Samen met de komst van trainer Adrie Koster luidde de aanstelling van Pol Jonckheere als voorzitter een nieuw tijdperk in bij Club Brugge. De sportieve revival moet deze week verder gestalte krijgen: woensdag tegen Toulouse en zondag op Anderlecht.

Soms wil Pol Jonckheere zich wel eens verbazen over de manier waarop de voetbalsport heftig meedeint op de golven van de emotie. Dat is eigenlijk niet zijn wereld, niet zijn manier van denken en handelen. ‘Ik heb als burgerlijk ingenieur geleerd dat je altijd naar rationaliteit moet streven. Soms moet ik hier een knop omdraaien’, zegt hij.

Toen Jonckheere (50) vijf maanden geleden Michel D’Hooghe opvolgde als voorzitter van Club Brugge nam hij zich voor niet mee te gaan in de waan van het moment. Hij probeert te besturen met de analytische manier van denken waarmee hij ook zijn architectenbureau, dat 25 mensen in dienst heeft, leidt. Of Club nu woensdagavond tegen Toulouse Europees overwintert of niet, de krijtlijnen die hij uittekende blijven dezelfde, de toekomstvisie zal niet veranderen.

Pol Jonckheere is de antipode van Michel D’Hooghe: geen bevlogen redenaar die via internationale voetbalmandaten een schat aan informatie verzamelde, maar een man die observerend en vanuit de schaduw opklom. Met de werkkracht van de typische West-Vlaming.

Club Brugge loopt als een rode draad door het leven van Jonckheere, die opgroeide in de buurt van de vroegere Klokke, de mythische thuishaven van blauw-zwart, waar hij als kleine jongen geen match miste. Zijn vader ontwierp in 1974 het Olympiastadion en hijzelf nam er een paar renovaties voor zijn rekening, in wat nu het Jan Breydelstadion heet.

Jonckheere maakt al sinds 1986 deel uit van het bestuur van Club, hij groeide door en werd in 2006 (tweede) ondervoorzitter. Steeds hield hij zich op de achtergrond. Het voorzitterschap was voor hem niettemin de realisatie van een lang gekoesterde droom. Sinds juli 2009 werkt hij verder op de basis die Michel D’Hooghe legde. Hij probeert de structuren te verstevigen en de financiële slagkracht van Club te vergroten. Het nieuwe stadion speelt daarin een doorslaggevende rol. In afwachting daarvan waakt Jonckheere erover dat Club Brugge zijn ziel niet verliest. Hij beweegt zich graag tussen de supporters en gaat bijvoorbeeld geregeld naar het FCB Kaffee. Het contact met de basis vindt hij verrijkend. ‘Wij zijn een club van het volk, en dat moet zo blijven’, poneert hij.

Pol Jonckheere: Natuurlijk was het verschrikkelijk moeilijk om een zwaargewicht als Michel D’Hooghe op te volgen. Ik had bij mijn aantreden niet dezelfde uitstraling, niet hetzelfde krediet, daar ben ik me heel goed van bewust. Bovendien heeft D’Hooghe op een heel nadrukkelijke manier Club Brugge geprofessionaliseerd. Hij is de eerste voorzitter geweest die erin slaagde Club op competitieniveau winstgevend te maken, terwijl vroeger het Europees voetbal gebruikt moest worden om de gaten te dichten. Wat zeg ik: om de grote gaten te dichten. Dankzij de aanpak van D’Hooghe zijn de Europese wedstrijden nu bonussen.

Ik wist dat ik voor een zware taak stond en ik heb me in het begin afgevraagd: hoe kan ik met mijn eigenheid iets bijbrengen aan Club Brugge, hoe kan ik meteen overtuigen? Daarom nam ik dat trainersdossier zelf ter hand. Omdat ik vond: na alle trainerswissels van de afgelopen vier jaar konden we het ons echt niet veroorloven om een fout te maken. Vorig seizoen was er veel sportieve onvrede bij de supporters, het enthousiasme op de tribunes liep terug. En dat moest gestopt worden. Dat was mijn prioriteit. De supporters zijn de kracht van Club Brugge, die gaan boven alles.’

Was u meteen overtuigd door Adrie Koster?

Jonckheere: Al na een paar minuten. Gewoon door de beleving die er van hem uitgaat en door zijn aandacht voor de jeugd. Want die weg wilden we inslaan: onze kern verjongen en technisch verfijnen, voor het juiste evenwicht zorgen. Koster praatte meteen heel geëngageerd over de manier waarop hij jonge spelers beter probeert te maken. Toen wist ik: we zitten goed. Waarmee ik geen kritiek wil geven op Jacky Mathijssen. Toen we Mathijssen aantrokken, was iedereen ervan overtuigd dat we de juiste keuze hadden gemaakt, niemand maakte daar een opmerking over.

Koster is een ander type dan Mathijssen.

Jonckheere: Hij is heel open, iemand die gemakkelijk communiceert. En een voordeel van een buitenlandse trainer is dat hij onbevangen aan het werk gaat, hij houdt totaal geen rekening met het verleden, met gevoeligheden. Dat voel je aan Koster heel goed. Hij gaat zijn weg, zonder omwegen, en met drastische maat- regelen als het moet. Opvallend vind ik dat hij heel veel rust inbouwt. Hij heeft zelf zijn carrière vrij vlug moeten beëindigen door blessures, ik denk dat hem dat als trainer beïnvloedt. Hij traint hard, maar vindt recuperatie en dosering belangrijk, het lichaam moet de tijd krijgen om te herstellen. Als hij bijvoorbeeld constateert dat Vadis Odjidja vermoeid is, dan laat hij hem twee dagen rusten. En hij let erop dat iemand als Ronald Vargas op tijd en stond wat gas terugneemt.

Die manier van denken zag je ook in de opbouw naar het seizoen toe. Er was veel kritiek omdat de uitslagen in de vriendschappelijke wedstrijden niet goed waren, maar hij bleef daar heel rustig onder. Het lichaam moest de tijd krijgen om zich aan te passen, zei hij. Daarom wilde hij ook niet met een oefenkamp aan het seizoen beginnen. Hij hamert ook enorm op het groepsgevoel. Allemaal samen blijven eten na de trainingen, bijvoorbeeld. Iemand die hij passeert ook uitleggen waaróm hij dat doet. Hij vindt dat spelers recht hebben op duidelijkheid. En dat ze geen kopzorgen mogen hebben. Daarom hamerde hij ook op de komst van een teammanager. Dat is dus ex-speler Stefan Vereycken geworden, die op 1 december in dienst trad. Hij zal alle kleine en grote problemen van heel nabij opvolgen. Zo willen we onze organisatie en structuur verder versterken.

Door de sportieve resultaten is het op bestuursniveau gemakkelijker functioneren. Hoe wilt u in de toekomst Club Brugge verder uitbouwen?

Jonckheere: Het is onze bedoeling het budget gevoelig op te drijven, en dat kan alleen in een nieuw stadion. We moeten het dossier niet opnieuw oprakelen, ons voorstel om een met privégeld gefinancierd stadion in Loppem te bouwen, werd verworpen. Enkele honderden meters verder kan het nu wel. In een stadion dat bekostigd wordt door de overheid. Het grote verschil is dat we nu wellicht niet zullen kunnen beschikken over heel wat geldbronnen die in ons oorspronkelijke project wel aanwezig waren. Kunnen wij bijvoorbeeld nog de naam van het stadion commercieel verzilveren?

Maar goed, het is natuurlijk positief dat men een beslissing heeft genomen, dat het nieuwe stadion er komt, dat de geplande capaciteit van 44.600 plaatsen blijft. Dat is toch een serieuze groei. Club haalt op dit moment 31 procent van zijn omzet uit de inkomsten van de tickets. Studies hebben uitgewezen dat wij kunnen doorgroeien naar 38.000 abonnees.

We zullen nog altijd met Cercle Brugge hetzelfde stadion delen, terwijl we op dat vlak eigenlijk streefden naar eigenheid. De Vlaamse regering heeft het zo beslist, laten we nu maar in dezelfde richting kijken. Maar één zaak moet duidelijk zijn: we willen niet opnieuw in een situatie verzeilen waarin Cercle 7 procent van de kosten betaalt en Club 93. Zoals nu. Dat is een verdeling die alleen maar frustratie veroorzaakt.

Is het een ontgoocheling dat het project in Loppem niet doorgaat?

Jonckheere: Heel zeker. Maar het is een realiteit dat de Vlaamse regering het anders heeft gezien. Club Brugge mocht die 41.000 vierkante meter winkelcentrum absoluut niet bouwen en ondertussen is er veel tijd verloren. Al hoor ik nu van Dirk De fauw – de voorzitter van Resoc, het sociaaleconomische overlegcomité van de regio Brugge – dat de bouw van het nieuwe stadion binnen de twee jaar al kan beginnen, dat is positief.

Even belangrijk voor ons is dat we snel een definitieve toekomstvisie krijgen over de infrastructuur van onze jeugd. Wij hebben nu, op Jan Breydel, drie oefenvelden voor de Clubjeugd en een jeugdaccommodatie die niet langer beantwoordt aan de normen van het hedendaagse voetbal. Op de nieuwe locatie zouden tien oefenvelden liggen, voor de twee clubs welteverstaan, terwijl we in het Olympiapark samen over twaalf oefenvelden beschikken. We kunnen toch moeilijk achteruitgaan? Hopelijk ziet de overheid dat ook zo.

De oppervlakte van de site Chartreuse wordt een stuk kleiner dan degene die gepland was in Loppem aan de Oostkampse baan.

Jonckheere: Van 41.000 vierkante meter winkeloppervlakte naar maximaal 30.000, de site van 36 hectare wordt teruggebracht naar een site van 20 hectare, dat is bijna een halvering. Let wel: daarbij houden we geen rekening met de nu geplande jeugdaccommodatie op de Oostkampse baan, die in het originele project niet opgenomen was. Er komt dus geen shoppingcenter, maar winkels met restricties. Ik hoop dat het gezond verstand zal zegevieren en dat er in de toekomst voor de jeugd een volwaardige nieuwe site komt. Bijvoorbeeld in Loppem, waar het stadion oorspronkelijk moest komen.

Bovendien moet men goed nadenken over de mobiliteit rond het stadion. Het is niet met de bouw van een parkeertoren dat je alles vlot laat verlopen. In München hebben ze dat gedaan, en daar duurt het twee uur voor je na een wedstrijd weggeraakt. Als je ziet dat sommige Europese wedstrijden om vijf over negen beginnen vanwege de televisie, wanneer zijn de mensen dan thuis? Trouwens, dat Europese wedstrijden zo laat beginnen, daar krijgen we van de supporters die met het openbaar vervoer komen veel klachten over. Zij raken niet meer terug.

In vergelijking met het eerste project zal Club Brugge nu minder kunnen groeien.

Jonckheere: Dat is wellicht zo. We hadden al een berekening gemaakt: met een eigen stadion in Loppem zouden we ons budget van 20 miljoen euro naar 45 miljoen hebben opgetrokken, meer dan een verdubbeling. Dat moeten we nu volledig herbekijken. Het is allemaal ook nog heel vaag. Wij wilden bijvoorbeeld de entreeprijzen voor onze supporters zo democratisch mogelijk houden. Maar dat hangt nu mee af van de lasten die ze ons in het nieuwe stadion zullen opleggen, en daar hebben we nog geen zicht op. Hopelijk zijn die niet te hoog. Geen eigen stadion kan effectief een rem zijn op onze groei, maar we moeten dat aanvaarden en er het beste van maken, we hebben geen andere keuze. Als de stad Brugge vindt dat er alleen een nieuw stadion kan komen als Club en Cercle daar samen spelen, dan is dat zo. Wij hebben niet beslist, anderen hebben dat voor ons gedaan.

Anderzijds wordt gezegd dat het nieuwe stadion mooier zal zijn dan wat in Loppem gepland was.

Jonckheere: Men zou naar verluidt een wedstrijd uitschrijven en veel aandacht besteden aan de uitstraling van het stadion. Dat is alleen maar hoopgevend. Trouwens, de bouw van het Concertgebouw is ook met een wedstrijd gebeurd.

Niet iedereen bleek onverdeeld gelukkig met dat ontwerp, maar dat terzijde. Zijn er voor de toekomst nog andere doelstellingen?

Jonckheere: We moeten verder crea- tief denken en nieuwe initiatieven ontwikkelen. En intussen onze structuur verstevigen met het oog op het nieuwe stadion. Dat groeiproces moet voltrokken zijn voor we verhuizen, en met die tussenstappen ben ik volop bezig. In een groter stadion zal je omzet stijgen, maar je hebt natuurlijk ook meer mensen nodig. Een paar diensten moeten dus versterkt worden, want de personeelsbezetting is hier vrij gering. Ik wil ook verder aandacht besteden aan onze jeugdwerking. De afstand tot het eerste elftal moet verkleinen. En het gebied waaruit we jeugd rekruteren moet worden uitgebreid.

Hebt u zich verkeken op de taak van voorzitter? Is het arbeidsintensiever dan u dacht?

Jonckheere: Het kost veel energie. Dat komt ook omdat ik alles van heel nabij wil opvolgen. Ik ga naar zoveel mogelijk wedstrijden kijken, ook van de beloften en de jeugd, ik trek naar de supportersavonden, naar activiteiten van de communitywerking, of van de ClubKids, ons nieuwste initiatief. Ik ben niet veel thuis. Gelukkig gaat mijn vrouw altijd mee. Het contact met de basis vind ik heel belangrijk, ik wil de stem van het volk horen. Na de wedstrijden zit het bestuur ook niet meer afgezonderd, we begeven ons tussen de fans. Dat past bij de eigenheid van Club Brugge: we moeten heel gewoon doen.

Maar het vraagt allemaal veel van mijn tijd. Toen Michel Van Maele stierf, werd mijn naam ook al even genoemd voor het voorzitterschap, maar ik was daar toen absoluut niet klaar voor. Ik heb er zes jaar aan gewerkt om in mijn kantoor een structuur te brengen waardoor mijn mandaat bij Club Brugge geen extra belasting voor mijn medewerkers zou worden. Los daarvan was Michel D’Hooghe op dat moment natuurlijk de juiste keuze. En is het nu zeker niet zo dat ik mijn job verwaarloos.

Weet u, ik wilde eigenlijk geneesheer worden, maar mijn vader had als burgerlijk ingenieur-architect dit bureau uitgebouwd en ik werd een beetje in die richting geduwd. Ik heb het me nooit beklaagd. Ik hou van menselijke contacten. En ik zeg altijd: als architect treed je binnen in het hart van een gezin, je moet naar mensen luisteren en iets uittekenen waarin ze zich goed voelen.

Maar het is een rationelere wereld. Terwijl voetbal puur emotie is.

Jonckheere: In die zin moet ik altijd een knop omdraaien als ik bij Club binnenstap. Maar ik probeer het voetbal bedrijfsmatig te benaderen. Natuurlijk is het belangrijk om Europees te overwinteren en tegen Toulouse ten minste het broodnodige gelijkspel te behalen, maar de visie van deze club zal niet veranderen als dat niet gebeurt. Ik probeer trouwens altijd rustig te blijven. Stress is een woord dat ik niet ken.

Zoals onlangs bleek toen u tijdens de verplaatsing van Club naar Donetsk in uw hotelkamer ’s nachts oog in oog kwam te staan met twee inbrekers. De ene sloeg op de vlucht en de andere mepte u gewoon buiten.

Jonckheere: Mijn rust is een van mijn grote krachten. Ik heb nadien trouwens gewoon een paar uur verder geslapen. In tegenstelling tot mijn vrouw, die geen oog meer dichtdeed.

DOOR JACQUES SYS

‘Het is onze bedoeling het budget gevoelig op te drijven, en dat kan alleen in een nieuw stadion.’

‘We willen niet opnieuw in een situatie verzeilen waarin Cercle 7 procent van de kosten betaalt en Club 93. Zoals nu.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content