De voorzitter van Artsen Zonder Grenzen, Christophe Fournier, wil niet dat hulporganisaties voor het karretje van politici worden gespannen.

Terwijl andere hulporganisaties er vorige week maar niet in slaagden Haïti te bereiken, was Artsen Zonder Grenzen al ter plekke met 800 artsen, verplegers en ander paramedisch personeel. ‘Maar het grote probleem’, zegt voorzitter Christophe Fournier die zelf op het punt staat naar het eiland te vliegen, ‘was gebrek aan medische apparatuur. Onze vliegtuigen werden afgeleid naar de Dominicaanse Republiek, terwijl vips wel de toestemming kregen in Port-au-Prince te landen. Daardoor heeft de bouw van veldhospitalen vertraging opgelopen en hebben zeker vijf van onze patiënten het leven verloren.

Is dit soort problemen bij een catastrofe onvermijdelijk ofis er iets mis met de manier waarop de Verenigde Staten de zaak organiseren?

CHRISTOPHE FOURNIER: Barack Obama heeft een indrukwekkend stuk geschreven (zie Knack van vorige week) waarin hij zegt dat de Verenigde Staten leiding zullen geven aan de wereldwijde solidariteit met Haïti. Maar dat geeft hen ook een grote verantwoordelijkheid. In een van onze ziekenhuizen is een medisch team dat patiënten aan het verzorgen was door Amerikaanse militairen eruit geschopt.

Zijn de VS te veel gefocust op beveiliging van de hulpverleners?

FOURNIER: Zeker. En dat is overbodig. Wij zijn al 19 jaar in Haïti actief. Wij hebben geen gewapend escorte nodig.

De voormalige Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Colin Powell zei ooit dat hulporganisaties ‘een multiplicerend effect’ hebben op de acties van militairen.

FOURNIER: Er heerst wat dat betreft een grote verwarring, en dat is de erfenis van centrumlinkse politici als Bernard Kouchner (medeoprichter van Artsen Zonder Grenzen en nu de Franse minister van Buitenlandse Zaken), die als eerste de idee van een humanitaire gewapende interventie propageerde. Al sinds de jaren negentig – denk aan Somalië, Koerdistan en Kosovo – worden hulpoperaties geassocieerd met een militaire en politieke agenda.

Hebben ngo’s daar zelf ook schuld aan?

FOURNIER: Sinds het einde van de Koude Oorlog is het aantal niet-gouvernementele organisaties in het Westen verveelvoudigd. Veel van die ngo’s hebben een politieke agenda: ze willen bijvoorbeeld de democratie exporteren of vrede stichten. Onze doelstellingen zijn veel bescheidener: wij willen mensen helpen oorlogen of rampen te overleven. Wij kiezen geen kant, wij zeggen niet wat goed of slecht is. Dat is het principe van neutraliteit. Niet omdat wij onze ogen voor de realiteit sluiten of de brutaliteit en het onrecht niet zien, maar omdat het de enige manier is om hulp te kunnen bieden waar het nodig is.

Waar is de situatie anno 2010 het meest acuut?

FOURNIER: In Congo. We zijn daar een van de weinige hulporganisaties op het terrein. Het is in Congo voorgevallen dat we door de rege-ringstroepen als lokaas werden gebruikt om burgers aan te vallen die in de rij stonden om ingeënt te worden. Congo is ongetwijfeld op dit moment de grootste humanitaire crisis. Maar vergeet ook Sudan niet, Somalië, Pakistan, Sri Lanka… En ook Haïti zal nog heel lang hulp nodig hebben.

© Newsweek

‘Ik wist niet hoe ik mijn bed moest opmaken. Mijn moeder nam dat soort dingen voor haar rekening.’ De Italiaanse minister van Ambtenarenzaken Renato Brunetta over de reden waarom hij ervoor pleit om jonge Italianen te dwingen het ouderlijk huis te verlaten als ze 18 zijn.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content