6 juni 1944. In de vroege ochtend gaan de geallieerden onder luchtdekking aan wal op de stranden van Normandië. D-Day zal het begin markeren van het einde van de Duitse bezetting. De Britse historicus Antony Beevor schreef er het ultieme boek over. ‘Niet iedereen zal er even gelukkig mee zijn’, voorspelt hij.

Antony Beevor is een van de meest succesvolle Britse geschiedschrijvers over de Tweede Wereldoorlog. Zijn vlot geschreven, uitstekend gedocumenteerde boeken over de slag om Stalingrad en over de verovering van Berlijn werden internationale bestsellers. Ze leverden hem roem, een flink gevulde bankrekening en evenveel afgunst op.

Eind deze maand verschijnt D-Day, Beevors vuistdikke verslag van de landing in Normandië. Aanleiding voor een ge-sprek met de auteur over de Moeder aller Invasies en over het geheim van een goed geschreven geschiedenisboek.

Beevor woont in een schitterend achttiende-eeuwse landhuis op een boogscheut van Canterbury. ‘Ik ben in deze streek geboren en getogen’, zegt hij. ‘Na mijn legertijd heb ik jaren in Londen gewoond. Met de opbrengst van de miljoenenverkoop van mijn boek Stalingrad hebben we een paar jaar geleden dit huis gekocht. Mijn vrienden noemen het “Schloss Stalingrad”.’

Niet iedereen is even enthousiast over uw succes. Sommigen noemen u een ‘pophistoricus’: ze verwijten u dat uw geschiedenisboeken te vlot en te literair zijn.

Antony Beevor: Het probleem met veel historische oorlogsboeken uit de tweede helft van de 20e eeuw is dat ze geschreven zijn vanuit het standpunt van de generaals. Toen ik halverwege de jaren negentig aan Stalingrad werkte, raakte ik er steeds meer van overtuigd dat je geen goede geschiedenis kunt schrijven als je alleen maar rekening houdt met de visie van de officieren. Ik heb Stalingrad op een manier geschreven waarop ik zelf graag geschiedenis lees: met als uitvalsbasis de mens te midden van het gewoel. Het zijn vooral Europese academici die last hebben met mijn manier van schrijven. De Britten hebben een traditie van meer literaire, verhalende geschiedschrijving, die start bij het werk van de achttiende-eeuwse auteur Edward Gibbon. Ik zat ooit op een congres in Zweden waar ik de stelling verdedigde dat geschiedenis nooit wetenschap kan zijn, maar alleen een tak uit de literatuur. Ik kreeg de hele zaal over me heen. Een vriendelijke oudere Zweedse professor stapte achteraf naar me toe en fluisterde: ‘Ik ben het helemaal met u eens, mijnheer Beevor, maar u moet voorzichtig zijn. In dit land worden uw uitspraken als ketterij beschouwd.’ (lacht)

Met de boeken die over D-Day verschenen zijn, kan een hele bibliotheek gevuld worden. Wat maakt uw boek anders dan de andere?

Beevor: Er is in het verleden al veel over D-Day gepubliceerd, maar er is nog nooit een boek verschenen dat het verhaal behandelt van de invasie in Normandië op 6 juni 1944 tot de bevrijding van Parijs op 25 augustus 1944. Daar komt bij dat er de laatste jaren nogal wat nieuw materiaal openbaar geworden is. Er zijn veel dagboeken en brievencollecties van ooggetuigen boven water gekomen. Vlak voor mensen sterven, schenken ze vaak hun papieren aan musea. Zo is het Mémorial de Caen, het grote museum in Caen, de voorbije jaren in het bezit gekomen van een gigantische collectie. Ik reisde er tijdens de voorbereiding van het boek naartoe in de veronderstelling dat ik alles in twee weken zou kunnen verwerken, maar uiteindelijk heb ik een aantal maanden heen en weer gependeld. Dagboeken bevatten altijd het beste materiaal. Veel soldaten verborgen de gruwel die ze meemaakten voor hun families en repten er met geen woord over in de brieven naar huis.

In tegenstelling tot brieven zijn dagboeken altijd waardevolle informatiebronnen. De meeste boeken over D-Day zijn gebaseerd op interviews die lang na de gebeurtenissen zijn afgenomen. De herinneringen van de overlevenden zijn gekleurd door de tijd en gefilterd door alles wat ze naderhand over de Tweede Wereldoorlog gelezen hebben. Mensen schrijven een dagboek niet met het oog op publicatie; ze schrijven het voor zichzelf en omdat ze willen getuigen. De beste dagboeken zijn trouwens geschreven door vrouwen. Zij noteerden werkelijk elk detail. Dagboeken maken het voor een historicus mogelijk om het materiaal te verwerken in de stijl van een roman, zonder dat hij hoeft te fantaseren. Dagboeken staan vol informatie over het weer, de sfeer… Ze hebben het ook over de geruchten. Die zijn erg belangrijk. Te veel academici houden te weinig rekening met geruchten. Als je over een bepaalde pe-riode schrijft, moet je de angst van de mensen kennen en weten welk gerucht ze op dat moment voor feit aanzien.

Veel boeken over D-Day hebben het over de inval en de strategie, maar schenken amper aandacht aan het lijden van de burgerbevolking. U doet dat wel.

Beevor: Ik probeer de landing in Normandië vanuit ieders standpunt te beschrijven: de geallieerden en de Duitse bezetter, met de Franse burgerbevolking in het midden. Je kunt niet over de strijd in Normandië schrijven zonder oog te hebben voor het lijden van de burgers. Ik was gechoqueerd toen ik ontdekte dat er meer Franse burgers gedood zijn door Britse en Amerikaanse bommen, dan dat er Britten gedood zijn door de Luftwaffe. De Britten praten altijd over de grote offers die ze gebracht hebben in Normandië, maar vergeten dat ook de Fransen hun duit in het zakje gedaan hebben. Het wordt algemeen aanvaard – ook door Franse historici – dat de landing in Normandië Frankrijk gered heeft. Maar de inwoners van Normandië waren de martelaars voor de rest van het land.

Vanaf de zomer van 1944 lag de relatie tussen Frankrijk en de Verenigde Staten erg moeilijk. Dat had te maken met die immense offers van de burgerbevolking. Ze hebben de trans-Atlantische verhoudingen voor jaren verzuurd. De Amerikanen beschouwden een land dat door de vijand bezet was bijna als een vijandig land. Ze vertrouwden de Fransen niet. Na de capitulatie konden de Amerikanen en de Duitsers erg goed met elkaar overweg – vooral omdat de Duitsers met hun hielen tegen elkaar klakten, gehoorzaam ‘Yes Sir!’ riepen, en deden wat hen opgedragen werd. De Amerikanen hoorden die Fransen alleen maar zeuren: ze wilden meer kolen, ze wilden meer geld, meer brandstof… Daarenboven waren de Fransen alleen maar bezig met overwinningsparades tot meerdere eer en glorie van Frankrijk, terwijl het net de geallieerden waren die hen gered hadden. In 1945 hadden het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk eigenlijk al hun grandeur verloren. De twee nieuwe supermachten waren de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie. Het idee dat de Franse politiek door die twee buitenlandse machten bepaald zou worden, konden de Fransen heel moeilijk aanvaarden. Geen enkel land houdt trouwens van zijn bevrijder.

Het boterde niet tussen de Fransen en de Amerikanen, maar ook tussen de Amerikanen en de Britten was de liefde niet altijd even groot?

Beevor: Op strategisch vlak was er zeker een groot wantrouwen tussen de geallieerden. De Amerikanen wantrouwden de Britten omdat ze ervan overtuigd waren dat het Verenigd Koninkrijk eerst en vooral zijn politieke invloed in Europa wilde behouden. De Amerikanen propageerden zichzelf als anti-imperialisten; gemakshalve vergaten ze hun bemoeienis met de Filipijnen en met andere landen. De Britten wantrouwden de Amerikanen niet echt, maar ze waren wel bang dat de Amerikanen na de Japanse aanval op de Amerikaanse marinebasis van Pearl Harbor in 1941 vooral geïnteresseerd waren in het oosten, en dat ze de oorlog in Europa zo snel mogelijk wilden afhaspelen. En dan was er Sovjetleider Jozef Stalin. Na de verschrikkelijke schok van de Duitse invasie in 1941 was Stalin vastbesloten om via satellietstaten een zo groot mogelijk cordon sanitaire aan te leggen, opdat de Sovjet-Unie nooit nog het slachtoffer zou worden van een verrassingsaanval. Hij was oorspronkelijk niet van plan om heel Europa te gaan inpalmen. Maar Stalin was net als een rijke vrek die steeds meer geld wil. Stel dat D-Day een mislukking geworden was, dan was Stalin misschien wel veel verder Europa binnengedrongen, en had het beeld van Europa na de Tweede Wereldoorlog er totaal anders uitgezien.

De landing vond plaats op 6 juni 1944, maar eigenlijk wilden de geallieerden al veel eerder Normandië binnenvallen.

Beevor: De invasie was eerst gepland voor begin mei. Maar de geallieerden hadden niet genoeg landingsmaterieel en moesten de hele operatie uitstellen tot 5 juni. Die dag was het slecht weer, en de invasie werd opnieuw uitgesteld tot ’s anderendaags. Het is een mirakel dat ze die zesde juni de oversteek over het Kanaal konden wagen. Ze profiteerden van een lichte, tijdelijke verbetering van het weer. De Duitsers hadden die weersverbetering niet zien aankomen, en hadden de inval niet op die dag verwacht. Daarom ook konden de geallieerde mijnenvegers hun job doen zonder dat er onder hen slachtoffers vielen. De Britse admiraal Bertram Ramsay had op voorhand laten berekenen hoeveel slachtoffers er zouden vallen. Zijn schatting was 10.000 op de eerste dag. Op het einde van die zesde juni waren het er 4400, dus viel dat wat hem betrof nog goed mee. Er waren meer Franse burgers gestorven dan Amerikanen op Omaha en Utah Beach.

De Duitsers slaagden er op D-Day niet in om op tijd versterkingen aan te voeren, en Hitler weigerde tot laat in de namiddag om zijn pantserdivisies te verplaatsen. Dat betaalde hij de volgende dag cash: veel tanks werden op weg naar het front de lucht ingeblazen door de geallieerde luchtmacht. De Führer weigerde te luisteren naar zijn generaals Von Rundstedt en Rommel. Op neonaziwebsites kun je de legende lezen van de Dolchstoss, het ‘mes in de rug’. Neonazi’s argumenteren dat Hitler de 6e juni ’s morgens vroeg klaarwakker was. Dat is niet waar – de getuigenissen van zijn vertrouweling Albert Speer en anderen die aanwezig waren op de Berghof, zijn woonhuis op de Obersalzberg nabij Berchtesgaden, spreken dat tegen. Niemand durfde het aan om Hitler wakker te maken, zonder dat ze de precieze details over de invasie hadden. De neonaziwebsites beweren dat generaal Hans Speidel de pantserdivisies in de verkeerde richting liet rijden. Speidel zou een maand later een sleutelfiguur worden in het complot om Hitler uit de weg te ruimen. Het verlies van de Duitsers wordt door neonazi’s verklaard als een gevolg van verraad. Wat nonsens is. De Führer was gewoon niet op tijd uit zijn bed, en nam domweg de verkeerde beslissingen.

De invasie werd aan geallieerde kant geleid door officieren met een pijnlijk gebrek aan verbeelding. Vlak voor ze aan land gingen, zeiden ze tegen hun soldaten: ‘Kijk naar de man links van je, kijk naar de man rechts van je. Een van jullie drieen zal dit niet overleven.’ Eigenlijk vertelden ze hun manschappen dat 30 procent van hun divisie in mootjes gehakt zou worden. Wat me niet direct de beste manier lijkt om het moreel van je mannen op te krikken als je ten strijde trekt.

Maar ze kwamen natuurlijk wel in een massale slachtpartij terecht.

Beevor: Zeker. De slag in Normandië was een wredere oorlog dan wat mensen vandaag geloven. Je hoort vaak beweren dat Normandië minder erg was dan het Oostfront. Dat is niet waar, Normandië was veel erger dan het Oostfront. Het aantal gesneuvelden per Duitse en per geallieerde divisie lag in Normandië twee keer zo hoog als aan het Oostfront. In totaal sneuvelden er meer dan 425.000 soldaten, Duitse en geallieerde. Het aantal burgerslachtoffers wordt geschat op 20.000. De slag in Normandië werd beheerst door een vicieuze cirkel van wraak. De SS-divisies schoten hun gevangenen dood. Dat leidde aan de andere kant evenzeer tot het executeren van gevangenen. De Amerikaanse para’s en tanktroepen namen zeer weinig Duitsers gevangen. Vaak maakten ze hun gevangenen om praktische redenen af, omdat ze niet genoeg manschappen hadden om hen te bewaken. De Franse burgers waren geschokt toen ze dat zagen gebeuren. Het doden van gevangenen was veel meer verspreid dan iemand zich nu durft voor te stellen.

Daarnaast zijn ook ontzettend veel mensen gedood door eigen vuur. De Russische invasie in Berlijn was de enige operatie uit de Tweede Wereldoorlog met nog meer nevenschade. De Britten hadden een tekort aan manschappen. Alles wat de levens van kostbare soldaten kon sparen, was welkom voor de Britse generaal Bernard Montgomery. Hij omarmde het idee dat de Duitsers verslagen konden worden met gerichte bombardementen. Maar die verliepen allesbehalve gericht, en eigenlijk had de Britse generale staf dat op voorhand kunnen weten. Veel missers waren een gevolg van de rivaliteit tussen de Britse luchtmacht en de landmacht. De Royal Air Force (RAF) voelde zich niet alleen letterlijk maar ook figuurlijk verheven boven de rest, en claimde altijd veel meer successen dan ze in werkelijkheid behaalde. Twintig procent van de bommen die de RAF dropte, kwamen op huizen van onschuldige burgers terecht.

Sommige dingen die ik schrijf zullen me niet populairder maken. De zoon van Montgomery is zeer ongelukkig met dit boek. Generaal Montgomery nam soms goeie beslissingen, maar zat er vaak ook totaal naast. Zeker in zijn relaties met de Amerikanen. Hij was gewoon niet eerlijk over de stand van zaken op het terrein. Hij was te ijdel om zijn mislukkingen toe te geven. Dat zorgde voor ontzettend veel wrevel bij de Amerikaanse generaal Eisenhower.

D-Day zelf was een meevaller voor de ge-allieerden, maar daarna begon de ellende pas goed?

Beevor: De echte gruwel begon na 6 juni, toen de geallieerden de bocage, het typische Normandische landschap van hagen en aarden wallen, binnentrokken. De Duitse soldaten waren briljant in camouflage, en ze hadden in Rusland alle vuile trucs geleerd om zich te verdedigen. Duitse sluipschutters bonden zich boven in de bomen vast, en schoten naar iedereen die in hun vizier kwam.

De Britse en Amerikaanse soldaten leden enorm onder oorlogsstress. Meer dan 30.000 soldaten hadden psychologische problemen. Een soldaat die eronderdoor gaat, kun je met rust en therapie nog oplappen, maar als hij een tweede keer flipt, is hij rijp voor de psychiatrie. De Duitsers daarentegen kraakten niet. De Amerikaanse en Britse psychiaters begrepen niet hoe het kon dat zo weinig gevangen Duitsers last hadden van gevechtsmoeheid, terwijl ze toch zoveel meer artillerievuur en bombardementen te verwerken hadden gekregen. Voor het Duitse leger bestond gevechtsmoeheid gewoon niet. Ze noemden dat lafheid. Je werd neergeschoten als je met dat soort klachten kwam aanzetten.

Waarom was de landing in Normandië geen jaren eerder gepland?

Beevor: De Amerikanen beloofden Stalin in 1942 al een invasie over het Kanaal. Maar dat was waanzin: ze beschikten niet over het benodigde landingsmaterieel en ze hadden geen enkele strategie. De Britten wisten dat en hielden de boot af. De Amerikanen leerden wel erg snel – veel sneller dan de Britten. In Noord-Afrika was de slag bij Kasserine een ramp geweest voor het Amerikaanse leger. Hun onervaren soldaten gingen er op de loop. De Amerikaanse generale staf leerde daaruit dat de ‘groene’ soldaten eerst ontgroend moesten worden, dat er bloed aan hun handen moest kleven voor ze aan het ‘serieuzere werk’ konden beginnen.

De Britten kregen in de loop van de oorlog heel wat nederlagen te verwerken. Montgomery had gelijk om eerst in Noord-Afrika alles op alles te zetten en de slag bij El-Alamein te winnen. De Britten konden zich psychologisch niet nog eens een nederlaag veroorloven. Dat gold zeker voor de invasie in Normandië. Want als die in 1942 of in 1943 mislukt was, hadden de Duitsers de geallieerden verpletterd. 6 juni 1944 was dus echt wel het juiste moment.

ANTONY BEEVOR, D-DAY, AMBO, 496 BLZ., 29,95 EURO. VERSCHIJNT OP 20 MEI.

DOOR JAN STEVENS

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content