‘Ik vereenzelvig me heel sterk met onderdrukte vrouwen’, zegt Zouzou Ben Chikha. De geëngageerde acteur en theatermaker met Tunesische roots pleit voor meer en betere allochtone rolmodellen. ‘Welke rol krijgt een allochtone acteur, denk je? Moslim of klusjesman! Ik wil ook weleens een bankbediende spelen.’

‘Veel Vlamingen kunnen een voorbeeld nemen aan deze Noord-Afrikaanse nieuwe man’, lacht Zouzou Ben Chikha (44) terwijl hij een tafeltje uitkiest in de foyer van het Gentse theater Campo. Dit is zijn thuisbasis: hier werkt hij met Action Zoo Humain, de theatergroep die hij samen met zijn oudere broer Chokri bestiert. Het zijn drukke tijden voor Ben Chikha. Onlangs zat hij twee weken lang aan de zijde van Annemie Peeters in de Bel10-uitzendingen op Radio 1, en in het najaar is hij op Canvas te zien in de absurde fictiereeks Bevergem, over het dagelijkse leven in een West-Vlaams dorp. Ondertussen werkt hij aan een voorstelling over de Tunesische revolutie, die in december in première gaat. ‘Het stuk is geïnspireerd op de opera Dido en Aeneas van Henry Purcell, en wij brengen het met een Tunesische zanger en een Belgische zangeres’, vertelt hij. Daarnaast schrijft hij samen met zijn goede vriend Mourade Zeguendi aan een comedyshow over het leven van een marocain professionnel. Dat hij genoeg energie heeft om dat allemaal te doen, komt volgens hem onder meer omdat hij al enkele maanden is gestopt met roken en drinken. ‘Ik wilde het eens proberen’, zegt hij. ‘En ik moet zeggen: het geeft een enorme boost. Alleen vlak voor een voorstelling vind ik het lastig, want vroeger dronk ik altijd een paar pinten tegen de stress. Maar er staan veel voordelen tegenover. Ik ben veel opgewekter en frisser als ik ’s morgens uit bed moet.’

Dat is ook nodig, want met zijn vrouw heeft hij de afspraak dat hij elke dag op tijd opstaat om te helpen met de kinderen tijdens de ochtenddrukte. ‘Ik doe veel in huis’, zegt hij. ‘De enige huishoudelijke taak waaraan ik me niet waag, is de was doen. Dat mag ook niet van mijn vrouw. Ik heb het ooit eens geprobeerd, en al mijn singlets kwamen roze uit de wasmachine. Die kon ik natuurlijk niet meer dragen, want zo’n nieuwe man ben ik nu ook weer niet.’

U groeide op in een Tunesisch gezin in Blankenberge. Daar ging het er wellicht anders toe.

ZOUZOUBEN CHIKHA: Dat kun je wel zeggen. De taakverdeling tussen mijn ouders was duidelijk: mijn vader ging werken en mijn moeder deed de was en de plas. In ons gezin bestond er ook een echte hiërarchie. Eerst kwam mijn vader, dan mijn moeder, en dan de zeven kinderen. Dat bleek uit alles. Zo at mijn vader altijd eerst en pas als hij klaar was, mochten wij aan tafel. In het huishouden deed le grand patron natuurlijk niets. Behalve die ene keer, toen mijn moeder net van mijn jongste broer was bevallen en hij wel moest koken. Hij zette ons aangebrande couscous voor – de korrels waren letterlijk zwart – en eiste dat we ons bord leegaten. Wat moest hij anders? (lacht)

Werd uw zus op dezelfde manier opgevoed als u en uw broers?

BEN CHIKHA: Helemaal niet. Voor haar waren er veel meer regels. Tot ze trouwde, moest ze ook vaak voor ons zorgen, en ze moest het huishouden overnemen op de momenten dat moeder als poetsvrouw ging werken. Daardoor kon ze zich niet op haar schoolwerk toeleggen. Niet dat zoiets van haar werd verwacht: een opleiding snit en naad vonden mijn ouders al meer dan genoeg voor een meisje. Ook de leraars vonden dat trouwens, al was ze even intelligent als de rest van haar klas. Maar goed, zo kon ze dus meteen kleren voor ons maken. Zoals die keer dat we naar een sinterklaasfeestje moesten in de fabriek waar mijn vader werkte. Mijn ouders wilden dat we er piekfijn uitzagen, en dus moest mijn zus nieuwe pakken voor ons naaien. Maar ze had niet genoeg tijd om ze allemaal af te werken en daardoor moesten wij, de jongere broers, een pak zonder voering dragen. Nooit vergeet ik hoe vreselijk dat jeukte.

Hoefden u en uw broers dan niet mee te helpen in huis?

BEN CHIKHA: Wij mochten de keuken niet eens in, dat was het domein van mijn moeder en mijn zus. Voor mijn ouders sprak dat vanzelf. Zij waren allebei in een heel traditioneel Tunesisch gezin opgegroeid. Mijn vader was de oudste van twaalf kinderen en moest al op heel jonge leeftijd gaan werken. Thuis was zijn vader ontegensprekelijk de baas, en die rol heeft hij later ook in zijn eigen gezin gespeeld. Mensen nemen nu eenmaal gemakkelijk de normen van hun ouders over.

U hebt dat niet gedaan?

BEN CHIKHA: Helemaal niet. Omdat wij in Blankenberge woonden en niet in een grote stad zoals Brussel was het voor mijn broers en mij makkelijker om ons tegen die patriarchale opvattingen af te zetten. In Blankenberge waren wij destijds de enige allochtonen, waardoor er geen sociale druk was om je naar het traditionele patroon te schikken. Eén keer hebben mijn ouders me in de zomer naar een Koranschool gestuurd, vooral omdat ze wilden dat ik Arabisch leerde lezen en schrijven. Het was geen succes: ik lette niet op en hing de clown uit. Het liep zo uit de hand dat de imam me met een lat op mijn vingers sloeg. Huilend ging ik naar huis. Mijn vader was zo kwaad dat hij zich naar de imam haastte en hem een klap verkocht. Einde verhaal. (lacht)

Waren jullie heel religieus?

BEN CHIKHA: Helemaal niet. Mijn moeder is de enige die vijf keer per dag bidt, en daar is ze pas op latere leeftijd mee begonnen. In mijn kindertijd hadden mijn ouders al hun energie nodig om te overleven. Hadden we ons, zoals veel van mijn vrienden die in Brussel zijn opgegroeid, aan allerlei religieuze en culturele regels moeten houden, dan had ik nu waarschijnlijk een heel ander wereldbeeld gehad. Op dat vlak was het dus zeker positief dat mijn vader met ons in Blankenberge ging wonen. Maar het had ook een keerzijde: wij waren anders dan alle andere jongens. Daar werd ik op school keer op keer mee geconfronteerd, en ik heb er een trauma aan overgehouden. Ik ben onlangs een paar keer naar een therapeut gegaan omdat ik niet van dat verongelijkte gevoel afraak. Vandaar dat ik ook zo sympathiseer met underdogs. Onrecht raakt mij heel diep. Altijd. Zelfs voor iemand als Filip Dewinter (Vlaams Belang) zou ik empathie voelen als hij onterecht zwaar zou worden aangepakt.

Mochten uw broers en u met een Vlaamse vriendin thuiskomen?

BEN CHIKHA: Ja. Dat hadden we te danken aan mijn oudere broer Chokri, die het pad voor ons had geëffend. Maar voor mijn zus lag het anders: van haar werd wel degelijk verwacht dat ze met een Tunesiër zou trouwen.

Een paar jaar geleden ontstond er ophef naar aanleiding van de documentaire Femme de la Rue, waarin te zien was hoe allochtone Brusselse jongens op straat meisjes beledigen. Herkenbaar?

BEN CHIKHA: Om te beginnen vind ik het een goede zaak dat die documentaire is gemaakt, want soms moet je mensen een spiegel voorhouden. Alleen lijkt het daardoor alsof elke allochtoon in Brussel zich zo gedraagt, en dat is natuurlijk onzin. Veruit de meeste Brusselse moslims gaan elke dag werken, komen ’s avonds thuis en zorgen voor hun gezin. Maar dat tonen de media nooit.

Het valt dus allemaal wel mee?

BEN CHIKHA: Dat zeg ik niet. Als ik in Brussel alcohol durf te drinken, word ik voor vuile hond uitgescholden. Ik heb er zelfs al messteken gekregen. (toont littekens op zijn pols) En ja, vrouwen worden er geregeld lastiggevallen. Maar door altijd op zulke incidenten te focussen, zien de mensen the bigger picture niet meer. Keer op keer worden dezelfde clichés herhaald. De media weten ons ook alleen te vinden als er iets gebeurt zoals de aanslag in Tunesië of het vertrek van IS-strijders.

En welke rol krijgt een allochtone acteur, denk je? Die van een moslim of een klusjesman! Terwijl ik ook wel eens graag een gewone bankbediende zou spelen. Laat staan dat ze iemand van allochtone afkomst een advocaat of dokter zouden laten spelen. Scenaristen beweren dan dat Vlaanderen daar nog niet klaar voor is. Onzin: de meeste mensen staan daar wel degelijk voor open, en toch mogen we hooguit een loodgieter spelen, zoals Adil uit Thuis. Is dat een rolmodel voor onze kinderen? Op den duur lijkt het alsof ze maar twee mogelijkheden hebben: vakman of voetballer worden. (windt zich op) Wacht, ik vergeet nog iets: hiphopdansen kunnen wij ook goed.

En allochtone meisjes?

BEN CHIKHA: Zij hebben in Vlaanderen ook geen goeie rolmodellen. Er zijn nochtans genoeg intelligente vrouwen van allochtone afkomst die hun leven in handen nemen. Kijk naar het hoger onderwijs: de meeste allochtone studenten die het goed doen, zijn meisjes. Dat komt doordat zij vaak ernstiger zijn dan jongens, maar ook omdat ze hogerop willen. Voor een kleine minderheid is studeren een ontsnappingsroute, omdat ze anders door hun ouders in een keurslijf worden gedwongen. Maar als we willen dat meer vrouwen het maken, zijn er betere rolmodellen nodig. Zoals Ihsane Chioua Lekhli, die De zevende dag presenteert. Ik weet dat ze het niet graag hoort omdat ze niet tot haar afkomst wil worden gereduceerd, maar ze is wel degelijk een rolmodel. Ik ben een grote fan van haar, ze doet het uitstekend. Dat is trouwens ook een probleem: mensen denken al snel dat iemand zo’n kans op televisie krijgt alleen omdat hij of zij allochtoon is.

Bent u tegen positieve discriminatie?

BEN CHIKHA: Ik vind dat we in alle gebieden moeten streven naar een goeie afspiegeling van de samenleving. Iedereen vindt het normaal dat er in de raad van bestuur van een bedrijf ook vrouwen moeten zitten, maar voor allochtonen ligt dat blijkbaar anders. Dat klopt toch niet? Iederéén moet aan boord worden getrokken: vrouwen, allochtonen, gehandicapten. Anders krijgen kinderen een totaal verkeerd wereldbeeld voorgeschoteld en blijven we achter de feiten aan lopen.

De voorstellingen die u samen met uw broer Chokri maakt, gaan op een of andere manier altijd over jullie afkomst. Doen jullie dat bewust?

BEN CHIKHA: Als kunstenaar vertrek ik nu eenmaal vanuit mijn eigen identiteit, en mijn afkomst maakt daar een belangrijk deel van uit. Daarom ga ik in mijn theaterstukken op zoek naar oplossingen voor de identiteitsproblemen waar veel mensen mee worstelen. Moslims worden vaak gereduceerd tot hun religie, terwijl ze veel meer zijn dan dat. Het gevaar bestaat dat ze op den duur alleen nog vanuit hun geloof gaan reageren. In onze voorstellingen proberen we het stereotiepe beeld van de moslim die halal eet en zijn vrouw onder de duim houdt te doorbreken. Dat geeft ons als theatermakers een heel duidelijk profiel, en dat is vaak een voordeel. Al worden we daardoor ook makkelijk in een hokje geduwd. Als we ons bij culturele centra aanbieden, krijgen we soms te horen: ‘Sorry, maar we hebben dit seizoen al een voorstelling met allochtonen.’ Dat hou je toch niet voor mogelijk?

Hebt u nog een band met Tunesië?

BEN CHIKHA: Ik ben in België geboren, maar in mijn jeugd gingen we elk jaar twee maanden met vakantie naar Tunesië. Ik voel me ermee verbonden, ja. Ik wil teruggaan, om te kijken wat ik als kunstenaar voor Tunesië kan betekenen. Het land heeft de steun van Europa en de rest van de wereld nodig, anders dreigt de revolutie gekaapt te worden door moslimfundamentalisten of door een nieuwe dictator.

Tunesië is het enige land in de regio waar de gelijkheid van mannen en vrouwen in de grondwet is opgenomen. Blijkt dat ook in de praktijk?

BEN CHIKHA: Al voor de revolutie was Tunesië op dat vlak een voortrekker in de Arabische wereld. Veel vrouwen zijn er hoogopgeleid, veel meer dan de allochtone vrouwen in België. Het gevolg is wel dat heel wat Tunesische jongens die niet hebben doorgestudeerd bang voor hen zijn, en in Europa op zoek gaan naar een minder hoogopgeleide vrouw. Dat heeft onder meer te maken met het sterke eergevoel dat bij alle mannen uit die regio zit ingebakken. Ik heb het ook, maar ik probeer die trots goed te kanaliseren. Het mag niet negatief worden.

Wat ook meespeelt, is dat wie in Noord-Afrika woont, niet meteen tot de toplaag van de wereldbevolking behoort. Europeanen mogen doen wat ze willen. Wij kunnen zonder problemen naar Noord-Afrika reizen, maar zij mogen niet zomaar hierheen komen. Dat is toch een geschifte situatie? Om dat te compenseren, gaan mensen op zoek naar iets waar ze eigenwaarde uit kunnen halen, en velen vinden dat in het geloof. Moslimfundamentalisme ontstaat vaak uit de frustratie van mensen die elke dag ervaren hoe het Westen op hen neerkijkt.

Stelt u de situatie van vrouwen in Tunesië nu niet te rooskleurig voor? U zou er bijvoorbeeld niet met vrouwen in een café kunnen zitten?

BEN CHIKHA: Wel in Tunis of in kuststeden zoals Sousse, waar onlangs die aanslag is gepleegd. Maar in het binnenland ligt dat veel moeilijker. Daar wordt mijn vrouw al raar bekeken als ik met haar op een terrasje zit. En van een westerse vrouw wordt zoiets dan nog meer aanvaard dan van een Tunesische. Ik ontken niet dat er nog veel werk aan de winkel is qua vrouwenrechten – ook hier trouwens. Door wat ik zelf heb meegemaakt, vereenzelvig ik me ook heel sterk met de onderdrukte positie van die vrouwen. Je zou kunnen zeggen dat wij destijds in Blankenberge de vrouw waren en de Vlaamse gemeenschap daar de man. Daarom wil ik nooit een machtspositie innemen tegenover vrouwen. Nooit.

Maar u mag wel van geluk spreken dat u binnen de moslimgemeenschap als jongen en niet als meisje bent geboren?

BEN CHIKHA: Ik was eigenlijk liever een meisje geweest.

Legt u dat eens uit.

BEN CHIKHA: Het had me veel sterker gemaakt. Jongens hebben het in migrantengezinnen vaak te gemakkelijk. Dat is ook de reden waarom veel allochtone jongens zich zo dom gedragen: ze hoeven geen moeite te doen. Ik zie dat anders, want ik ben heel dankbaar voor de vrijheden en mogelijkheden die ik hier heb. Het is net omdat ik iets terug wil doen dat ik heel geëngageerd theater maak en zoveel mogelijk jonge gasten bij onze werking probeer te betrekken.

Hebt u vandaag nog altijd het gevoel dat u in Vlaanderen een buitenstaander bent?

BEN CHIKHA: Dat zal altijd een beetje blijven, maar ik voel me nu wel aanvaard. Vooral nu ik met een koersfiets rijd, wat heel atypisch is voor iemand van Noord-Afrikaanse afkomst. Als mensen me op die fiets zien zitten, verdwijnen alle vooroordelen als sneeuw voor de zon. Er ontstaat een nieuwe gemeenschappelijke grond. In plaats van theenamiddagen en couscousavonden te subsidiëren zou de overheid veel beter in koersfietsen investeren. Daar zou ze op termijn veel meer resultaat mee boeken, want nu komen we niet voorbij de clichés en de stereotypen.

Uw zoon en dochter dragen uw Tunesische achternaam. Bent u bang dat hen dat later parten zal spelen?

BEN CHIKHA: Over mijn zoon maak ik me niet zoveel zorgen, want hij zal zich er wel door slaan. Voor mijn dochter ligt het anders. Met haar donkere krulletjes ziet ze er heel Arabisch uit. Ze doet me onwillekeurig aan mijn moeder en mijn zus denken. Maar ik wil de toekomst ook niet al te somber inzien. Ik ben ervan overtuigd dat alles goed kan komen. Maar dan wel op voorwaarde dat iederéén zijn verantwoordelijkheid opneemt.

DOOR ANN PEUTEMAN EN HAN RENARD, FOTO’S SASKIA VANDERSTICHELE

‘Onrecht raakt mij heel diep. Zelfs voor iemand als Filip Dewinter zou ik empathie voelen als hij onterecht zwaar zou worden aangepakt.’

‘Als we ons bij culturele centra aanbieden, krijgen we soms te horen: “Sorry, maar we hebben dit seizoen al een voorstelling met allochtonen. “‘

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content