nooit een haakje om het aan op te hangen of een aanleiding om het op de voorpagina te zetten. Het internet heeft ook nooit op de voorpagina gestaan, omdat het een gestage ontwikkeling was.’

Natuurlijk moeten er journalisten zijn die de actualiteit volgen, maar daar is momenteel volgens ons geen gebrek aan. Ik lees zelf ook elk weekend een krant om te zien wat er in de wereld rondom mij gebeurt, maar als ik het echt wil begrijpen, zoek ik naar een stuk dat het bredere plaatje behandelt. Dat is wat wij doen, maar daarom zijn wij niet het enige dat je moet lezen. De klassieke kranten en nieuwsmagazines vullen ons aan, en wij hen.

Die klassieke media pakken steeds meer uit met essays, reeksen en grote analyses die losstaan van de actualiteit. Hoe wil De Correspondent zich onderscheiden?

PFAUTH: ‘Niet. Het enige wat ons interesseert, is dat we de lezer de wereld beter kunnen laten begrijpen met goed geïnformeerde stukken waar hijzelf aan heeft meegewerkt. De klassieke media zijn daarin niet concurrentieel. Wij voeren dezelfde strijd, hebben allemaal dezelfde taak om de macht te controleren. De concurrentie tussen kranten en tijdschriften is een achterhoedegevecht. De echte concurrent is desinformatie, fake news.’

Terug naar de erfenis waar jullie van af wilden. Vrezen jullie dat die opnieuw zal ontstaan wanneer De Correspondent bezig blijft en verder groeit?

PFAUTH: ‘Natuurlijk zullen er tradities ontstaan, maar dat proberen we niet te laten meetellen in onze overwegingen. Wat helpt, is dat maar 10 procent van de plannen die we hebben, al is uitgevoerd. We willen nog meer journalisten, hebben nog werk qua diversiteit, willen nog meer functies op onze site… we zijn nog onderweg. En iedereen weet dat, omdat we er heel open over communiceren. Als we een dilemma hebben waar we zelf niet uitkomen, schrijven we erover, zodat onze lezers kunnen meedenken. Dat houdt de legacy op afstand, al is het zo dat elke start-up daar op den duur wel mee te maken krijgt.’

Waar willen jullie staan als jullie de 100.000ste abonnee aankondigen?

PFAUTH: ‘Onze vaste correspondenten creëren steeds meer een groep van lezers die hen volgen. Ik hoop dat we zo nog meer kenniscommunity’s kunnen vormen, waar dan heel goed geïnformeerde stukken uitkomen die voor een breed publiek interessant zijn. In het Nederlands, maar ook in andere talen.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content