Wat gaat er om in de eenzame wolf?

Na de gebeurtenissen in Frankrijk en Duitsland ontstaat de indruk dat IS-terroristen en aanslagplegers op elk moment kunnen toeslaan, zonder enige vorm van waarschuwing. Vanwaar komt die plotse golf van geweld? En valt er iets tegen te doen? De Amerikaanse psycholoog Peter Langman zoekt naar verklaringen en oplossingen.

Op vrijdagnamiddag 22 juli stopt de 18-jarige David S., bijgenaamd Ali, een pistool, een extra magazijn en driehonderd kogels in zijn rugzak. Hij trekt voor de laatste keer de huisdeur in München-Maxvorstadt achter zich dicht. Om 17.52 uur schiet de jongen zijn eerste slachtoffer neer in het winkelcentrum Olympia in München. Hij doodt nog acht anderen en pleegt dan zelfmoord.

In de nacht van vrijdag op zaterdag bestormen elitetroepen van de GSG 9 – de antiterreureenheid van de Duitse federale politie – het huis in München-Maxvorstadt. In een mand met vuile was vinden de rechercheurs het boek Why Kids Kill: Inside the Minds of School Shooters. De auteur is Peter Langman, een Amerikaanse psycholoog uit Allentown, Pennsylvania.

Wat ging er door u heen toen u hoorde dat de dader van de schietpartij in München uw boek gelezen had?

PETER LANGMAN: Dat was schokkend, ook al was het al de tweede keer dat zoiets gebeurde.

Wanneer was die eerste keer?

LANGMAN: In 2003 schoot een leerling in Colorado een medeleerlinge dood en dan zichzelf. Voor mijn research nam ik daarna meer dan tweeduizend bladzijden politiedossiers over het incident door, en plots zag ik mijn naam staan. De dader had mijn boek op zijn tablet gedownload. Dat was een schok.

Willekeurig geweld

Peter Langman schrijft boeken die dergelijke aanslagen moeten tegengaan. Al bijna twintig jaar lang stelt hij alles in het werk om te verhinderen dat mensen als die jongen uit München een stap te ver gaan, dat ze gewapend in winkelcentra of in scholen binnendringen om eerst anderen en vervolgens zichzelf om te brengen. De psycholoog probeert te begrijpen wat de daders drijft. Hij heeft tienduizenden documenten uitgeplozen: dagboeknotities, schoolopstellen, ondervragingsnotulen. Daarin zocht hij naar tekenen van woede, van vertwijfeling, van haat. Why Kids Kill is de neerslag van dat onderzoek. Het boek is in verschillende talen vertaald en wordt veel in vaktijdschriften geciteerd.

Langman is vaak te gast in talkshows, waar hij uitlegt hoe die moordpartijen tot stand komen. Zijn bevindingen zijn doorgedrongen tot bij de Amerikaanse president Barack Obama. Nu ook Duitsland in de greep van het geweld is, is ook daar de behoefte aan verklaringen groot. De aanslag in München past immers in een reeks gelijkaardige brutale daden.

Er was de 17-jarige Afghaanse vluchteling die op 18 juli in een trein tussen Treuchtlingen en Würzburg ‘Allahu akbar’ brulde en met een bijl eerst passagiers en daarna politiemannen te lijf ging. Die schoten hem uiteindelijk dood.

Dan was er de 18-jarige David S., de leerling uit München die op vrijdag 22 juli negen mensen en vervolgens zichzelf doodde. Er was ook de 21-jarige Syriër, die twee dagen later in Reutlingen op straat zijn vriendin met een mes doodstak.

En ten slotte was er de 27-jarige Syriër uit Aleppo, die zichzelf enkele uren later in Ansbach opblies voor de ingang van een muziekfestival. Hij deed dat in naam van de terreurorganisatie die zichzelf IS noemt. Al die daden lijken op het eerste gezicht weinig met elkaar te maken te hebben, behalve dat het gaat om willekeurig geweld.

In München een schietpartij, in Ansbach terreur. In München blinde woede, in Ansbach politiek-religieus fanatisme. In München de verloren zielen uit ons eigen midden, in Ansbach de opgejutte man uit den vreemde. Zo worden zulke daden gewoonlijk gecategoriseerd. Maar de grenzen vervagen.

Telkens ging het om een jongeman die zich een outsider voelde, een mislukkeling die door niemand gewild was. Elk van die jongens werd begeleid door artsen en kampte met depressies. Ze gedroegen zich opvallend.

Wat drijft deze mensen, waarom willen ze doden?

LANGMAN: Dat is de vraag waarop iedereen een antwoord zoekt. Liefst een zo eenvoudig mogelijk antwoord, maar mijn ervaring leert me dat dat niet bestaat. In zulke aanslagen komen veel dingen samen. Vaak spelen depressie, videospelletjes en psychische terreur op het werk een rol. Maar dat zijn slechts deeltjes van de puzzel. Soms is er ook afgunst in het spel. Neem nu iemand die timide is, angstig, onzeker. Iemand die niet veel vrienden heeft, let goed op het gedrag van anderen. Die andere jongeren lijken gelukkig, ze hebben vrienden. Ze leiden het leven waarnaar hijzelf zo hunkert. In dat geval doodt de agressor de jongeren die hij het meest benijdt. Andere daders zijn getraumatiseerd of worden enorm gepest. Of dat geldt voor Ali? Vanaf zo’n grote afstand kan ik dat niet beoordelen. Daarvoor zou ik veel meer over hem moeten weten.

Aanslagplegers voeren hun actie geregeld uit op plaatsen waar ze vernederd werden, waar ze zich machteloos en uitgesloten voelden. Ali had twee keer een aanklacht ingediend – een keer omdat hij was afgetuigd, een tweede keer omdat hij bestolen was. Was hij een slachtoffer voor hij dader werd?

Volgens een buurvrouw in Moosach, de buurt waar hij opgroeide, was Ali ambitieus. Terwijl de andere kinderen buiten speelden, keerde hij vaak naar huis terug om te studeren, zegt ze. Haar man voegt eraan toe dat de jongere kinderen respect voor Ali hadden, dat de jongen vaak tussenbeide kwam om een ruzie te beslechten. De man zegt: ‘Van zo’n jongen als Ali had ik graag gehad dat hij de grote broer van mijn zoon was.’ Moosach is maar een paar kilometer verwijderd van Maxvorstadt, waarnaar Ali’s gezin verhuisde. Waarom koos Ali Moosach uit voor zijn daad, uitgerekend de plek waar zijn vroegere vrienden bijeenkwamen?

In Moosach ontmoeten we de 18-jarige Flamur,die met Ali op school zat. Hij grijnst wanneer we hem vragen hoe hij over Ali denkt. ‘Dat was een sukkel.’ Flamur heeft Ali herhaaldelijk geslagen, ook een keer tijdens de les, met de vlakke hand tegen zijn achterhoofd.

Twee vrienden van Flamur komen opdagen en mengen zich in het gesprek. Ook zij lachen wanneer ze het over hun vroegere schoolmakker hebben. Ze geven niet de indruk dat ze enig verband zien tussen wat ze destijds deden en Ali’s bloedige daad. De ene anekdote lokt de andere uit. De jongens jutten elkaar op.

‘Weten jullie nog hoe hard hij stotterde?’

‘Zelfs de meisjes sloegen hem’, zegt een oudere jongen. Op een keer was het nog erger, herinnert een andere zich. Dat was toen de meisjes hem vasthielden om hem te schminken, met lippenstift, rouge en eyeliner.

LANGMAN: Veel van die jonge aanslagplegers werden vernederd door vrouwen. Ze voelen zich aangetast in hun mannelijkheid. Ik weet niet hoe het manbeeld er in Europa uitziet, maar ik neem aan dat je het met het Amerikaanse kunt vergelijken. Als man moet je lichamelijk sterk zijn, succesvol en sportief zijn en geliefd zijn door vrouwen. Die jonge geweldplegers zijn vaak klein en zwak. Ze zijn heel slecht in sport, sommigen zijn zelfs lichamelijk gehandicapt en meestal hadden ze nog nooit een vriendin.

Ze raken over hun toeren omdat ze niet beantwoorden aan een maatschappelijk ideaal?

LANGMAN: Precies. Hier in de Verenigde Staten zien we vaak dat geweldplegers soldaten of politieagenten in de familie hebben, zeer ‘mannelijke’ beroepen. Heel wat van die jongens die aanslagen plegen dromen ervan om zelf zo’n beroep uit te oefenen. Als ze daarin falen, heeft dat nefaste gevolgen voor hun zelfbeeld.

En om zich toch een sterke man te voelen grijpen ze naar een wapen?

LANGMAN: Ja. Heel wat van die mannen maken voor ze in actie treden notities waarin ze zulke fantasieën ontwikkelen. Plots hebben ze macht. Plots krijgen ze respect, datgene waaraan het hun voordien ontbrak.

De eerste zijn

De individuele dader, die zijn woede op de wereld koelt, wil uitstijgen boven alle anderen die hem gekrenkt hebben. Door geweld legitimeert hij zijn macht. In Reutlingen doodde de 21-jarige Syriër Ahmed J. op zondag 24 juli zijn vriendin met een groot mes, waarna hij collega’s en voorbijgangers te lijf ging. Was ook Ahmed in zijn mannelijkheid gekrenkt?

Op dezelfde dag liet de Syriër Mohammed D. amper tweehonderd kilometer verder, in Ansbach, een rugzakbom ontploffen voor de ingang van een muziekfestival. Hij verwondde vijftien mensen en stierf zelf. Na de aanslag raakte bekend dat Mohammed D. al twee keer geprobeerd had om zelfmoord te plegen. Hij stond op het punt uitgewezen te worden naar Bulgarije. Tijdens hun onderzoek vonden de rechercheurs op de gsm van de dader een video waarin die trouw zweert aan IS-leider Abu Bakr al-Baghdadi. Het is nog niet duidelijk waar en hoe Mohammed D. radicaliseerde.

Achteraf beweerde de IS dat hij al jaren lid was van hun organisatie. Al van bij het begin van de Syrische burgeroorlog zou hij als moedjahedien, als soldaat van God, tegen het regime van president Assad gevochten hebben. Hij zou een explosievenexpert zijn die Aleppo gewond was geraakt. Omdat terugkeren onmogelijk bleek, zou hij dan maar besloten hebben om in het ‘huis van het ongeloof’ toe te slaan. Drie maanden zou hij aan zijn bom gewerkt hebben. In die periode zou de Duitse politie een keer bij hem thuis zijn geweest, maar het toeval (of Gods wil, aldus de IS) wilde dat ze zijn plannen niet ontdekte. De agressor zou tot op het laatste moment in contact hebben gestaan met een ‘soldaat van het kalifaat’. Het is niet zeker of dat allemaal klopt. Toch zou het ongewoon zijn, mocht de IS alles verzonnen hebben.

In Ansbach gebeurde datgene waar burgers en politici al maanden voor vreesden: de eerste zelfmoordaanslag op Duitse bodem in naam van de IS. Voor Mohammed D. was de dood een prestatie die hij tijdens zijn leven nooit had kunnen leveren: de eerste zijn.

Zowel jonge geweldplegers als terroristen zijn niet empathisch. Hun slachtoffers zijn onschuldig. Zijn eenzame wolven die moorden in naam van de IS psychologisch verwant met de aanslagplegers die voor eigen rekening iets willen realiseren?

LANGMAN: In psychologisch opzicht zijn er nauwelijks verschillen tussen aanslagplegers en de vele terroristen, vooral individuele daders – de lone wolves – die we de laatste tijd zien opduiken.

De indruk ontstaat dat de islamistische terrorist iets heeft waaraan het de aanslagpleger ontbreekt: een gesloten wereldbeeld dat hem tot zijn daden aanzet. Maar in werkelijkheid is het islamisme voor de meeste individuele daders niets anders dan een kant-en-klare ideologie – een ideologische lappendeken gemaakt van een paar slogans en een paar simpele zinnen waaruit de jongemannen kunnen putten. Zo krijgt de waanzin een goedkope aankleding van politiek-religieuze rationaliteit. Hun daden dienen een schijnbaar rechtvaardige strijd. De jonge dader verovert zijn plaats tussen zijn radicale voorgangers. Door hun exploten te bestuderen, wordt hij gaandeweg een terrorist. Op hun beurt zullen andere jongemannen in zijn voorbeeld inspiratie vinden.

De loser is dus niet langer een eenzaat. Hij laat een erfenis achter. Hij moet alleen maar, zoals de daders van Würzburg en Ansbach, met zijn mobieltje een video maken waarin hij de aanslag opeist en die vervolgens op het internet posten. Dat is de enige voorwaarde die de IS stelt. En dan verkondigen zij voor de hele wereld: die man handelde in onze naam.

Ook jonge aanslagplegers zonder banden met terroristische groeperingen hunkeren naar ideologische uitvergroting, naar omgang met gelijkgezinden. Ook zij plaatsen hun daden in een traditie. Alles begon met het bloedbad aan de Columbine High School in Colorado, waar in april 1999 twee tieners twaalf medeleerlingen en een leraar doodschoten. De twee lieten talrijke teksten en opnamen achter waarin ze hun brutale moorden als een politieke actie presenteerden, als een signaal dat alle moegetergde outsiders op deze wereld op de been moest brengen.

De zeventienjarige die in 2009 in Winnenden en Wendlingen (Baden-Württemberg) in totaal vijftien mensen doodde in achtereenvolgens een school en een autobedrijf was lid van een onlinechatgroep die schietpartijen van het type Columbine toejuichte.

Ali uit München trok op zijn beurt naar Winnenden om foto’s te maken op de plaats waar zijn ‘voorbeeld’ had toegeslagen. Ali schreef ook een manifest, zoals de daders van Columbine en zoals Anders Breivik, die in juli 2011 op het Noorse eiland Utøya een bloedbad had aangericht tijdens een socialistisch jeugdkamp.

Misschien voelde Ali zich ook verwant met de 14-jarige Kyle, die tot Langmans patiënten behoorde en ook in zijn boek voorkomt. Langman werkte destijds in een psychiatrisch ziekenhuis voor kinderen in de buurt van Allentown toen hem een jongen werd toevertrouwd. Een ‘mogelijke epigoon’, heette het. Langman moest beslissen of Kyle werkelijk een gevaar vormde. De jongen werd meerdere keren behandeld. Dat liep uiteindelijk goed af.

Het verhaal van de jonge Kyle vertoont verbazingwekkend veel overeenkomsten met dat van Ali. Langman noteerde dat Kyle zich ervan bewust was ‘dat zijn reacties anders waren dan die van de meeste mensen. Hij klaagde dat hij op school vreselijk werd gepest, dat hij al zeven jaar lang het slachtoffer van plagerijen was.’

In de inmiddels beroemde video, gemaakt door een inwoner van Moosach, gebruikt Ali haast exact dezelfde woorden: ‘Door jullie werd ik gepest, zeven jaar lang.’

Zag Ali in Kyle zijn alter ego, iemand die op het punt stond een massamoordenaar te worden?

LANGMAN: Dat is mogelijk.

Kan die passage in uw boek hem gestimuleerd hebben om naar dat wapen te grijpen?

LANGMAN: Misschien voelde hij zich zo eenzaam dat die ene zin over die zeven jaar plagerijen hem over de streep heeft getrokken.

Bij psychologen is dat fenomeen bekend als het Werther-effect, genaamd naar Het lijden van de jonge Werther (1774), de debuutroman van Johann Wolfgang Goethe, die weleens ‘de gevaarlijkste besteller uit de literatuurgeschiedenis’ wordt genoemd. Heel wat lezers imiteerden Goethes wanhopige personage en schoten zich een kogel door het hoofd.

Het mechanisme is nog altijd hetzelfde: hoe meer en hoe gedetailleerder er over een zelfmoord wordt geschreven, des te groter het aantal epigonen. Om die reden zijn de media doorgaans heel discreet als ze over zelfmoord berichten. Bij moordpartijen is die terughoudendheid veel moeilijker want in tegenstelling tot een zelfmoord is dat een publieke zaak waarbij heel wat slachtoffers vallen. De meeste aandacht gaat niet naar de zelfmoord van de dader, maar naar de vernietiging van de anderen. Zo’n daad kún je niet gewoon verzwijgen. Het probleem is: ook bij aanslagplegers oefent het Werther-effect een zuigeffect uit. Anders gezegd: geweld kan aanstekelijk zijn.

Nergens is dat zo duidelijk als in de VS, waar de moord- en zelfmoordcijfers veel hoger liggen dan in Duitsland. Gemiddeld richt in de VS elke maand iemand een schietpartij aan in een school. Er zijn honderden goed gedocumenteerde massamoorden en bloedbaden op scholen. Statistici van de Arizona State University, die zich gewoonlijk met de evaluatie van epidemieën als ebola en dengue bezighouden, zijn recent begonnen met de analyse van cijfers en feiten die betrekking hebben op dergelijke geweldplegers.

Zij komen tot de conclusie dat aanslagplegers zich als virussen verspreiden. Op een massamoord volgt vaak vrij snel een tweede. Tijdens de eerste dertien dagen stijgt het risico op een gelijkaardige daad tot dertig procent. Het nabootsingseffect kan nog groter worden: hoe meer aanslagen er gebeuren, des te waarschijnlijker is het dat elke aanslag op zich weer andere aanslagen zal uitlokken. Geweld maal geweld is gelijk aan geweld in de tweede macht. Toch af en toe.

Is het denkbaar dat een geweldpleging een terrorist inspireert, of omgekeerd?

LANGMAN: Er bestaan zulke gevallen, ja. In Brazilië was er een jongeman die zich liet opjutten door de aanslagen op het World Trade Center in 11 september 2001. Hij had geen enkele band met Al Qaida en ook niet met New York, maar na het inferno keerde hij terug naar zijn oude school en schoot er twaalf mensen dood.

Geweld kan geweld uitlokken. Misschien hoef je het niet verder te zoeken.

In de praktijk van Langman komen jonge mensen die met de psycholoog over hun woede, vertwijfeling en haat spreken. Ze vertellen waarom ze met die emoties minder goed kunnen omgaan dan anderen.

Vijfentwintig potentiële geweldplegers zaten in de afgelopen jaren op Langmans sofa. Tot nu toe greep geen van hen naar een wapen, en dat geeft Langman een gevoel van trots en opluchting.

Hoe kan men zien dat er gevaar dreigt?

LANGMAN: Dat is niet zo moeilijk. Vele geweldplegers kondigen hun plannen aan. Ze praten er met vrienden over. Vaak posten ze die fantasieën op websites, of schrijven ze op school opstellen waarin ze fantaseren over hoe ze hun medeleerlingen ombrengen. Sommigen praten er zelfs voor de hele klas over. Dat wordt echter vaak niet serieus genomen. Je moet leerlingen en leraren aanmoedigen om in zulke gevallen hulp in te roepen.

Hoe moet dat in zijn werk gaan?

LANGMAN: Door ervoor te zorgen dat er in elke school psychologisch geschoold personeel is. Door een telefoonnummer ter beschikking te stellen waarop de leerlingen een boodschap kunnen achterlaten. Of door een brievenbus te voorzien waarin de leerlingen anoniem een aanwijzing kunnen achterlaten.

Ook terreurexperts denken na over hoe ze potentiële daders kunnen herkennen. Studies tonen aan dat de ‘eenzame wolven’ in 60 procent van alle gevallen over hun plannen vertellen, meestal op het internet. Vaak keren ze de wereld de rug toe of gedragen ze zich vijandig.

De geweldenaar van Ansbach werd medisch behandeld. Een deskundige waarschuwde voor hem, maar daaruit werden blijkbaar niet de juiste conclusies getrokken. Ali uit München zat in de psychiatrie. Je kunt dus niet zeggen dat de vaklui niet op de hoogte waren van het gevaar dat van hun patiënten uitging. De dodelijke radicalisering van Ali en de anderen heeft als het ware onder toezicht plaatsgevonden.

Waarop moeten vluchtelingenhelpers, leraren en zorgmedewerkers letten?

LANGMAN: De daders hunkeren naar roem. Die krijgen ze van de media als die hun berichtgeving al te zeer op de dader concentreren. In geen geval zou men foto’s van de dader mogen afdrukken, zeker niet op de voorpagina. Daardoor voelen ze zich verheerlijkt, ze worden helden die voor andere potentiële daders als voorbeeld kunnen dienen.

Geen foto’s

Toch publiceerden heel wat kranten foto’s van Ali. Zo schonken ze de dader postume roem. Zonder het te willen, belonen ze hem voor zijn gedrag.

Peter Langman vindt dat gevaarlijk. Maar ook zijn boeken bevatten het virus dat de toekomstige dader kan besmetten.

Hoe leeft u daarmee? Hoe moeten journalisten daarmee leven? Hebt u ooit overwogen om al die verhalen niet meer te publiceren?

LANGMAN: Nee. Journalisten móéten over zulke daden schrijven. En ook wij wetenschappers moeten dat doen. Hoe beter we de daders begrijpen, des te eerder kunnen we zulke aanvallen in de toekomst verhinderen.

Verstandige journalisten volstaan niet om terreur en geweld uit de wereld te bannen. In München lopen dezer dagen jongens rond met beugels en dons op hun lip. Het zijn jongens die Ali van het schoolplein kenden, of aan wie andere jongens, die Ali van het schoolplein kenden, over Ali verteld hebben. Trots spelen de jongens video’s op hun smartphones af: schokkende beelden waarop Ali om zich heen schiet. De filmpjes tonen hoe mensen sterven en hoe levenden voor de stervenden vechten.

En je merkt snel hoe cool die jongens het vinden dat ze zulke video’s op hun smartphones hebben. Ze willen belangrijk zijn. Ali is het immers ook geworden.

Het internet zou voor een explosie van het Werther-effect kunnen zorgen. Goethes roman werd destijds op verschillende plaatsen verboden. Een goed krantenartikel neutraliseert de gruwel door die in een context te plaatsen. Maar als de beelden van terreurdaden met al hun onmenselijke details ongecontroleerd via Twitter en Facebook vermenigvuldigd worden, als video-opnamen van bloedbaden niet meer in het journaal komen, maar onverkort op de smartphones van pubers, dan zal men de verspreiding van het virus nog maar moeilijk kunnen indijken.

Misschien staat ons een beeldenstrijd te wachten. Misschien moet het de komende maanden en jaren een prioriteit zijn om verstandiger om te gaan met de boodschappen die de daders ons in het hoofd willen hameren, of het nu gaat om het manifest van een vertwijfelde leerling of om een video waarin een would-begelovige een terreurdaad opeist.

Wie dat wilde, kon de afgelopen dagen ook zien hoe de plaatsen in München, Reutlingen en Ansbach waar de misdrijven plaatsvonden gedenkplaatsen zijn geworden. Mensen hebben er bloemen neergelegd, kaarsen aangestoken, foto’s van hun vermoorde verwanten opgesteld.

Wat blijft, is het verlies van mensen zoals de veertienjarige Amela, die dacht dat ze haar hele leven nog voor zich had. Ze wilde met haar beste vriendin een ijsje gaan eten toen Ali haar als een van de eersten doodschoot. Twee dagen later zit haar vader, een knokige buschauffeur uit Kosovo met hoge jukbeenderen en dun zwart haar, in een gebedsruimte in München. Hij begroet de rouwende gasten. Toen de schoten in het winkelcentrum gevallen waren, probeerde hij tevergeefs zijn dochter op haar mobieltje te bereiken. Hij zocht haar en vond haar niet. Bij het ochtendgloren werd er aan zijn deur gebeld. Geüniformeerde ambtenaren kwamen binnen en toonden hem een sleutelbos. De sleutelbos van Amela.

Nu wil de vader voor haar een graf maken in Kosovo – ‘een groot en mooi graf, zoals er nog nooit een was’.

Ook in Ansbach wordt die maandagavond gerouwd. Er is nog geen dag verstreken sinds Mohammed D. zichzelf met een rugzakbom opblies. Op de plaats van het misdrijf worden bloemen neergelegd en wordt er gebeden. In de verte weerklinken kreten: ‘Vreemdelingen buiten.’ Een paar straten verder zijn enkele tientallen rechtse extremisten samengekomen om te demonstreren. Ze brullen in hun megafoons, ze zwaaien met borden: ‘Halt aan de toestroom van asielzoekers.’

Niet alleen terroristen en aanslagplegers laten zich met het geweldvirus besmetten.

©Die Zeit

‘Veel van die jonge aanslag- plegers werden vernederd door vrouwen. Ze voelen zich aangetast in hun mannelijkheid.’

De daders van Ansbach en München waren in behandeling. Hun dodelijke radicalisering heeft als het ware onder toezicht plaatsgevonden.

‘De media mogen in geen geval foto’s van de dader afdrukken, en zeker niet op de voorpagina. Maar journalisten móéten over zulke daden schrijven.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content