Musicoloog en dirigent Jan Caeyers over zijn nieuwe Beethovenbiografie. ‘Beethoven was de eerste moderne kunstenaar.’

‘Het was’, moet hij achteraf constateren, ‘een belangrijk, om niet te zeggen dramatisch kantelmoment in mijn leven.’ In 2003 nam Jan Caeyers afscheid van de Beet-hoven Academie, het prestigieuze kamerorkest waarvan hij tien jaar lang de dirigent en bezieler was geweest. Moegestreden, zo leek het wel – zijn Beethoven Academie kampte met chronisch geldgebrek. Caeyers bleef nog wel dirigeren in het buitenland, onder meer aan de opera in Stuttgart, en hij doceerde nog altijd muziekanalyse aan de Leuvense universiteit, maar voorts werd het toch wel heel erg stil rond hem. ‘Ik wilde een cesuur in mijn leven’, zegt hij. ‘Ik wilde mezelf verplichten opnieuw op zoek te gaan naar de bron.’ Vijf jaar lang werkte Caeyers als een bezetene aan wat uiteindelijk een monumentale biografie is geworden over de componist, die hij als geen ander kent: Ludwig van Beet-hoven. Het boek wordt deze week gepresenteerd in deSingel in Antwerpen.

Bij een biografie van Beethoven bestaat de neiging om te denken: bestaat die dan al niet?

JAN CAEYERS: Er zijn natuurlijk wel een aantal biografieën geschreven, maar je kunt Beethoven op dat vlak niet vergelijken met Napoleon of Goethe. Afgezien van wat romantische levensbeschrijvingen of kleinere, inleidende boekjes is er wereldwijd de voorbije dertig, veertig jaar geen boek van deze omvang verschenen. En dan zeker niet met de inbreng van praktijkervaring. Omdat ik de muziek van Beethoven zelf ook heb gespeeld, is mijn positie vrij uniek.

Rond Beethoven hangt de romantische aura van het genie. Was hij dat ook?

CAEYERS: Componisten als Bach en Mozart waren zeker even geniaal. Maar de genialiteit van Beethoven overstijgt de muziek. Er is een grote band met de tijdsgeest, een kantelmoment in de Europese geschiedenis. In het jaar 1800 verandert de verhouding van het individu met zichzelf, met de samenleving en met de kosmos fundamenteel. Als een biografie van Mozart zich, afgezien van wat anekdotiek, tot het muzikale beperkt, is er al heel veel gezegd. Met Beethoven is dat niet het geval. De tijdslijn is bij hem meer dan een decor, je moet ook de tijd zelf beschrijven. Daarbij komt dat dit boek ook een portret is geworden van een moderne kunstenaar.

Waarom is Beethoven een moderne kunstenaar? De eerste moderne kunstenaar zelfs?

CAEYERS: Omdat hij zijn muziek schrijft in functie van een bepaald zelfbeeld. Hij gaat ook aan de spelregels sleutelen. Bach en Mozart hebben ook grenzen verlegd, maar ze deden dat binnen een systeem dat hen door anderen werd aangereikt. Beethoven zoekt een nieuwe logica, hij ontwikkelt structuren vanuit een innerlijke dynamiek die alleen met hem zelf te maken heeft. En daarbij komt in zijn geval de geweldige metafoor van zijn doofheid. Het afgesneden zijn van de buitenwereld. Het volledig terugvallen op de fantasie.

Die doofheid was voor hem dus niet alleen een vloek, maar ook een zegen?

CAEYERS: Er waren momenten in zijn leven dat het anders had kunnen lopen. Zijn vertrek als jonge pianist uit Bonn, bijvoorbeeld, in 1792. Hij wil zich een paar jaar in Wenen vervolmaken bij niemand minder dan Joseph Haydn, om daarna naar Bonn terug te keren en kapelmeester te worden. Een voorspelbare carrière. Maar al snel blijkt dat een terugkeer naar Bonn als gevolg van politieke omstandigheden niet mogelijk is. De Fransen nemen Bonn in, keurvorst Maximiliaan vlucht en het hof wordt ontmanteld. Beethoven denkt aan de uitbouw van een carrière als concertpianist. Hij maakt in 1796 een tournee langs steden zoals Praag, Leipzig, Dresden en Berlijn en loopt onderweg de ziekte op die hem op termijn onherroepelijk doof maakt.

Wanneer wordt dat duidelijk?

CAEYERS: In 1801, 1802 beseft hij dat een carrière als virtuoos en zelfs als kapelmeester uitgesloten is. Dat zou normaal het einde hebben betekend van zijn muzikale carrière. In 1802 raakt hij in een depressie. Hij trekt zich terug in Heiligenstadt, een dorpje buiten Wenen, en schrijft daar zijn fameuze testament, waarin hij besluit om van het schrijven van muziek zijn missie te maken. Hij is dan tot het inzicht gekomen dat hij zijn tragische handicap in een voordeel kan ombuigen. En zo werd die doofheid inderdaad meer een zegen dan een vloek.

Als hij niet doof was geworden, was hij dus gewoon een briljante concertpianist gebleven.

CAEYERS: Dan had hij misschien wat interessante pianomuziek geschreven en was hij eventueel ergens kapelmeester geworden. Maar dan zou zijn werk nooit die eigenzinnige dimensie hebben gekregen die het nu heeft.

Zou zijn muziek ook anders hebben geklonken?

CAEYERS: Dat is moeilijk te zeggen. Hij werd niet van vandaag op morgen stokdoof. Hij is vrij lang blijven optreden en nadien kon hij met een systeem van trechters controleren wat hij deed. In de laatste vijf, zes jaar van zijn leven hoorde hij nog nauwelijks iets. Maar de harde schijf van zijn geheugen was intussen zodanig getraind, dat hij dat tegen die tijd bijna niet meer nodig had.

Beethoven was de eerste componist die al tijdens zijn leven een genie werd genoemd. Wat deed dat met hem?

CAEYERS: Hij werd op handen gedragen, als was hij door de goden gezalfd. U moet dat zien tegen de achtergrond van het opkomende natiegevoel in Duitsland en Oostenrijk. Johann Gottfried von Herder introduceerde eind achttiende eeuw het begrip Volksgeist, en Beethoven werd door zijn bewonderaars gezien als een emanatie daarvan. Er waren in die periode twee Frans-Oostenrijkse oorlogen en het verschil tussen die twee is interessant om te zien. De oorlog van 1805 wordt nog boven de hoofden van de mensen gevoerd. Die van 1809 is al door een bepaalde ideologie onderbouwd. Plotseling leeft bij de mensen het gevoel dat die oorlog een zaak is van de natie. En die natie, dat zijn wij.

Wat betekent dat voor Beethoven?

CAEYERS: Hij kon naar Kassel, naar een hof dat banden had met Napoleon. Maar hij kreeg in Wenen een contract, dat hem in staat stelde om van het schrijven van muziek te leven. Op dat moment evolueert zijn muziek ook puur stilistisch. Hij gaat van een Franse sound – Luigi Cherubini was zijn grote voorbeeld – naar een meer typisch Duitse klank. Hij gaat een zekere Duitsheid uitdrukken. En die Duitsheid heeft het beeld dat wij van Beet-hoven hebben vervolgens sterk beïnvloed. Dat strenge, ernstige, peinzende. Dat zware. Maar de muziek van Beethoven is over het algemeen veel minder zwaar dan men denkt.

Is dat het grootste misverstand dat over hem bestaat?

CAEYERS: Ik denk het wel. Een misverstand is ook dat Beet-hoven slecht componeerde voor de menselijke stem. Er zitten in de Negende Symfonie en in de Missa Solemnis fragmenten die onzingbaar zijn – maar met een bepaalde bedoeling. Hij geeft daarmee in de Missa Solemnis, bijvoorbeeld, het onvermogen van de mens aan om zijn verhouding met de kosmos en met God uit te drukken. Ik vind dat goed gevonden. Er is bij Beethoven ook een italianità, een melodieusheid, die vaak wordt genegeerd. Zijn muziek is bij momenten van een bijna verdiaanse elegantie. Die flexibiliteit is altijd weggemoffeld achter dat Duitse schild. Als je de brieven van Beethoven leest, kom je een mens tegen met onverbiddelijke opvattingen over muziek. Maar op andere terreinen kon hij heel aangenaam en opgewekt zijn: als hij een café binnenkwam, maakte hij pirouettes met zijn hoed.

Hij was niet de onmogelijke mens die de overlevering van hem heeft gemaakt?

CAEYERS: Hij was natuurlijk sociaal gehandicapt door zijn doofheid. Dat heeft hem zeker op het einde van zijn leven parten gespeeld. Hij had daar last van, het maakte hem mensenschuw. Hij was ook een alcoholicus. Maar hij kon heel charmant, geestig en spits zijn.

We moeten ons bij het beluisteren van zijn muziek dus niet altijd donkere wolken voorstellen?

CAEYERS: Maar nee! Neem het opus 135, het allerlaatste strijkkwartet. Daarvan wordt gezegd dat het een hommage is aan Haydn, omdat men zich geen raad weet met dat plotseling onthechte, wat ironische post scriptum.

Opvallend is dat Haydn wel naar Londen trok, terwijl Beethoven in Wenen bleef hangen. Hoewel hij toch niet echt in de biedermeiercultuur paste.

CAEYERS: Daarin speelt die doofheid toch weer een rol. Hij kon naar Londen, maar in Wenen had hij een zeker overzicht om zijn leven praktisch te organiseren. Hij zocht het avontuur toch liever thuis, achter zijn piano en zijn werktafel. Dat had zeker ook te maken met het feit dat hij al vroeg een ontheemde jongen was, die door zijn vader in de steek was gelaten. Beethoven heeft zich altijd onveilig gevoeld. Hij leed aan verlatingsangst, was altijd op zoek naar houvast. Het is heel typisch dat hij nooit iets weggooide. Hij hield alles bij – zijn partituren, zijn schetsboeken maar ook de fameuze conversatieschriftjes, waarmee hij de laatste tien jaar van zijn leven met de buitenwereld communiceerde. In die schriftjes konden zijn gesprekspartners hun repliek neerschrijven. Er zijn er honderden van bewaard gebleven.

Kon Beethoven eigenlijk van zijn composities leven?

CAEYERS: Dat was niet altijd even gemakkelijk. Rond het auteursrecht was in die tijd nog niets geregeld. Beethoven verkocht zijn partituren aan uitgevers, maar tegen piraatdrukken was weinig te beginnen – je zou het een beetje kunnen vergelijken met het downloaden van muziek vandaag. Hij was eigenlijk de eerste componist die, meer nog dan Mozart op het eind van zijn leven, in een soort vrijemarktsituatie terechtkwam, waarin ook kijk- en luistercijfers een rol speelden. Zo heeft hij bijvoorbeeld veel geld verdiend met zijn slechtste werken – zoals de werken die hij gecomponeerd heeft ten tijde van het Congres van Wenen.

Wie Beethoven zegt, denkt automatisch aan de Negende Symfonie. Wat was volgens u zijn beste werk?

CAEYERS: De Negende is een eigenzinnig, maar zeker niet zijn beste werk. Ik ben geneigd om het interessantste werk van Beet-hoven toch zijn pianomuziek te vinden. Omdat hij zo’n fantastische pianist en improvisator was – zijn pianoconcerto’s werden voor een stuk ter plekke geïmproviseerd – kende hij de grenzen van dat instrument, maar ook de mogelijkheden om die grenzen te overschrijden. Zo is hij erin geslaagd een nieuwe taal voor piano te ontwikkelen.

Na de dood van Beethoven, schrijft u, was niets meer als vroeger: de componist was niet meer per definitie de uitvoerder van zijn eigen muziek en omgekeerd, het zwaartepunt werd verlegd van de improvisatie naar de interpretatie.

CAEYERS: Jazeker, en ik ben bang dat de manier waarop we vandaag Beethoven spelen maar een flauw afkooksel is van de manier waarop Beethoven dat zelf deed. Met Beethoven is de maatschappelijke status van de componist veranderd. Componeren was voortaan een aparte discipline en de partituur een dwingend keurslijf. De marges voor de uitvoerder werden veel kleiner. Sinds Beethoven is de muziek complexer geworden en dat vereiste andere vaardigheden van de uitvoerders en een andere luisterattitude van het publiek.

Uw biografie is klaar. Wat nu?

CAEYERS: Ik zal daar cryptisch op antwoorden: ik heb nu weer, meer dan ooit, de behoefte om wat ik over Beethoven weet om te zetten in muzikale communicatie.

En wat betekent dat in mensentaal? Een nieuw ensemble?

CAEYERS: Een goede verstaander snapt ongetwijfeld wat ik bedoel.

JAN CAEYERS, BEETHOVEN – EEN BIOGRAFIE, DE BEZIGE BIJ, AMSTERDAM, 670 BLZ., 45 EURO.

DOOR PIET PIRYNS EN HUBERT VAN HUMBEECK

jan caeyers ‘Beethoven kon heel charmant, geestig en spits zijn.’

‘Ik ben bang dat de manier waarop we vandaag Beethoven spelen maar een flauw afkooksel is van de manier waarop Beethoven dat zelf deed.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content