‘De crisis wordt misbruikt’, zegt eregouverneur van de Nationale Bank Fons Verplaetse. ‘Iedereen heeft het over de begrotingssanering, bijna niemand over banenschepping en het economisch herstel . Als België opnieuw competitief wordt en er meer arbeidsplaatsen bij komen, zal het ook beter gaan met de overheidsfinanciën.’

‘Saneren, saneren, saneren. Besparen, besparen, besparen. Snijden, snijden, snijden. Dat zijn de enige woorden die sommigen kennen als ze het hebben over maatregelen om het gat in de begroting te dichten. Maar ze beseffen te weinig dat elke sanering de economische groei aantast’, zegt Fons Verplaetse, eregouverneur van de Nationale Bank. En Verplaetse kent iets van gaten in de begroting: in de jaren tachtig werkte hij op het kabinet van premier Wilfried Martens (CD&V) mee aan het herstelbeleid, en als gouverneur van de Nationale Bank (van 1988 tot 1999) bekampte hij de schuldenberg zodat België kon toetreden tot de eurozone.

‘Als je nu te snel en te diep saneert, smoor je de prille economische heropleving in de kiem. Dan breng je de banenschepping in gevaar, terwijl we meer mensen aan de slag moeten krijgen om de kosten van de vergrijzing op te vangen’, zegt Verplaetse. Vanaf 2009 hebben we wel weer te maken met het gevreesde ‘rente-sneeuwbaleffect’: door de hogere schuld moeten we hogere rente-lasten betalen, wat dan weer voor grotere tekorten op de begroting zorgt. ‘Ach,’ zegt Verplaetse, ‘ik heb in de jaren tachtig met die rentesneeuwbal te maken gehad. Ik zeg niet dat het aangenaam was, maar het is ook niet dodelijk. Ik vind dat men daar te dramatisch over doet.’

De uitspraak van minister van Begroting Guy Vanhengel (Open VLD) dat België ‘virtueel failliet’ is, getuigt volgens Verplaetse van weinig burgerzin: ‘Ik kan me niet van de indruk ontdoen dat sommige politici en hun acolieten misbruik proberen te maken van deze crisis om ideologisch getinte beslissingen door te drukken, onder het mom van economische rationaliteit. Sommigen beweren immers dat we de overheidsfinanciën alleen maar kunnen rechttrekken als we diep snijden in de sociale zekerheid, en dat is niet waar. Maar je tast wel het wezen van onze sociale zekerheid aan en jaagt de mensen bijvoorbeeld naar duurdere privéverzekeringen.’

Er zit Verplaetse iets zo mogelijk nog meer dwars: ‘Er wordt nu alleen maar naar de overheidsfinanciën gekeken, terwijl economisch beleid zoveel meer is: extern evenwicht, lage werkloosheid, aanvaarbare inflatie én voldoende economische groei. Voor mij horen de overheidsfinanciën daar bij, maar zeker niet op de eerste plaats, want als de rest van je economisch beleid goed gaat, als je de concurrentiekracht kunt opdrijven, volgen de overheidsfinanciën wel.’

Verplaetse begint bij het begin: we beleven buitengewonesociaaleconomische tijden. ‘We kennen een samenloop van een normale economische laagconjunctuur met een zware financiële crisis. Over die financiële crisis is al veel geschreven, maar de essentie is: ze ontstond omdat Amerikaanse bankiers de risicoanalyses naast zich neerlegden en alleen maar oog hadden voor winst en de bijbehorende bonussen. En in vele landen werden ze nageaapt, ook in België. De voogdijorganen lieten betijen. Ze hebben het risico niet juist ingeschat en/of ze wilden de ontwikkeling van nieuwe financiële producten en de bijbehorende winsten niet afremmen. We weten hoe dat afgelopen is: heel wat banken kwamen in grote moeilijkheden, ook in ons land, en de overheden hebben ze moeten redden. In België is er in totaal voor 25 miljard euro overheidssteun verleend aan diverse banken. Het heeft onze overheidsschuld met zo’n 7 procent van het bbp (bruto binnenlands product, alles wat we samen aan diensten en goederen produceren) doen toenemen.’

Is een nieuwe bankencrisis mogelijk?

FONS VERPLAETSE: Er is weinig of niets veranderd bij de banken. Er werden wel allerlei maatregelen voorgesteld om te beletten dat de crisissituatie zich opnieuw zou kunnen voordoen. Helaas, tweemaal helaas, in de praktijk is hiervan niet zoveel terechtgekomen. We moeten er dus rekening mee houden dat er een nieuwe bankencrisis kan uitbreken.

Wat zou er bij de banken zeker moeten veranderen?

VERPLAETSE: Het is fundamenteel dat de traditionele bankactiviteiten en de tradingactiviteiten uit elkaar gehaald worden en in aparte entiteiten worden ondergebracht. Maar dat krijg je er nooit door, want het zijn net die tradingactiviteiten die zorgen voor de grootste winst van een bank.

Waarom kan er niets veranderd worden in de banksector?

VERPLAETSE: Eén: geen enkel land wil de concurrentiële positie van zijn bankenstelsel tegenover het buitenland in het gedrang brengen, en zo komt men niet tot een internationale consensus om de zaken aan te pakken. Twee: onderschat de invloed van de financiële wereld op de politieke overheden niet. En zeker niet in landen als de VS en Groot-Brittannië, waar de financiële sector goed is voor 8,5 procent van het bbp en voor heel veel werkgelegenheid zorgt. Daarom zijn de politici niet geneigd fundamenteel in te grijpen.

Het dieptepunt van de crisis lijkt ondertussen bereikt?

VERPLAETSE: We zien een zeer trage heropleving. Die is er dankzij een forse aanpassing van het monetaire beleid: de rente-tarieven zijn zeer laag en er was een meer dan overvloedige liquiditeitsinjectie. En dan zijn er natuurlijk de ongeziene herstelmaatregelen: gemiddeld werd daarvoor in Europa 2 procent van het bbp uitgetrokken, in de VS 5 procent en in China zelfs 14 procent. We kunnen hopen dat België in 2011 weer kan aansluiten bij de groeitrend van gemiddeld 2,3 procent per jaar, die we tijdens de periode 1996-2007 hebben gekend.

Als we in 2011 kunnen aanpikken met de groei die we gewoon waren in 1996-2007, wat zullen de drie crisisjaren 2008, 2009 en 2010 ons dan gekost hebben?

VERPLAETSE: Normaal hadden we over die drie jaar een groei van 6,9 procent, maar we zullen een krimp kennen van zo’n 3 procent van het bbp. Dat is een verschil van 10 procent en dus speelde België ongeveer vijf jaar economische groei kwijt. Op het vlak van de werkgelegenheid kost de crisis ons veel meer: we gaan naar 10 à 11 procent werkloosheid in plaats van de 7 procent die we gewend waren. We benaderen zo de recordcijfers van 1982-1983. En onze werkgelegenheidsgraad (het percentage van de bevolking op arbeidsleeftijd dat daadwerkelijk werkt) was in 2008 opgeklommen tot 62,5 procent – in vergelijking met andere Europese landen nog zeer laag – maar daalde met de crisis weer naar 60 procent. Alle vooruitgang die we de afgelopen tien jaar op dat vlak geboekt hadden, zijn we door de crisis kwijtgespeeld.

Onze overheidsfinanciën komen natuurlijk ook slechter uit de crisis.

VERPLAETSE: Ja, want er zijn minder overheidsontvangsten en meer overheidsuitgaven. In 2008 hadden we een overheidstekort van 1 procent, in 2010 zal België een tekort hebben van 7 procent, pakweg 25 miljard euro. En de overheidsschuld steeg fors: van bijna 90 procent van het bbp in 2008 gaat het naar 100 procent en meer in 2010.

Voor welke uitdagingen staan we als de crisis echt achter de rug is?

VERPLAETSE: Dan rijzen er drie problemen, die zeer met elkaar verbonden zijn. Eén: hoe schroeven we de herstelmaatregelen terug? Twee: hoe saneren we onze overheidsfinanciën? Drie: hoe bouwen we aan een blijvend sociaaleconomisch herstel?

Laten we beginnen met het afbouwen van de herstelmaatregelen.

VERPLAETSE: De timing zal cruciaal zijn. Als je de herstelmaatregelen te lang laat aanslepen, leg je de basis voor een nieuwe zeepbel, want er is te veel liquiditeit in omloop. Als je ze te vlug terugschroeft, schaad je de prille heropleving. De publieke opinie speelt een niet te onderschatten rol in die timing. Ze heeft niet veel invloed op de centrale banken en hun monetair beleid, maar wel op de politici die moeten beslissen over het afbouwen van de herstelmaatregelen. De publieke opinie zal ongetwijfeld vinden dat die steunmaatregelen lang moeten worden aangehouden. En aangezien er in België in 2011 verkiezingen gepland zijn, zullen de politici dat niet zomaar naast zich neer kunnen leggen. Dat is een gevaar.

Tweede probleem: de sanering van de overheidsfinanciën.

VERPLAETSE: Natuurlijk moeten de overheidsfinanciën gesaneerd worden, maar de vraag is: hoe groot moet die sanering zijn? De OESO heeft hierover recent een rapport opgesteld, waarin ik me kan vinden. Ze onderscheidt drie soorten landen. Een eerste groep landen, zoals de Scandinavische landen en Zwitserland, heeft in 2010 maar een gering tekort en daar is de sanering beperkt tot het afbouwen van de steunmaatregelen. Een tweede groep landen heeft een groot overheidstekort in 2010: Ierland, Spanje, Verenigd Koninkrijk en de VS. De OESO vindt dat ze voor een grote saneringsoperatie staan: zeven jaar lang een sanering van 1 procent van het bbp. In 2017 zouden deze landen nog maar een beperkt budgettair tekort mogen hebben van 2 procent. En tot slot is er de derde groep landen, waarbij België vermeld wordt. Daar spreekt de OESO van een sanering van 1 procent van het bbp gedurende drie jaar. Tegen 2017 zou mede dankzij de voorziene economische groei een zeer licht overschot geboekt kunnen worden.

U en de OESO spreken van een sanering tegen 2017, maar de Hoge Raad van Financiën wil absoluut dat België tegen 2015 een begrotingsevenwicht heeft. Gespreid over 2010 en 2011 wil hij een sanering met 1,5 procent en voor de volgende vier jaren een saneringsinspanning van 5,3 procent, dus gemiddeld 1,3 procent van het bbp.

VERPLAETSE: Ik ben ervan overtuigd dat het begrotingsevenwicht in 2015 niet gehaald zal worden. Maar of dat nu twee uur, twee maanden of twee jaar later gehaald wordt, is voor mij ook niet essentieel. Veel erger is dat men niet beseft wat voor drastische ingrepen daarvoor jaar na jaar noodzakelijk zijn. Zeker als men niet wil weten van een of andere vorm van belastingverhoging. Sommigen willen blijkbaar van de gelegenheid gebruik maken om de sociale zekerheid om zeep te helpen. En ze verliezen uit het oog welke weerslag zo’n diepe sanering heeft, niet alleen op sociaal vlak, maar ook op de economische activiteit. Daarom is het wijs dat de regering zich nu in de eerste plaats vastpint op de doelstellingen voor 2010 en 2011. Wat daarna volgt, is voor een volgende regering.

Het prille herstel mag niet kapotgesaneerd worden en de mensen moeten niet nutteloos bloeden?

VERPLAETSE: Over één zaak mogen we ons geen illusies maken: de saneringsinspanningen zullen worden gedragen door de gezinnen. Ik weet wel dat de overheid ook een bijdrage zal vragen aan de banken en aan de elektriciteitsproducenten, maar je moet er niet aan twijfelen dat die de gevraagde inspanning zullen doorberekenen aan de gezinnen. Gevolg is dat hoe dan ook vooral de gezinnen zullen opdraaien voor de crisis.

Welke overheidsmaatregelen zou men het best nemen om de overheidsfinanciën opnieuw gezond te maken?

VERPLAETSE: De OESO publiceerde in juni daarover een interessante studie. Wat blijkt: als je de economie wilt stimuleren, moet je bij voorkeur geld stoppen in overheidsinvesteringen (zoals het aanleggen van wegen) en de sociale uitkeringen optrekken, want dan is de weerslag op de economische activiteit het grootst. Bijvoorbeeld: als de Belgische overheid 1 miljard euro steekt in overheidsinvesteringen dan groeit de economie met 700 miljoen en in het tweede jaar is het effect zelfs 900 miljoen. Als de Belgische overheid diezelfde 1 miljard euro uittrekt voor de verlaging van de personen- of onrechtstreekse belasting, zal de economische activiteit met slechts 100 of 200 miljoen toenemen.

Maar als je wilt saneren, moet je bij voorkeur de personenbelasting en onrechtstreekse belasting verhogen, want dan zijn de gevolgen voor de economische activiteit het geringst. Als de overheid de belastingen met 1 miljard euro verhoogt, dan vermindert de economische activiteit met slechts 100 miljoen. Als ze 1 miljard zou besparen op bijvoorbeeld de sociale uitkeringen geeft dat een krimp in de economie van 200 miljoen het eerste jaar en zelfs 400 miljoen het tweede jaar. Dus als we onze overheids-financiën economisch rationeel willen aanpakken, dan moeten we op een of andere manier ook de personenbelasting en de indirecte belasting verhogen.

Belastingen verhogen? Maar we hebben al bijna de hoogste belastingdruk ter wereld.

VERPLAETSE: Ik ben zeker geen a priori voorstander van hogere overheidsheffingen, maar soms kan het niet anders. De laatste dertig jaar hebben we in crisissituaties nog de overheidsheffingen verhoogd. En op dit ogenblik verschilt de overheidsheffing in België (48,5 procent van het bbp) trouwens amper van het peil van het begin van de jaren tachtig (46,7 procent). Dit is ook zo bij onze drie buurlanden (47,2 procent i.p.v. 45,7 procent). Het verschil tussen België en onze drie buurlanden is nagenoeg onveranderd gebleven en in elk geval ligt het peil merkelijk lager dan in de Scandinavische landen (ca. 54,5 procent), die toch genieten van een benijdenswaardige levensstandaard en zeer goed het hoofd hebben geboden aan de huidige crisis.

Dus hogere directe of indirecte belastingen?

VERPLAETSE: We kunnen er niet onderuit: de overheidsfinanciën moeten gesaneerd worden, maar het zou economisch én so-ciaal totaal verkeerd zijn om alleen te denken aan minder overheidsuitgaven. Onze overheidsinvesteringen liggen al schrikbarend laag, daar kun je nauwelijks nog wat rapen – of de staat van ons wegennet wordt helemaal een drama. Onvermijdelijk ga je moeten snoeien in de sociale zekerheid, maar men spreekt vandaag over zulke drastische ingrepen dat je die dan wezenlijk aantast. Daarom ben ik voorstander van een mix van maatregelen. Dat is niet alleen veel socialer maar ook economisch rationeler, zoals blijkt uit de geciteerde OESO-studie.

Bij dit alles komt in België onvermijdelijk de vraag: welke inspanningen leveren de gewesten en gemeenschappen?

VERPLAETSE: Ik zal me diplomatisch uitdrukken: de staatshervormingen zijn tot op vandaag zeer pragmatisch tot stand gekomen, met als gevolg dat de financiën van de federale overheid en de gewesten, gemeenschappen, steden en gemeenten zeer sterk met elkaar verweven zijn. In het huidige systeem stort de federale overheid 62 procent van haar inkomsten door aan de gewesten, gemeenschappen, steden en gemeenten. De 38 procent van de ontvangsten die overblijft bij de federale overheid zijn onvoldoende om haar uitgaven te dekken. Gevolg is een federaal tekort van 6 miljard euro in 2008 en dat zal in 2010 opgelopen zijn tot 15 miljard. Daarna zal het nog verder stijgen, aangezien de federale regering 95 procent van de kosten van de vergrijzing zal moeten dragen. Dat is natuurlijk onhoudbaar. Voeg daarbij de verschillende budgettaire toestand in Vlaanderen, Wallonië en Brussel en de verschillende aanpak daarvan en dan begrijp je dat het uittekenen van wie wat doet een uiterst moeilijke en delicate oefening is.

De federale overheid draait nu op voor 85 procent van de pen-sioenen van de ambtenaren van gewesten en gemeenschappen en lagere overheden. Je zou kunnen zeggen dat die daar zelf voor moeten instaan?

VERPLAETSE: Het overheidspersoneel ziet dat niet zitten, want het vreest dat de pensioenen in Vlaanderen en Wallonië dan onderling gaan verschillen. Daar heb ik begrip voor, maar ik vind wel dat de federale overheid een soort vergoeding moet kunnen aanrekenen aan de gewesten en gemeenschappen en lagere overheden die even groot is als de pensioenen die de federale overheid in hun plaats voor haar rekening neemt. Dat gaat om zo’n 4 miljard euro.

Een staatshervorming is onvermijdelijk?

VERPLAETSE: Dat is duidelijk, want er moet een oplossing gevonden worden voor de ingewikkelde financiële verstrengeling tussen de federale overheid en de gewesten, gemeenschappen en de lagere overheden. En het is even duidelijk dat die staatshervorming dringender wordt naarmate de kosten van de vergrijzing dichterbij komen, aangezien vooral de federale overheid daarvoor zal moeten opdraaien.

Het uitwerken van een blijvend economisch herstel is vandaag de derde uitdaging.

VERPLAETSE: Ja, en daar hoor je nu nauwelijks iets over, iedereen heeft het maar over de sanering van de overheidsfinanciën. Het heeft echter geen zin om alles te zetten op de gezondmaking van de overheidsfinanciën zonder oog te hebben voor banenschepping, zoals het ook geen zin heeft enkel oog te hebben voor banenontwikkeling en de onontbeerlijke sanering naar het achterplan te verwijzen. Als je erin slaagt de concurrentiekracht van ons land op te voeren en nieuwe arbeidsplaatsen te creëren, dan zullen onze overheidsfinanciën ook gezond worden. En ik heb het al eerder in Knack uitgelegd wat we moeten doen om opnieuw concurrentieel te worden: we moeten absoluut meer oog hebben voor toekomstgerichte investeringen in onderzoek en ontwikkeling, we moeten zorgen voor productinnovatie en het verlies aan marktaandeel bij onze uitvoer moet gestopt worden. En vooral de werkgelegenheidsgraad verdient bijzondere aandacht: er moeten meer mensen aan het werk en ze moeten langer aan het werk.

We hebben dringend nood aan een echt herstelplan?

VERPLAETSE: Ja, maar alle aandacht gaat nu naar de begroting. En nog eens: de overheidsfinanciën moeten gezond gemaakt worden, maar wel in een draaglijk tempo en volgens economisch ra-tionele en sociaal verantwoorde modaliteiten. Maar we hebben nu echt een plan nodig waarin het herstel van de structurele concurrentiekracht en de verhoging van de werkgelegenheidsgraad centraal staan.

DOOR EWALD PIRONET

‘Ik zeg niet dat de rentesneeuwbal aangenaam was, maar hij is ook niet dodelijk.’

‘De staatshervorming wordt dringender naarmate de kosten van de vergrijzing dichterbij komen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content