In 1987 emigreerde de Duitstalige schrijfster Herta Müller (°1953) uit Banat (Roemenië) naar West-Berlijn. Het thema van de emigratie was onder dictator Nicolae Ceausescu (1918-1989) taboe in Roemenië. Toch sneed Herta Müller dit onderwerp aan in Niederungen (1982), de enige roman die ze voor haar definitieve vertrek kon publiceren in Boekarest. Herta Müller: ‘Nadat ik het manuscript had ingeleverd, duurde het twee jaar voor Niederungen verscheen. Hele passages waren geschrapt. Ook een woord als ‘koffer’ was voor de censor te irriterend, omdat het associaties met emigreren opriep.’

Herta Müllers moeder had jaren in een Sovjetkamp doorgebracht. Haar vader was lid van de SS geweest. De dochter moest zelf ontdekken wat de Holocaust betekende, want daarover werd in de huiskring niet gepraat. Müller: ‘Natuurlijk werd ik daardoor wantrouwig en woedend tegenover mijn omgeving. Ik voelde dat ik haast niets kon beginnen met wat ik thuis had meegekregen. Vandaar mijn kritiek op het opportunisme van de Duitse minderheid in Banat. Mijn ouders raadden me aan me zo klein mogelijk te maken. Al wat uit de grauwe massa oprees, vonden ze gevaarlijk.’

De door het nazisme gecontamineerde Duitse taal was het instrument waarmee Herta Müller noodgedwongen van haar Duitse omgeving afstand probeerde te nemen. Op haar beurt confronteerde de naoorlogse Roemeense dictatuur de schrijfster met de besmette taal van de communistische ideologie. Müller: ‘In elke totalitaire staat moet je je van de officiële taalregulering bevrijden als je jezelf nog ernstig wilt nemen.’

Als schrijfster had Herta Müller in Roemenië slechts weinig houvast. Voor de literaire traditie in Banat had ze geen belangstelling: ‘Voor de oorlog bestond er een aartsconservatieve, provinciale Duitse literatuur, en daarna kreeg je al dat stalinistische knoeiwerk.’

Hartedier (1994) was een roman waarin Herta Müller de dictatuur tot op het bot analyseerde. Om er vat op te krijgen boorde ze haar blik in ontluisterende details. Müller: ‘In je angst worden alle dingen groter omdat je zelf zo klein wordt. De details verzelfstandigen zich, los van hun normale samenhang. Als ikzelf verhoord werd, heb ik dikwijls met mijn ogen het lichaam van mijn ondervrager gedemonteerd. Ik observeerde zijn aparte lichaamsdelen: een oor, een oog, een vingernagel. Ik vond die delen zo lelijk dat ik ervan walgde. Ik voelde me zo machteloos, dat ik me niet meer kon voorstellen dat die machtige ondervrager uit hetzelfde materiaal bestond als ikzelf. Ik deed mijn best om niet de mindere van mijn kwelgeest te zijn. Zelfs als jij mij doodt, dacht ik, zal ook jij ouder worden en uiteindelijk moeten sterven. Ik leerde begrijpen dat een haartje boekdelen kon spreken. Bij het verlaten van je woning kon je zo’n haartje deponeren op een bepaalde plaats, op een slot of een la. Was dat haartje na je thuiskomst verdwenen, dan wist je dat iemand je woning had doorzocht. Maar op den duur begon je aan jezelf te twijfelen. Had je dat haartje wel op die plaats gelegd? Misschien was je zo geobsedeerd met dat haartje bezig, dat je niet eens merkte dat het schilderij aan de muur al drie dagen verdwenen was. Door die aandacht voor de details was er in je hoofd geen plaats meer voor grotere dingen. Het was absurd. Het was gewoon te veel voor een mens.’

In dat totalitaire universum, waarin het individu voortdurend wordt bedreigd, was niets nog vanzelfsprekend. De mogelijkheid een telefoon aan te sluiten, kreeg de proporties van een totalitaire verleiding, zeg maar een aanslag op je morele integriteit. Müller: ‘In Roemenië moest je doorgaans heel lang wachten op een telefoonaansluiting. Maar toen ik alleen ging wonen, werd me direct een aansluiting aangeboden. Daardoor wist ik dat ze me wilden afluisteren. Ze hoopten dat ik in het vuur van een gesprek mijn mond voorbij zou praten. Daarom heb ik gezegd dat ik geen telefoon nodig had. Natuurlijk had ik best een aansluiting kunnen gebruiken. Maar voor mezelf was het belangrijk dat ik de veiligheidspolitie aan het verstand kon brengen dat ik haar tactiek doorhad.’

DIT PORTRET ONTSTOND OP BASIS VAN ENKELE GESPREKKEN DIE PIET DE MOOR TUSSEN 1988 EN 1996 MET HERTA MüLLER IN BERLIJN EN AMSTERDAM HEEFT GEVOERD. DE VERTALING VAN HAAR JONGSTE BOEK ATEMSCHAUKEL (HANSER VERLAG) VERSCHIJNT VOLGEND JAAR BIJ UITGEVERIJ DE GEUS, BIJ WIE OOK EEN AANTAL ANDERE ROMANS VAN HERTA MüLLER IN NEDERLANDSE VERTALING WERDEN GEPUBLICEERD.

Piet De Moor

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content