In zijn nieuwe boek Het Museum van de onschuld bekijkt de Turkse Nobelprijswinnaar Orhan Pamuk zijn geliefde Istanbul met de blik van de antropoloog. Een gesprek over traditie versus moderniteit – en waarom het niet meevalt een mooie jonge vrouw te zijn.

De schrijver doet bij momenten behoorlijk korzelig. Dat heeft zeker ook met zijn angst te maken om weer het middelpunt te worden van een politieke controverse. Vijf jaar geleden vertelde hij een Zwitserse krant dat Turkije nu maar eens met zijn verleden moet afrekenen en klaarheid moet scheppen in wat er in 1915 met het Armeense deel van de bevolking is gebeurd. Honderdduizenden mensen kwamen om, in wat volgens een groot deel van de wereld een ‘genocide’ was. Turkije ontkent niet dat er slachtoffers vielen, maar wel dat er een bewuste campagne werd gevoerd om alle Armeniërs in Turkije om te brengen.

In de storm die op zijn uitspraak volgde, werd Orhan Pamuk aangeklaagd. Hij riskeerde een lange gevangenisstraf en werd met de dood bedreigd. Zijn boeken werden door Turkse nationalisten publiekelijk verbrand. Dat dit soort dreigementen in Turkije maar beter ernstig wordt genomen, bleek nog toen de Turks-Armeense schrijver Hrant Dink begin 2007 werd doodgeschoten. Pamuk kan tot op vandaag niet door Istanbul wandelen zonder lijfwachten.

Dat zet een mens aan tot voorzichtigheid. Pamuk heeft ook geen zin meer om voortdurend te worden opgevoerd als een soort van bruggenbouwer tussen Oost en West, tussen de wereld van de islam en die van het christendom. Het Museum van de onschuld, zijn eerste roman sinds hij in 2006 de Nobelprijs voor literatuur kreeg, heeft – zegt hij – niets met politiek te maken. Maar als hij over de relaties tussen mannen en vrouwen, rijk en arm, moderniteit en traditie schrijft, gaat het toch ook over een manier om naar de samenleving te kijken.

In zijn roman beschrijft Pamuk de Istanbulse jeunesse dorée in de turbulente jaren zeventig van de vorige eeuw. Terwijl jonge rijkelui zich aan hectoliters raki laven, in dure restaurants dineren en zich in chique nachtclubs vervelen, voeren links en rechts op straat een strijd om de macht, die eindigt met de militaire staatsgreep van 1980. Hoofdpersonage Kemal is de dertigjarige zoon uit een geslacht van textielbaronnen. Hij staat op het punt om zich te verloven met een diplomatendochter die in Frankrijk heeft gestudeerd, als hij in een boetiek een mooi meisje opmerkt uit een verarmde tak van zijn eigen familie. Hij lokt de achttienjarige Füsun naar een leegstaand appartement en verleidt haar. Kemal heeft niet de bedoeling om aan de relatie verdere gevolgen te verbinden – hij wil gewoon elke namiddag met Füsun naar bed. Hij inviteert haar zelfs op zijn verlovingsfeest in het Hiltonhotel en is uiterst verbaasd dat ze daarna niet meer in het appartement opdaagt.

Alleen: hij kan niet meer zonder haar. Zijn verloving bloedt dood en als hij Füsun eindelijk terugvindt, woont ze nog bij haar ouders, maar is ze getrouwd met een buurjongen. Om ‘haar eer te redden’. Kemal brengt een eindeloze reeks avonden bij de familie door. Omdat hij zijn geliefde wel kan zien, maar niet kan krijgen, begint hij voorwerpen weg te nemen en te verzamelen die hem op een of andere manier aan haar herinneren. Tot hij die voorwerpen in een echt museum samenbrengt.

U schreef dit boek in jaren dat u werd bedreigd en vervolgd. Op welke manier heeft dat het schrijven beïnvloed?

ORHAN PAMUK: Ik heb de gewoonte om elke dag te schrijven, of ik me nu op een paradijselijk eiland bevind of te midden van een politieke storm. In goede of in kwade dagen, in een kamer alleen en bij voorkeur vroeg in de ochtend. Dit boek was in die moeilijke jaren bij me. Te midden van alle politieke ellende was ik gelukkig in de wereld van dit boek. Het schrijven bezorgde me zoveel plezier dat ik er daarna weer tegen kon. Een schrijver moet het geduld opbrengen om elke dag honderden kleine stapjes te zetten. Hij moet, zoals Turken zeggen, bereid zijn om te werken zoals een klerk. En ik bén ook een klerk.

U kent de wereld die u beschrijft uit uw jeugd. Er duiken op de achtergrond allerlei personages op die we kennen uit uw andere romans. U voert ook de schrijver Orhan Pamuk als personage op. Werkt u op die manier aan een eigen universum?

PAMUK: Ik ben niet dat soort schrijver. Ik wil naar het leven kijken aan de hand van bepaalde situaties. In dit boek gaat het om liefde, huwelijk, geluk. Om belangrijke dingen in het leven. Het is duidelijk geen politiek boek, zoals Sneeuw. Of gericht op kunst, zoals Ik heet Karmozijn. Het gaat over de grote keuzen van mensen in het leven die hen gelukkig of ongelukkig maken. Het gaat over de waarden die ze daarbij hanteren.

Het boek speelt voornamelijk in de jaren zeventig van de vorige eeuw. Zijn die waarden in de voorbije dertig jaar veranderd?

PAMUK: Sommige waarden veranderen nooit. Vriendschap, bijvoorbeeld. Of de rol die liefde in het leven speelt. Andere waarden evolueren wel. Mijn boek gaat ook over seksuele politiek, de onderdrukking van de vrouw, het taboe van de maagdelijkheid. Ik vroeg een jonge medewerker hoe daar vandaag over wordt gedacht en hij zei: wel, ongeveer zoals u het beschrijft. Zo ziet u maar. Hetzelfde geldt voor de rol van de vrouw in het publieke leven. De publieke opinie in Turkije beschouwt niet meer élke filmactrice als een hoer, maar veel scheelt dat toch niet.

U plaatst ‘moderniteit’ in het boek tegenover traditie. Wat houdt het begrip ‘moderniteit’ voor u in?

PAMUK: Dat weet ik niet. Ik ben geen academicus. Ik gebruik het woord met ironie. Wat modern is, lijkt in Turkse ogen democratischer, meer seculier. Het heeft aantrekkingskracht. Voor de hogere en de middenklasse verwijst het naar Europese waarden, naar een manier van leven die ze willen omarmen. Maar tegelijk willen ze de tradities toch ook niet overboord zetten. Ze willen hun vrouwen nog altijd controleren en onderdrukken. Ze zéggen dat natuurlijk niet zo, ze doen het zonder dat ze het beseffen.

Ze verwarren hun manier van doen met liefde.

PAMUK: Ze zeggen: ‘Ik houd van je, maar andere mannen zijn slecht voor je. Je blijft dus beter thuis.’

‘Het is in Turkije moeilijk om een mooie vrouw te zijn’, schrijft u. Is dat nu nog het geval?

PAMUK: Dat heb ik niet zelf verzonnen, dat hebben vele vrouwen mij verteld. Het is nergens gemakkelijk een mooie jonge vrouw te zijn, en zeker niet in Turkije. En toch, anderzijds, helpt schoonheid het leven ook vooruit. Dat is nu precies wat een schrijver doet: hij bekijkt de dingen van alle kanten. Je schrijft geen boeken om politiek correct te zijn, maar om alle standpunten onder de loep te houden. Het is aan de lezer om te oordelen.

U bent geen feminist geworden?

PAMUK: Nee, maar ik denk dat feministen dit boek graag zullen lezen.

Om zich een beeld te kunnen vormen van zijn eigen museum, bezoekt uw hoofdpersonage Kemal honderden musea in de hele wereld. Deelt u zijn passie?

PAMUK: Ik ben in alle musea geweest die ik Kemal in mijn roman laat bezoeken. Ik houd van die ruimten, en dan zeker van kleinere musea. Het Rockoxhuis in Antwerpen, bijvoorbeeld. Je merkt er nog sporen van de familie die er heeft gewoond. Het is een plek die als het ware buiten de tijd staat. Op zichzelf. Er gebeurt niets, maar ik kan er nadenken. Dat was ook een deel van het plezier bij het schrijven van dit boek: het bezoeken van al die musea.

Kemal verzamelt alle objecten die hem aan zijn geliefde herinneren. Van sigarettenpeuken en verbrande lucifers tot oorbellen en het beeldje van een hond op de televisie bij haar ouders. Is het aanleggen van zo’n verzameling een poging om greep te krijgen op de tijd?

PAMUK: Dat speelt mee. Wij willen niet aanvaarden dat alles zal verdwijnen. Musea bestaan om te bewaren wat er nu is. We bewaren ook dingen om ons aan ervaringen te herinneren. Een loterijbiljet uit de jaren zestig herinnert me aan de manier waarop we toen Nieuwjaar vierden. Ons hoofd zit zo vol met herinneringen, dat we ze nog alleen kunnen oproepen als we het voorwerp vinden dat er verband mee houdt. Als je zo’n voorwerp verliest, verlies je ook de herinneringen die eraan verbonden zijn.

Is Istanbul een deel van het museum?

PAMUK: Istanbul is een heel melancholische stad. De klank van de stoomfluit van de veerboten over de Bosporus. Postkaarten en foto’s van de straten waar ze met elkaar hebben gelopen. Filmtickets. Istanbul is voor mijn personages ook een catalogus van herinneringen aan hun liefde.

Klopt het dat u dat museum van de onschuld nu daadwerkelijk aan het bouwen bent?

PAMUK: Ik werk eraan, samen met kunstcollectioneurs en met een Duitse architect – ik heb er speciaal een Stichting voor in het leven geroepen. Eigenlijk was het mijn ambitie om dat museum te openen op de dag dat de roman verscheen, maar dat is helaas niet gelukt. We hopen nu dat het in september 2010 klaar zal zijn.

Is het mogelijk naar Istanbul en naar de Turkse samenleving te kijken met de blik van een antropoloog?

PAMUK: Dat is wat ik probeer. De antropologische context is voor mij belangrijker dan de vraag of tradities ideologisch wel zuiver op de graat zijn. Ik wil niet discussiëren over het taboe van de maagdelijkheid en hoe onbeschoft mannen uit de upper class van Istanbul zich tegenover vrouwen gedragen. Ik wil het beschrijven.

Hoe denkt de antropoloog in u over het dragen van de hoofddoek?

PAMUK: Het probleem is dat je over dat soort kwesties nauwelijks kunt praten zonder in goedkope politiek te vervallen. Ik heb al over de hoofddoek geschreven in Sneeuw. Mannen genieten van het leven, ze gaan naar de universiteit, ze laten hun baard staan, of juist niet – terwijl vrouwen worden onderdrukt. De antropoloog in mij zegt: let niet te veel op de retoriek, of die nu fundamentalistisch is dan wel pro-Europees. Secularisten zijn vaak al even intolerant als islamisten. Kijk naar de feiten.

En de feiten zijn: vrouwen hebben geen keuze?

PAMUK: Hoe bedoelt u dat? Iederéén heeft een keuze. Westerse journalisten schijnen dat heel verbazingwekkend te vinden: in Turkije dragen sommige vrouwen een hoofddoek en andere een minirok. Maar dat is niet waar mijn roman over gaat!

De clichés over Turkije irriteren u?

PAMUK: Zeker. En u mag clichés spuien zoveel als u wilt, zolang u maar niet denkt dat ik ze ga bevestigen.

Een paar jaar geleden zei u in een interview met Knack dat u erop vertrouwde dat premier Erdogan erin zou slagen Turkije in de Europese Unie te loodsen. Denkt u dat vandaag nog altijd?

PAMUK: Nee. Maar het is niet alleen de schuld van de Turkse eerste minister of van om het even welke Turkse regering. Vanuit Mars bekeken, ligt de EU vooral met zichzelf overhoop.

Het belang van Turkije lijkt te groeien. Kan Turkije een sleutelrol krijgen in de wereld?

PAMUK: Hoe zou ik dat moeten weten? Ik ben geen diplomaat, ik ben geen staatsman. Dit is in ieder geval niet de manier waarop ik naar Turkije kijk. Ik ben niet iemand als Aleksandr Solzjenitsyn die vond dat Rusland opnieuw groot moest worden. Ik hoop op een democratisch, vrij en open Turkije.

Intussen kunt u zich in Istanbul niet meer op straat vertonen zonder bodyguards.

PAMUK: Ik word regelmatig met de dood bedreigd en de regering heeft me bescherming aangeboden – gedeeltelijk ook omdat ik nu eenmaal bekend ben. Ik word dus constant in de gaten gehouden. Maar ach, er zijn in Turkije zoveel schrijvers die het zwaar te verduren hebben, ik wil mijn eigen kleine problemen niet overdrijven.

ORHAN PAMUK, HET MUSEUM VAN DE ONSCHULD, DE ARBEIDERSPERS, AMSTERDAM/ANTWERPEN, 620 BLZ., 34,95 EURO.

DOOR PIET PIRYNS EN HUBERT VAN HUMBEECK

‘Ik wil niet discussiëren over het taboe van de maagdelijkheid en hoe onbeschoft mannen uit de upper class van Istanbul zich tegenover vrouwen gedragen. Ik wil het beschrijven.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content