Word u ook boos van taalfauten?

© BART SCHOOFS

Kreeg u rillingen van de titel? En voelt u nu de onweerstaanbare drang om een lezersbrief te schrijven? Dan bent u waarschijnlijk een taalpurist. Een eigenschap waar niet iedereen vrolijk van wordt. Jaja, met dt.

Weinig zo frustrerend als dit: u post op Facebook of Twitter een doorwrochte analyse over het hoe en waarom van de teloorgang van de politieke/economische/ecologische situatie. Waarop u – naast een stuk of drie sympathieke likes – meteen venijnige reacties krijgt. Dat aktivisme al enkele decennia niet meer met een k geschreven wordt. Dat u beter in uw eigen dt-boezem zou kijken, alvorens politici te beschuldigen van nonchalance. U wordt weggezet als een simpele duif en uw doorwrochte werkstuk wordt meteen van de kaart geveegd. De oorzaak van dat onheil? Een oprukkend leger taalpuristen, dat zijn strijdtoneel heeft verplaatst van de man in de straat naar de man op de sociale media.

Volgens Koen Jaspaert, hoogleraar sociolinguïstiek aan de KU Leuven en voormalig hoofd van de Nederlandse Taalunie, zijn taalpuristen vooral aanhangers van één bepaald wereldbeeld. ‘In de sociale wetenschappen is er al heel lang een discussie over de redenen voor ons gedrag. Aanhangers van het structure-perspectief geloven dat er bepaalde patronen zijn die ons gedrag fel beperken. Daartegenover staat het agency-perspectief: mensen bepalen zelf wat ze doen, op basis van vrije wil. Ook over taal wordt in die termen gedacht. Er is een grote groep die gelooft dat onze taal en de bijbehorende regels en woordenschat vastliggen in boeken en onveranderlijk zijn. Dat structure-perspectief wordt breed gedragen, onder meer door de invloed van onderwijs en media. Wanneer we heel expliciet met taal bezig zijn – in de taallessen op school bijvoorbeeld – neemt dat perspectief het bijna automatisch over. Terwijl daartegenover een heel andere visie staat: onze taal evolueert constant en we kunnen ons taalgebruik perfect aanpassen aan onze gesprekspartners. Dat is het agency-perspectief, en het is veel logischer. We praten nu eenmaal niet meer zoals in de jaren twintig. En als we bij een groep willen horen, praten we zoals die groep. Toen mijn zoon klein was, ging ik hem vaak aanmoedigen aan het voetbalveld. Mocht ik tegen collega-ouders gepraat hebben zoals tegen mijn studenten, dan had ik daar weinig vrienden gemaakt.’

Taalnazi’s

U raadt het al: de ’taalnazi’s’ bevinden zich in het structure-kamp. ‘Zij denken dat onze taal beschermd en bewaakt moet worden, zodat ze die heelhuids kunnen overdragen aan de volgende generaties’, zegt Jaspaert. ‘Wat de geschreven taal betreft, kan ik me daarin vinden. Als een student mij een paper overhandigt met daarin zeven dt-fouten, dan is die student gezakt. Maar in gesprekken, ook virtuele, zou ik nooit mensen corrigeren. Dan voelen ze zich aangevallen. Bovendien is gesproken taal een natuurlijk conversatiemiddel dat constant evolueert. Wat nu “fout” is, kan over tien, twintig jaar wel aanvaard worden.’

Uit recent onderzoek van de universiteit van Michigan blijkt dat de neiging tot taalpurisme verbonden is met bepaalde persoonlijkheidskenmerken. Wie nauwgezet is, stoort zich sneller aan taalfouten dan wie extravert en meegaand is. ‘Wij hebben vooral onderzoek gevoerd naar de drang om tot een bepaalde groep te behoren’, zegt Jaspaert. ‘Taalpuristen voelen die drang minder, ze zijn meestal individualistisch. Maar ze kunnen zich die houding ook permitteren, omdat ze doorgaans tot de hogere klasse behoren.’

Ze kunnen het zich misschien permitteren, maar populair maken taalpuristen zich er niet mee. Ook professor Jacques Van Keymeulen van de vakgroep Nederlandse Taalkunde van de UGent vindt het jammer dat sommige mensen zo moeilijk kunnen aanvaarden dat taal leeft. ‘Al snap ik natuurlijk wel dat mensen vasthouden aan de regels die ze op school of aan de universiteit hebben geleerd. Ik draag die ook met me mee. Alleen schrik ik er niet meer van als iets veranderd blijkt te zijn. Vorige week nog kreeg ik te horen dat het tegenwoordig heel normaal is om te schrijven dat iemand “een winkel uitbaat” terwijl ik altijd heb geleerd dat dit slecht Nederlands is. Ik ben blij dat ik dat nu weet, maar anderen zouden zich er wellicht over opwinden. Het probleem is dat sommige, vooral oudere, mensen elke verandering als taalverloedering beschouwen.’ Dat komt volgens Van Keymeulen omdat de drang om het Nederlands te verdedigen al generaties lang in veel Vlamingen ingebakken zit. ‘Daarom hechten ze zo aan wat zij correct Nederlands vinden en schrikt elke aanpassing hen af. Alsof het Nederlands terrein zou verliezen zodra er een woord aan verandert.’

DOOR STEFANIE VAN DEN BROECK, ILLUSTRATIE BART SCHOOFS

‘Wat nu “fout” is, kan over tien, twintig jaar wel aanvaard worden.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content