Iedereen staart zich blind op de begroting van de regering-Van Rompuy, maar de denktank Itinera kijkt verder in de toekomst: ‘Als we willen dat onze kinderen het niet slechter hebben dan wij vandaag moeten we fundamentele knopen doorhakken over onze sociale zekerheid.’

‘Staatsgevaarlijke negatio-nisten’, noemt Marc De Vos ze. De directeur van de denktank Itinera en hoogleraar rechten aan de Universiteit Gent windt er geen doekjes om: ‘Velen geloven dat onze problemen van de baan zullen zijn als we opnieuw een begroting in evenwicht hebben. Vergeet dat. We staan voor enorme uitdagingen en moeten onder ogen durven te zien dat onze sociale zekerheid zoals die na de Tweede Wereldoorlog ontstaan is, niet langer houdbaar is. Diegenen die dat ontkennen, liquideren de sociale zekerheid, terwijl ze juist het omgekeerde beweren.’

‘Het moet toch eens klaar en duidelijk aan iedereen gezegd worden: dames en heren, van de beloofde voorbereiding voor het opvangen van de vergrijzingskosten is niets in huis gekomen’, zegt De Vos. ‘Het Zilverfondsspaarpotje blijkt leeg en het Generatiepact, dat meer mensen aan het werk moest krijgen, kost meer dan het opbrengt. Het beleid om de vergrijzingskosten op te vangen is een total loss. We kunnen daarover jammeren, maar dat verandert er niets aan: we hebben geen buffer om de vergrijzingskosten die vandaag beginnen op te vangen. Daarbovenop komt de huidige uitzonderlijke economische crisis, die nog jaren zal wegen op onze budgettaire situatie.’

‘De grote uitdagingen waar we voor staan, los je niet op met een begroting voor twee jaar in elkaar te boksen’, zegt Ivan Van de Cloot, hoofdeconoom bij Itinera. ‘Om onze structurele problemen aan te pakken, kun je niet blijven terugvallen op je begroting, met daar wat subsidies en hier een groeinorm aanpassen of wat saneren. We moeten nu het debat over de toekomst van onze sociale zekerheid voeren. Als we dat niet doen, zal de volgende generatie daarvoor boeten.’ En De Vos vult aan: ‘Die sociale zekerheid verandert onvermijdelijk toch, maar onuitgesproken, zonder dat er echt over is nagedacht en gedebatteerd. Als we bijvoorbeeld geen visie over de toekomst van onze gezondheidszorg ontwikkelen, zullen allerlei privéverzekeringen steeds belangrijker worden. We moeten ons nu dus fundamenteel bezinnen over de toekomst van onze sociale zekerheid. Dan vormen ons arbeidsmarktbeleid, de pensioenen en de gezondheidszorg de grootste uitdagingen. Dat alles is geen kwestie van sense of urgency, wel van sense of necessity. Of op z’n Vlaams: het is vanmoetens.’

1.Werk ‘Een uitkering is verkwisting, maak daar een investering in menselijk kapitaal van.’

‘We weten al jaren wat we op het vlak van arbeidsmarktbeleid moeten doen: meer mensen aan de slag krijgen en ervoor zorgen dat mensen langer kunnen en willen werken. Dat is de basisuitdaging. Maar in de huidige crisisperiode gaan we juist de andere kant op: de werkloosheid zal nog toenemen en de activiteitsgraad (het aantal mensen op arbeidsleeftijd dat effectief werkt) loopt terug. De uitdagingen zijn dus groot.

Laten we hopen dat we geleerd hebben uit de fouten van het verleden. Na de olieschokken in de jaren 1970 en 1980 hebben we de crises op de arbeidsmarkt proberen te bezweren door massaal aan te werven in de publieke sector en door het brugpensioen in te voeren. Dertig jaar later betalen we daar nog altijd de rekening voor.

In de huidige crisis heeft tot nu toe iedereen, van overheid tot sociale partners, alles gezet op het behoud van de bestaande werkgelegenheid. De tijdelijke arbeid en uitzendarbeid werden in vele bedrijven afgebouwd, en er werden allerlei flexibele constructies uitgedacht om te vermijden dat vaste werknemers moesten worden ontslagen. Het gevolg is wel dat er een groeiende kloof ontstaat tussen de insiders, de groep die een job heeft, en de outsiders, jongeren, ouderen, laaggeschoolden, niet-Europese migranten die vaak werkloos zijn of onder precaire arbeidsstatuten werken.

De crisis op de arbeidsmarkt is nu vooral de crisis van zwakke outsiders zonder baan of die hun job verliezen. Het is de hoogste tijd dat het overheidsbeleid zich op die groep toelegt. De werklozen en de jonge generatie die nu op de arbeidsmarkt komt, moeten aan een job worden geholpen. We mogen oudere werknemers niet vervroegd en definitief afschrijven. En we willen jongeren toch niet laten wegkwijnen in langdurige werkloosheid, zodat ze een verloren generatie worden?

Natuurlijk zijn er nog knelpuntberoepen en staan er duizenden vacatures open. Als we die tijdens deze crisis niet ingevuld krijgen, wanneer dan wel? Daarom moet voorrang gegeven worden aan een transitiebeleid: we moeten de werklozen naar de vacatures brengen en de werkgevers naar de werkwilligen. Dat lijkt evident, maar er is bijvoorbeeld nog steeds een gebrek aan mobiliteit tussen regio’s en provincies. Werkzoekenden moeten eens nadenken over zichzelf en hun beroepswensen. Ze kunnen beter ergens beginnen werken en ervaring opdoen, dan blijven wachten op de droomjob die maar niet komt. En werkgevers moeten hun aanwervingscriteria eens bekijken, misschien eisen ze van bij het begin te veel.

Deze uitzonderlijke crisistijd schreeuwt om uitzonderlijke maatregelen. De crisis op de arbeidsmarkt zal minstens tot in 2011 aanhouden. Ook nadien zal het herstel wellicht maar zeer geleidelijk verlopen. Daarom moet er een algemene mobilisatie komen voor activiteit: je moet de mensen die nu aan de zijlijn staan absoluut weer actief maken. In plaats van ze gewoon een werkloosheidsvergoeding te geven, gebruik je dat budget beter als hefboom om ze aan de slag te krijgen, aangevuld met een bijdrage van de werkgevers. Het is beter om die werklozen zo kennis en kunde te laten verwerven, dan ze te veroordelen tot nietsdoen. Nu is een uitkering eigenlijk verkwisting. Maak daar een investering in menselijk kapitaal van.

De crisis heeft nog maar eens de grote structurele problemen van de Belgische arbeidsmarkt in de verf gezet: de kloof tussen sterken en zwakken, het oneigenlijke gebruik van tijdelijke arbeid als crisisbuffer, de perverse dumping door brugpensioen, ontslag dat geen brug slaat naar een volgende job enzovoort. Dit alles moet aangepakt worden. We moeten ervoor zorgen dat de Belgische arbeidsmarkt beter uit de crisis komt dan toen die begon.’

2. Pensioenen ‘De hervorming van het pensioenstelsel is poepsimpel. De obstakels zijn puur politiek.’

‘Het is toch niet te geloven dat wij eind dit jaar nog maar eens een grote pensioenconferentie houden. Er zijn voor de pensioenproblematiek al zoveel kant-en-klare oplossingen aangereikt in allerlei rapporten… Zoveel landen hadden met dezelfde problemen te maken en voerden al hervormingen door, dus we weten wat werkt en wat niet werkt… Maar wij zijn nog steeds bezig met een nationale pensioenconferentie. Nu moeten we dringend knopen doorhakken, want een pensioenhervorming voer je het best stapsgewijs door, zodat je de rechtmatige pensioenverwachtingen van de mensen niet schendt.

Het Belgische pensioenlandschap is al jaren een zorgenkind. Het wettelijk pensioen (de eerste pijler) behoort, in verhouding tot het verdiende beroepsinkomen, gemiddeld bij de laagste van de hele Europese Unie. Achter dat gemiddelde gaan wel enorme verschillen schuil: de zelfstandigen hebben een slecht pensioen, de ambtenaren een goed en de werknemers zitten daar ergens tussenin. Bovendien is België zeer laat gestart met het aanvullend pensioen, facultatief georganiseerd door bedrijven en sectoren (tweede pijler). En nu is er dus de enorme golf van zestigplussers met een historisch hoge levensverwachting. Daarop zijn onze pensioenstelsels niet be-rekend. Wie gelooft nog dat we deze pensioenbom kunnen verteren zonder dat we langer zullen moeten werken?

De doelstellingen van de pensioenhervorming zijn duidelijk: de effectieve pensioenleeftijd is nu 59 jaar, en die moet op korte termijn omhoog. De wettelijke pensioenleeftijd moet worden aangepast aan de levensverwachting, die de laatste decennia spectaculair is gestegen. Maar eigenlijk is een debat over de verhoging van de wettelijke pensioenleeftijd naar bijvoorbeeld 67 jaar een achterhaalde discussie. Laat de mensen nog vrijheid, maar koppel daar consequenties aan: als iemand verkiest om minder lang te werken, krijgt hij een lager pensioen. En natuurlijk moeten we de stelsels voor brugpensioen en vervroegd pensioen geleidelijk aan laten uitdoven: het is vandaag sociale en economische zelfverminking om het afschrijven van menselijk kapitaal te organiseren.

Laten we ook ophouden met de achterhoedegevechten over pensioenfinanciering. Er bestaat wereldwijd brede consensus over de combinatie van een door de staat gegarandeerd basispensioen met aanvullende pijlers, zodat de mensen het na hun pensionering niet met heel veel minder hoeven te doen. We moeten durven te zeggen dat het wettelijk pensioen, door de demografische evolutie en de budgettaire context, voor velen ontoereikend zal zijn. En het zal ook niet meer toereikend worden, tenzij we er bijvoorbeeld voor kiezen om drastisch te besparen in de gezondheidszorg – wat zeer onverstandig zou zijn.

Het gevolg is dat het aanvullend pensioen niet langer ‘aanvullend’ maar juist essentieel zal zijn om het pensioen-inkomen op peil te houden. Dat zou aan iedereen duidelijk gezegd moeten worden, want veel mensen hebben te hoge verwachtingen van hun wettelijk pensioen en sparen daardoor te weinig. Het aanvullend pensioen moet veralgemeend worden. Het biedt ook een opportuniteit, want als je dat slim aanpakt, kun je de pensioenverschillen tussen zelfstandigen, werknemers en ambtenaren met een veralgemeend aanvullend pensioen geleidelijk en pijnloos wegwerken. Maar er is wel haast bij, want het duurt jaren voordat een reëel pensioenkapitaal is opgebouwd. En de vergrijzing weegt al op de uitgaven. Eigenlijk is de hervorming van het pensioenstelsel poepsimpel. De obstakels zijn puur politiek.’

3. Gezondheidszorg ‘Het gezondheidsbeleid is in België te veel een budgettair beleid, waarbij de visie ontbreekt.’

‘De hervorming van de gezondheidszorg is veel complexer dan die van het pensioenstelsel. De grootste uitgavenstijging zal in de 21e eeuw niet komen van pensioenen, wel van de gezondheidszorg. Een visie op de organisatie van de gezondheidszorg is een eerste vereiste: wat is de rol van bijvoorbeeld huisarts, specialist, ziekenhuis en ziekenfonds? En daarna moet je het hebben over de financiering van de gezondheidszorg: hoe houden we alles betaalbaar? We staan hier echt nog maar aan het prille begin van het debat, en er zullen nog veel gezondheidsconferenties nodig zijn om ergens te raken. Eén troost: overal ter wereld staat de hervorming van de gezondheidszorg op de agenda. Denk maar aan de Verenigde Staten.

In afwachting van de noodzakelijke grote hervormingen kunnen we op korte termijn al een aantal zaken realiseren. De overheid kan hier en nu efficiëntie en kwaliteit centraal plaatsen in de gezondheidszorg en dat sturen. Er zijn enorme prestatieverschillen tussen ziekenhuizen. Het aankoopbeleid van ziekenhuizen kan zeker efficiën-ter door verstandig samen te werken. En we kennen nu al wel een medisch dossier, maar daar zou je nog veel verder in kunnen gaan: dankzij de informatica moet het mogelijk zijn dat een specialist kan zien wat de huisarts al gedaan heeft, welke medicijnen je al in de apotheek gekocht hebt, of welke onderzoeken de patiënt al kreeg. Daarmee kun je efficiëntiewinsten boeken.

We mogen het budget voor gezondheidszorg niet alleen als een last zien. We moeten ons realiseren dat gezondheidszorg een economische motor is, een van de economische groeipolen in onze samenleving. Niet alleen wat werkgelegenheid in eigen land betreft, maar waarom zouden we op het vlak van gezondheid geen rol kunnen spelen in de wereld? Waarom zouden we geen medische expertise, producten of technologieën kunnen uitspelen? De behoefte naar steeds betere gezondheidszorg is des mensen, en ze is mondiaal.

De discussie over de gezondheidszorg draait bij ons over de vraag met hoeveel de uitgaven mogen groeien: met 4,5 procent zoals wettelijk werd vastgelegd? Of met 3,8 procent nu het crisis is? Het illustreert hoe in dit land een beleid gevoerd wordt: men kijkt niet verder dan de begroting van volgend jaar. Het minste wat je kun zeggen is dat die groeinorm rekening moet houden met de economische omstandigheden: als de economie 2 procent groeit, is een stijging van 4,5 procent minder zwaar dan een stijging met 3,8 procent als de economie krimpt.

Maar eigenlijk is dat niet de essentie. Het gezondheidsbeleid is in België te veel een budgettair beleid, waarbij de visie ontbreekt van wat gezondheidszorg en het beleid daarrond moet zijn. We moeten er dan rekening mee houden dat er door de vergrijzing grote noden zullen zijn en dat zal geld kosten. Gelijktijdig gaat de medische wetenschap met grote sprongen vooruit, er komen steeds meer gesofisticeerde technologieën en medicijnen, en dat heeft ook een prijskaartje. Met die twee ontwikkelingen in het achterhoofd moeten we een structureel antwoord geven op de vraag: wie betaalt wat? Met puur publieke financiering zal dat niet lukken. Dat lukt ons trouwens vandaag al niet meer. De financiering van de gezondheidszorg is in België, na de VS en Zwitserland, het meest geprivatiseerd in de hele westerse wereld: 30 procent van het budget komt van remgelden en aanvullende verzekeringen. En het erge is: dat was geen bewuste keuze, dat is zonder dat we het beseften zo gegroeid, zonder enige transparantie.

Er moet dus nagedacht worden of en hoe we – net als in de pensioenen – een tweede pijler moeten ontwikkelen voor de gezondheidszorg. Als we over zulke zaken niet debatteren, stevenen we recht af op een wildgroei van privéverzekeringen en krijgen we een gezondheidszorg voor de rijken en een andere voor de armen. Is dát wat we willen?’

DOOR EWALD PIRONET

‘Willen we echt jongeren laten wegkwijnen in langdurige werkloosheid, zodat we van een verloren generatie kunnen spreken?’

‘Wie gelooft nog dat we de pensioenbom als gevolg van de vergrijzing kunnen verteren zonder dat we langer zullen moeten werken?’

‘Zonder debat krijgen we een gezondheidszorg voor de rijken en een andere voor de armen. Is dat wat we willen?’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content