Leen Huet
Leen Huet Leen Huet is schrijfster en bekijkt details in historisch perspectief.

Ik rook niet. Nooit gedaan. Geen idee hoe het moet. Heel af en toe zou ik het wel willen kunnen. Deze gedachte trof me in een kamertje aan de Rue Lhomond in Parijs, alwaar een dvd, bekeken op het scherm van een laptop, me eraan herinnerde dat gedichten eerst gesproken woorden zijn. Een acteur vertolkte de rol van dichter Dino Campana; een acteur sprak woorden, op het terras van een huis bij de zee. Je hoorde het gedicht geboren worden, zichzelf vormen.

In een oogwenk

Zijn de rozen uitgebloeid…

Nadat het gedicht zichzelf ter wereld had gebracht, nadat de filmvoorstelling afgelopen was had ik een sigaret willen opsteken; inademen, uitademen, traag, de blauwe rook omhoog zien kringelen, en een eeuwigheid nemen om na te denken. Over dat gedicht, In un momento, ‘In een oogwenk’. Campana had het enkel uitgesproken in 1917, de ene zin gulpend na de andere, misschien noteerde hij het pas jaren later. In het krankzinnigengesticht, 1918-1932. Een gedicht als een obsessie, zonder uitleg, het woord rozen herhaald als hamerslagen. Maar hoe gaat dat in Parijs? Dan loop je weer de rue Mouffetard in, om een croissant, om een Laguiole-mes, om een mandarijn die niet behandeld werd na de oogst, dan drink je een warme chocolade in Aux Deux Magots, dan stap je een boekhandel binnen en merk je dat je omringd wordt door driehonderd mensen. Allen bladerend, nadenkend, over geschiedenis, over Ségolène, over de advent, over Julie de Lespinasse. Is het mogelijk, vraag je je af, dat men in één boekhandel in de Franse hoofdstad zoveel literatuurliefhebbers aantreft? En is dit alles voortgekomen uit een paar mensen die ooit, in de nevel der tijden of op dit eigenste moment, zinnen stamelden zonder nuttige mededelingen?

Gesproken poëzie is dikwijls langdradig, lees ik in Stemmen op schrift, het nieuwe naslagwerk over de alleroudste Nederlandse literatuur. Maar langdradige gesproken poëzie lijkt al een ontwikkelde vorm, een ridderverhaal dat wordt voorgedragen, avond na avond, avontuur na avontuur in de queeste. ‘Hoort nu wat er vervolgens gebeurde…’ Veel treffender zijn de schamele restanten, door het alfabet opgevist uit het eerste Nederlands. Forsachistu diobolae? End allum diobol gelde? End allum diobols wercum? (Woorden die wellicht door Willibrordus werden uitgesproken, bij de doop van heidenen.) Oude Friese uitdrukkingen, nagelduistere nacht, hamerhoudende arm, benenburcht, een mooi woord voor baarmoeder. Men zei al Fisse voor bunzing, wie Caunoga werd genoemd heette Kauwenoog en schelden kon met hoerbred, hoergebroed. Dan zijn er natuurlijk nog olla vogala, alle vogels, opgetekend door een Gezelle van lang geleden. Kwamen ze nu tot leven, onze voorzaten uit de donkere eeuwen, we zouden elkaar verstaan.

Nee, taal wordt niet oud. Woorden van 1500 jaar geleden bliksemen nog steeds. In handschriften uit Wales zijn verbijsterende fragmenten van misschien wel druïdenpoëzie terug te vinden: ‘Vele vormen had ik voor ik werd bevrijd/ Ik was een slank, betoverd zwaard… / Ik was regendruppels in de lucht en sterrenstraal/Ik was lantarens van licht voor anderhalf jaar/ Ik was een brug die zestig mondingen overspande/ Ik was een weg, een adelaar, ik was een vissersboot op zee.’ Gedicht of toverspreuk? Opschepperij? Orakeltaal? Het zou kunnen. Het zou ook kunnen dat gedichten maken hetzelfde is als andere gedaantes aannemen, het andere zien en worden. Historicus Nikolai Tolstoy schreef die verzen toe aan Merlijn zelf. Ik krijg ze maar moeilijk uit mijn hoofd.

De film: ‘ Un viaggio chiamato amore’, van Michele Placido, met Stefano Accorsi en Laura Morante.

LEEN HUET IS KUNSTHISTORICA EN SCHRIJFSTER.

Leen Huet

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content