Belgen zijn goed in motorcross. Crosscoryfee Eric Geboers weet waarom. Met het wereldkampioenschap stilaan op volle snelheid, analyseert hij de Belgische toprijders.

Zondag vindt in het Portugese Agueda de vierde manche van het wereldkampioenschap motorcross plaats. Antonio Cairoli, de wereldkampioen van vorig jaar, is weer kwikzilverachtig aan het seizoen begonnen en telt al een aantrekkelijke voorsprong op Max Nagl, zijn teamgenoot bij KTM. En de Belgen? Die doen het in feite lang niet kwaad, met drie man in de top tien van de tussentijdse WK-stand.

Steve Ramon staat op drie, Ken De Dycker op vijf en Clement Desalle op zes. En zeggen dat dit voor het trotse motorcrossland België eigenlijk laagconjunctuur is. Een paar jaar geleden is het wereldkampioenschap hervormd. Dat maakt het moeilijk om te vergelijken met de resultaten van vroeger. Als we er voor het gemak van uitgaan dat het vroegere kampioenschap 500cc min of meer overeenkomt met de huidige MX1, dan komt ons land aan een indrukwekkende erelijst. Sinds 1970 was de wereldtitel amper veertien keer niet voor een Belg. Zulke cijfers halen we zelfs in het veldrijden niet.

Eric Geboers, manager bij het fabrieksteam van Suzuki, was goed voor vijf wereldtitels. Weet hij soms waarom Belgen zo goed zijn in deze sport? ‘Daar bestaat één simpele verklaring voor: ons land beschikt over alle drie de belangrijkste grondsoorten van de motorcross. We hebben zand en klei in de Kempen en in de Ardennen ligt betonharde veengrond. Belgen kunnen trainen op alle ondergronden en zijn daardoor erg complete rijders. Vergelijk dat met Nederland, dat ook vaak goeie crossers heeft, maar dan alleen in het zand. In andere landen ziet men dan weer zelden zand, wat technisch een zeer groot nadeel is voor een motorcrosser. Dat heeft ervoor gezorgd dat er in België een traditie is opgebouwd. Zodra er helden zijn, gaat de jeugd met dat verhaal meeleven, en voor je het weet komen er nieuwe helden. Zo zijn wij het epicentrum van de motorcross geworden, ook al liggen de roots van de sport in Engeland.’

De huidige generatie Belgen is niet zo dominant als we gewend waren.

Eric Geboers: Nee, da’s waar, maar we leven ondertussen ook in een ander tijdperk. Het verschil met vroeger is dat de buitenlandse concurrentie nu in België traint, en daardoor een stuk sterker werd. Negentig procent van de internationale wereldtop woont op vijftien kilometer van Lommel. De Italiaanse motorcrossbond huurt in Limburg zelfs een atelier voor haar jonge piloten.

Wij Belgen zijn dus ons trainingsvoordeel kwijt. Sterker nog, eigenlijk is onze ligging een nadeel geworden. Ik verklaar met een voorbeeld uit de praktijk. Een paar weken geleden hielden we in Lommel een vergadering met ons team. Daar was een Zwitser, daar was een Duitser, maar onze twee rijders, de Belgen Steve Ramon en Clement Desalle, waren er niet. Want Clement had familiale verplichtingen en Steve moest naar zijn boekhouder.

Dat is geen kritiek, zo werkt het nu eenmaal. De Belgen worden als het ware gestoord door hun dagelijkse leven. De buitenlanders kunnen bijna niet anders dan honderd procent met hun sport bezig zijn, want zij wonen hier in België in feite geïsoleerd.

De twintigjarige Desalle wordt beschouwd als de nieuwe kroonprins van de Belgische motorcross. Is hij een wereldkampioen in de dop?

Geboers: Dat kan er zeker van komen, Clement heeft enorme kwaliteiten. Zijn attitude is die van een wereldtopper en ook technisch kan hij met de besten mee. Er zijn nog werkpunten natuurlijk, maar dat is normaal. Clement is amper twintig, hij moet nog rijpen.

Naar verluidt wil hij ooit de overstap naar de Amerikaanse motorcross maken.

Geboers: Ja, hij heeft letterlijk een Amerikaanse droom, maar ik verwacht dat die na verloop van tijd wel wat gaat verzwakken. Voor de crisis was Amerika financieel het beloofde land, zowel in de mogelijkheden van de teams als in de lonen van de rijders. Maar dat gaat nu niet meer op, denk ik. Ik heb Clement er ook al een tijdje niet meer over horen praten trouwens. In zijn contract is wel voorzien dat hij weg kan bij een goed Amerikaans bod. Iemand tegen zijn zin gebonden houden, is nergens goed voor.

Hoe liggen de krachtsverhoudingen tussen Amerika en Europa eigenlijk? We noemen het motorcrossen dat we hier volgen het wereldkampioenschap, maar de betere Amerikanen zien we daarin niet. Die rijden het Amerikaanse AMA Motorcross Championship.

Geboers: Tot pakweg het jaar 2000 waren de Amerikanen zeker een stap voor. Dat kwam vooral omdat zij eerder zijn begonnen met supercross, wat de nieuwe trend is in de bouw van circuits. Supercross wordt voornamelijk gereden op aangelegde hindernissen, niet meer op natuurlijk gevormde circuits. Dat is een heel andere stijl van rijden, die je technisch een bepaalde voorsprong geeft. Maar de laatste vijf jaar zijn de Europese parcours mee geëvolueerd en onze rijders zijn de kloof aan het dichten. Ik denk niet dat we nog veel moeten onderdoen voor de Amerikanen.

Op de Motorcross der Naties geeft Amerika ons wel jaar na jaar een pak voor de broek.

Geboers: Dat is zo. Maar het grote Amerika tegen een versnipperd Europa: dat is in feite niet eerlijk. Kijk hoe dat Amerikaans team ineenzit: een rijder uit Florida, een uit Californië, een uit Washington. Geen enkel Europees land kan zo’n uitgebreide selectie maken. Maak een Motorcross der Naties met de beste Europeanen tegen de beste Amerikanen, en je krijgt volgens mij een heel ander verhaal.

Steve Ramon is ondertussen 30. Hij werd al wereldkampioen, maar maakt toch niet de carrière die ooit werd verwacht.

Geboers: Misschien lagen de verwachtingen ook wel te hoog. Pas op, hij kan gerust nog een paar keer wereldkampioen worden, dat zou de perceptie van een gemiste carrière al serieus bijstellen. En Steve heeft zijn lichaam altijd goed verzorgd, is nog erg fit, dus waarom niet? Stefan Everts heeft ook tot zijn 34 aan de top meegedraaid.

Steve mist één ding: agressiviteit. Hij is te braaf en dat heeft hem al veel overwinningen gekost. Ramon heeft alle kwaliteiten van een wereldkampioen. Hij heeft de werkkracht en de techniek, maar een killer is hij niet. En daar kun je bijna niet aan werken, jammer genoeg.

Ik merk dat het een beetje gebeterd is sinds vorig seizoen, misschien omdat wij hem er constant op wijzen. Of is hij het gewoon beu dat iedereen hem als een braverik begint te behandelen, zo van: het is Steve maar, je hoeft niet uit de weg te gaan? Ik heb hem dit jaar al een paar keer met zijn ellebogen zien werken. Dat deed mij deugd.

Wordt een van jouw rijders dit jaar wereldkampioen?

Geboers: Ik denk dat we een grote kans maken, maar we zitten met twee sterke concurrenten: Antonio Cairoli en Max Nagl. Twee supertalenten van KTM die hier zijn komen wonen en ongelooflijk hard werken. Stefan Everts is adviseur bij die ploeg, ervaring en koersdoorzicht hebben ze er dus ook al met hopen. Ik geef me zeker niet gewonnen, maar de mannen van KTM zijn ongetwijfeld favoriet. Gelukkig zit er bij ons zeker nog progressie in, zowel bij Steve als bij Clement, dus wie weet.

Zijn de motoren gelijkwaardig?

Geboers: Ik denk het wel, ja. De Japanse merken zijn over het algemeen het meest vooruitstrevend, maar KTM heeft een belangrijke inhaalbeweging gemaakt. Alle fabrieksteams staan dit seizoen met min of meer gelijke wapens aan de start. De privéteams zijn iets zwakker, maar dat is altijd zo geweest.

Hoe snel gaat de technische evolutie in de motorcross? Een formule 1-wagen van twee jaar geleden is rijp voor het museum. Een crossmotor ook?

Geboers: Bij Suzuki werken we met cycli van drie jaar. Na die tijd wordt er een volledig nieuwe motor gebouwd. Daar verfijnen we in de loop van het seizoen natuurlijk nog het een en ander aan. Een profmotor van twee jaar geleden is misschien nog net geen museumstuk, maar met een van vijf jaar geleden kun je zo goed als zeker niets meer uitrichten.

De laatste jaren werden er erg strenge geluidsnormen ingesteld voor competitiemotoren.

Geboers: Een tiental jaar geleden is men van tweetaktmotoren overgeschakeld op viertakt. Dat gebeurde onder invloed van de milieulobby. Viertakt geeft een mooiere verbranding, vandaar. Maar wat men over het hoofd heeft gezien, is dat het geluid van viertaktmotoren veel verder draagt dan dat van tweetakt, ook al zijn ze op zich niet noodzakelijk luider. Het viel te verwachten dat de omwonenden zouden gaan klagen.

Ondertussen zijn de geluidsnormen bijgesteld. Dat heeft van de industrie een ernstige inspanning gevergd, maar de investeringen hebben wel opgebracht. De nieuwe motoren zijn veel minder luid. Nu is het alleen hopen dat de overheid die inspanning beloont en ons helpt om de problematiek van de oefenterreinen op te lossen. Ik hoop ook dat de omwonenden zich niet te sterk gaan fixeren op vroegere ervaringen, want de overlast zou de komende jaren echt enorm moeten verminderen.

Vindt de tiener die nu wil beginnen met motorcross wel een plek waar dat kan?

Geboers: Nee. Hopelijk heeft zo’n jongen gemotiveerde ouders die hem naar circuits in Frankrijk, Nederland of Wallonië willen voeren, want in Vlaanderen zal hij niet gauw een beschikbaar oefenterrein vinden. Dat is erg voor een sport die toch veel betekent in en voor Vlaanderen. Ik hoop dat de politici dat tijdig inzien.

Er is nood aan zones waar je geluidshinderlijke sporten mag beoefenen. Ik verdedig nu de motorcross, maar wie wil karten, modelvliegen of kleiduifschieten kent dezelfde problemen. Sterker nog. Laatst werden we uitgenodigd voor een vergadering op het ministerie. Daar hoorde ik van vertegenwoordigers uit de paardensport dat zij tegenwoordig ook veel tegenwind krijgen, omdat met een paard door een openbaar bos wandelen blijkbaar ook niet overal zomaar meer mag. Ik wil maar zeggen: er bestaan ook mensen die gewoon onverdraagzaam zijn.

Eind vorig jaar liep je met een paar andere coryfeeën mee in de betoging: ‘Red de motorcross’.

Geboers: Dat heeft heel wat teweeg-gebracht, zowel in de positieve als in de negatieve zin. We moesten dringend laten zien dat het zo niet verder kan, maar blijkbaar heeft het ook enkele tegenstanders opnieuw wakker geschud.

We hadden nog niet alle Belgische topcrossers besproken. Is je ruzie met Ken De Dycker al bijgelegd?

Geboers: Ruzie, dat is veel gezegd. Ik heb een paar emotionele uitspraken gepleegd in de pers, en hij heeft daar al even emotioneel op gereageerd, maar bij mij is daar in ieder geval niks van blijven hangen, en ik ga ervan uit dat het andersom ook niet zo is.

Op een gegeven moment koos ons team ervoor om het contract van De Dycker niet te verlengen en Desalle in dienst te nemen. Dat heeft natuurlijk zijn redenen, maar het is niet nodig dat ik die aan de grote klok ga hangen. Een belangrijk deel van de verklaring is gewoon dat we op dat moment meer potentieel zagen in Desalle.

Ook Kevin Strijbos heeft een verleden bij Suzuki. Maar de voormalige wonderboy blijkt de laatste seizoenen een zorgenkind geworden.

Geboers: Die jongen heeft veel pech gekend in zijn carrière. Ik kan zelfs niet meer bijhouden wat hij de laatste jaren allemaal al heeft gebroken. Nochtans geloof ik absoluut dat Kevin in een mum van tijd weer aan de top kan staan. Ik ken zijn talenten. Als Strijbos zich goed voelt, kan hij winnen met de minst afgewerkte motor in de paddock. En zo zijn er niet veel. Qua ruw basistalent is hij de beste Belg die we hebben. Maar er tellen ook andere zaken natuurlijk.

Iedere rijder heeft sterke punten en zwakke. Het is heel belangrijk dat je die van jezelf kent. Wat Kevin voor heeft op de rest is dat zijn lichaam gemaakt is voor topsport. Laat die morgen fietsen, en ik denk dat hij een degelijke prof kan worden. Idem voor zwemmen. Zijn zwak punt is zijn entourage. Kevin heeft goeie mensen rond zich nodig, mensen die hem vooruitstuwen wanneer het even minder gaat. Maar die heeft hij niet, en dat is jammer. Dat is de belangrijkste reden waarom wij destijds de samenwerking hebben stopgezet.

De Duitser Ken Roczen schijnt het nieuwe supertalent te zijn. Hij zit in jullie team, maar rijdt dit jaar nog MX2.

Geboers: Ik ben met hem de eerste keer naar Amerika gaan testen toen hij elf jaar was. Mijn mond viel open van verbazing bij wat ik daar zag. Die deed dingen met de motor waarvoor je bijna prof moet zijn. Het talent droop eraf, onvoorstelbaar. Ik heb hem toen ook een tv-interview zien geven alsof hij al vijf keer wereldkampioen was geweest. Als elfjarige hè! Een kwartier later ging je met hem op restaurant en was hij met de blokken aan het spelen. ( lacht)

Hij is nu vijftien en staat op het punt om echt door te breken, maar nu is er iets gebeurd wat eigenlijk niemand had verwacht. De Nederlander Jeffrey Herlings is even oud als Roczen, en rijdt momenteel ook even goed. Er was zoveel aandacht voor Roczen dat ze Herlings wat uit het oog zijn verloren en ik denk dat het een voordeel kan zijn als je een beetje meer in de schaduw kunt groeien. Als die twee MX1 gaan rijden, gaan we in ieder geval nog iets zien. Herlings-Roczen wordt in de toekomst hét grote duel, schrijf al maar op.

Hoe goed ben je zelf nog?

Geboers: Ik rijd bijna nooit meer. Eén keer per jaar start ik in de benefietcross van Stefan Everts, maar als ik mijn verstand gebruik, zou ik dat eigenlijk beter laten. Mijn lichaam heeft al heel veel geleden: eerst mijn carrière, dan een auto-ongeval en een paar zware operaties. Vooral mijn knie is zwaar gehavend. Alle dagen gaan joggen zit er bijvoorbeeld echt niet in.

Het is ondertussen al twintig jaar geleden dat je stopte. Dat was op de Citadel van Namen, na weer een nieuwe wereldtitel.

Geboers: Ik was 28 toen. Dat is eigenlijk jong, maar ik was totaal opgebrand. Na twaalf jaar topsport was het mentaal helemaal op. Met de comebacks van Kim Clijsters en Justine Henin heb ik nog gedacht: had ik dat misschien ook moeten doen, er een paar jaar tussenuit knijpen? Maar eerlijk gezegd denk ik niet dat het geholpen zou hebben. De wissel van de generaties kwam eraan. Stefan Everts begon te schitteren en ik kon mij niet meer motiveren om die concurrentie aan te gaan. Daar komt nog bij dat men de circuits begon om te bouwen waardoor ze mij iets minder lagen, en ik was de laatste seizoenen niet meer voldoende gefocust om op die aanpassingen te trainen. Het was echt een aflopende zaak.

Zit er eigenlijk nog opvolging aan te komen bij het illustere crossgeslacht Geboers?

Geboers: Ik heb een zoon van twaalf jaar, Jef. Hij heeft al een paar jaar een motortje. Ik heb hem nooit gepusht om iets te gaan doen in de motorcross. Ik ben niet een van die foute papa’s die langs het circuit staan te roepen en te tieren, daar draait mijn maag van om. Desondanks stel ik de laatste maanden vast dat Jef plots heel knap uit de verf komt, zelfs in die mate dat ik zeg: als dat zo blijft evolueren, zit ik binnenkort met een probleem. ( lacht) ’t Zullen de genen zijn.

DOOR JEF VAN BAELEN

‘Zowat de hele wereldtop woont rond Lommel.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content