Uit de memoires van Lord Mandelson blijkt dat Gordon Brown zich als een “mafioso” gedroeg ten opzichte van Tony Blair.
Dat het tussen de voorlopig laatste twee Labour-premiers in Groot-Brittannië, Tony Blair en Gordon Brown, nooit echt boterde, was al langer bekend. In zijn memoires onder de titel The Third Man, die momenteel door de krant The Times worden gepubliceerd, legt voormalig minister van Financiën (Lord) Peter Mandelson de diepten van de haat tussen beiden bloot.
Blair beschouwde Brown als “waanzinnig, boosaardig, slecht, gevaarlijk, agressief, brutaal” en te vergelijken met een maffiabaas; Brown zag in Blair een emanatie van Pietje de Leugenaar.
De woorden van Blair werden nooit in daden omgezet, schrijft Mandelson: Tony durfde het niet aan om Gordon uit zijn kabinet te verwijderen of hem een “minder belangrijke post” (Buitenlandse Zaken) aan te bieden. Omgekeerd had Brown, steeds volgens Mandelson, niets dan verachting voor Blair, in het bijzonder omdat die zijn belofte had gebroken niet voor een derde ambtstermijn in Downing Street te kandideren.
Blair won die verkiezing, maar zag zich, na tien jaar als premier, onder interne partijdruk uiteindelijk toch genoodzaakt het veld te ruimen. Als opvolger van Blair deed Brown het zo mogelijk nog slechter: bij de parlementsverkiezingen van mei kreeg Labour een enorme klap te verwerken. Na 13 jaar aan de macht zit de afgeslankte partij weer in de oppositiebanken.
