Europalia: de bewogen geschiedenis van Indonesië door de ogen van FX Harsono

Catherine Vuylsteke
Catherine Vuylsteke Journalist, auteur, filmmaker en sinoloog

In de Europalia-expo Power and other Things zoomen hedendaagse Indonesische kunstenaars in op het turbulente verleden van ’s werelds volkrijkste moslimnatie. Een van de bekendste onder hen is FX Harsono, een etnische Chinees die een halve eeuw geleden zijn naam kwijtraakte.

Macht en andere dingen: het is een merkwaardige titel voor een expo over de traumatische herinneringen die Indonesië tot op vandaag bepalen. Hij komt uit de onafhankelijkheidsverklaring die Bung Soekarno en Mohammad Hatta in augustus 1945 uitspraken, en verwijst hier naar alles wat op een hoop is geveegd in het gewelddadige proces van zelfbeschikking. Een flink dozijn kunstenaars vraagt zich op Europalia af wat er gebeurd is met die ‘andere dingen’, met het gewone leven, de liefde en het vertier, die door de gebeurtenissen op de achtergrond belandden.

Een van hen is FX Harsono. Hij is geboren na de Revolusi Nasional (1945-1949), zoals de vier verschrikkelijke jaren die aan een half miljoen mensen het leven kostten in Indonesië worden genoemd, maar naar zijn vaders zwarte fotoalbums vol beelden van doodshoofden en knoken, heeft hij als kind vaak gekeken. ‘Hij was fotograaf’, vertelt Harsono, ‘en in 1951 vroeg de vereniging van etnische Chinezen hem om de opgravingen van de Chinese massagraven te documenteren, om de slachtoffers alsnog een waardige begrafenis te bezorgen. Maandenlang duurde het graven. Het leverde merkwaardige plaatjes op van bezwete jonge mannen, grinnikend poserend bij rijen schedels.’

Hoe positioneer ik mezelf als etnische Chinees in een multi-etnische context als de Indonesische? Die kwestie vreet al mijn hele leven aan me.

‘Mijn eigen familie is tijdens de burgeroorlog ongedeerd gebleven. Mijn vader behoorde tot de PETA, het door de Japanse bezettingsmacht in 1943 opgerichte Indonesische vrijwilligersleger. Hij koos dus al vroeg “het goede kamp”, tegen de Nederlandse heerschappij, maar bovenal beschikte hij daardoor over een wapen, en kon hij onze kampong beschermen tegen de vele criminele en politiek-religieuze bendes die 10.000 etnische Chinezen ombrachten en hun bezittingen inpikten.’

‘Deze hele geschiedenis is bij de huidige generatie Indonesiërs nagenoeg onbekend. Hun wordt een zwart-witverhaal verteld, met wreedaardige kolonialen en glorieuze vrijheidsstrijders in de hoofdrol. Over de vele knekelhuizen vol onschuldigen wordt in alle talen gezwegen, laat staan dat de modale Indonesiër zou beseffen dat de ene massamoord juist de andere heeft uitgelokt. Ik ben ervan overtuigd dat de onwaarschijnlijk bloedige Politionele Acties (waarbij Nederlandse militairen, in ’47 en ’48, oorlogsmisdaden pleegden in een poging om het koloniale bewind te herstellen, nvdr.) minstens gedeeltelijk moeten worden verklaard vanuit de gruwel van de daaraan voorafgaande Bersiap-campagne (waarbij Indonesische milities, in ’45 en ’46, enige duizenden Nederlandse burgers vermoordden, nvdr.). En bovendien maakten alle partijen van de chaos en wetteloosheid gebruik om te moorden en te plunderen, louter om zichzelf te verrijken.’

In Nederland is het debat over het oorlogsverleden de voorbije jaren op gang gekomen – er zijn fondsen vrijgemaakt om de waarheid in al haar facetten boven water te krijgen. Dat ziet Harsono in Indonesië nog niet gebeuren. ‘En dat baart me zorgen. Onwetendheid maakt mensen vatbaarder voor gevaarlijk politiek spel, voor manipulaties waarbij religie, “het gevaar van het communisme” en de zogenaamde Chinese kwestie worden aangewend om mensen voor zich te winnen. De enige remedie is de herinnering, daarom staat die in mijn werk zo centraal.’

Buiten schot blijven

De Revolusi Nasional mag Harsono dan bespaard zijn gebleven, de massamoorden van ’65-’66, die aan meer dan een half miljoen mensen het leven kostten en die generaal Soeharto aan de macht brachten, herinnert hij zich erg goed. ‘Als jongen van zeventien zag ik op de weg van school naar huis vaak toegetakelde lijken liggen, van zogenaamde communisten. De meesten waren maar een paar jaar ouder dan ik. Er was niet veel nodig om voor “rooie” te worden versleten, de geringste verdenking volstond om te worden vermoord.’

‘Mijn eigen oom was een van de slachtoffers. Dat zette mijn vader ertoe aan om nagenoeg zijn hele archief te vernietigen – hij was bang dat zijn foto’s connecties met de communisten zouden kunnen blootleggen. Zelf was ik aangesloten bij de anticommunistische jeugdbeweging KAPPI: dat was ook een manier om buiten schot te blijven.’

‘Er heerste op dat moment een klimaat van angst en wantrouwen, maar dat er op zo’n schaal werd gemoord, wisten we niet. Er waren geen vrije media, oppositiepartijen of ngo’s. En niemand haalde het in zijn hoofd om tegen de moorden te protesteren.’

Voice Without a Voice/ Sign (1993-94) 'Onvrijheid, repressie en de zucht naar democratie, dat waren in de jaren tachtig en negentig voor mij de belangrijkste thema's.'
Voice Without a Voice/ Sign (1993-94) ‘Onvrijheid, repressie en de zucht naar democratie, dat waren in de jaren tachtig en negentig voor mij de belangrijkste thema’s.’© Designboom

‘De verwerking van dat verleden is nu volop bezig. Dergelijke processen zijn alleen in een democratische context mogelijk. Heel veel Indonesiërs hebben The Act of Killing en The Look of Silence gezien, de twee bekroonde documentaires van de Amerikaanse regisseur Joshua Oppenheimer. Ook jonge Indonesische regisseurs maakten de voorbije jaren tal van films over die gruwelijke periode. Hun grootste obstakel is niet de maatschappelijke tegenstand – die is beperkt tot bepaalde militaire kringen en organisaties van moslimfundamentalisten – maar het vinden van fondsen. Dat probleem had een man als Oppenheimer natuurlijk niet.’

‘Gelukkige man’

Het aantreden van Soeharto in 1967 moest Indonesië een nieuw tijdperk inloodsen, maar volgens Harsono voelden de meeste jongeren zich bedrogen. ‘Het werd snel duidelijk dat het leger een presidentieel repressieapparaat was, dat genadeloos optrad tegen elke vorm van tegenstand. Veel mensen werden gearresteerd, ook mijn vader verdween achter de tralies wegens “sympathie voor de afgezette president Soekarno”. Mijn jongste zusje werd geboren terwijl hij gevangenzat. Mijn moeder moest het bijna twee jaar lang alleen zien te rooien met vijf kinderen.’

‘Zelf was ik net naar Yogyakarta vertrokken, om er aan de Kunstschool te studeren. Het waren jaren van grote armoede. Ik heb tal van keren overwegen om er de brui aan te geven, zodat ik mijn moeder financieel zou kunnen helpen. Maar dat wilde ze niet.’

In diezelfde periode verloor Harsono zijn naam. Of beter, de jongeman die iedereen kende als Oh Hong Boen moest een Indonesische naam aannemen, wilde hij zijn nationaliteit behouden. ‘Dat heeft me geschokt’, zegt hij.

‘Ik heb mijn Chinese identiteit lange tijd als een lege doos ervaren. Het gros van de Peranakan, de Chinezen die zich van de zestiende eeuw in de archipel hebben gevestigd, trouwde met lokale vrouwen en nam de plaatselijke gebruiken over. In onze familie spreekt niemand Chinees – wie had het ons moeten leren? Mijn moeder zat op de Nederlandse school, mijn vader spreekt alleen Bahasa (de Indonesische eenheidstaal, nvdr.). En toch voelde die gedwongen naamswijziging als een beroving: waarom zou ik niet meer gewoon Boen kunnen zijn?’

‘Maar goed, we hadden geen keuze en dus moest ik op zoek naar een nieuwe naam. Weet je hoe ik die heb gevonden? Als jongen was ik erg gek op stripverhalen, en een van mijn favoriete cartoonisten heette FX Har. Daar ben ik toen mee aan de slag gegaan, ik wilde een achtervoegsel dat ook een fijne betekenis had. Een oude man vertelde me dat Harsono “gelukkige man” betekende, en dat zei me wel wat.’

Pilgrimage to History (2013) De namen van vermoorde etnische Chinezen, in rood pastel op stof. 'Er is maar één remedie voor onwetendheid: de herinnering.'
Pilgrimage to History (2013) De namen van vermoorde etnische Chinezen, in rood pastel op stof. ‘Er is maar één remedie voor onwetendheid: de herinnering.’

Beweging Nieuwe Kunst

Op de Kunstschool van Yogyakarta richtte Harsono in 1975 met vier vrienden de Beweging Nieuwe Kunst op, die in datzelfde jaar haar eerste spraakmakende expo hield. ‘Er woedde op dat moment een fel artistiek debat. De gevestigde namen vonden dat we uit de Indonesische artistieke tradities moesten putten om authentieke kunst te maken, en ze versmalden de definitie van artistiek werk tot schilderijen en beeldhouwwerken. Wij vonden dat bespottelijk. Indonesische hedendaagse kunst mag niet tot een bepaald medium of bepaalde traditie worden beperkt, maar omvat juist elk soort werk dat reflecteert over de samenleving en haar politieke en sociale problemen. Precies daarom opteerden we voor installaties.’

‘In progressieve, jeugdige middens oogstten we veel bijval, maar één ding werd meteen duidelijk: om aan de kost te komen, zouden we een andere baan moeten nemen. Geen weldenkende Indonesiër had centen veil voor een installatie.’

Na zijn studie verhuisde Harsono naar Jakarta, waar hij een job vond als grafisch ontwerper bij een uitgeverij. En ondertussen maakte hij nieuw werk en regelde kleine expo’s hier en daar. ‘Ik beschouwde mezelf als een artistiek commentator, iemand die maatschappelijk bijdraagt door de samenleving via zijn werk een spiegel voor te houden. Onvrijheid, repressie en de zucht naar democratie, dat waren in de jaren tachtig en negentig voor mij de belangrijkste thema’s.’

‘Ik had me erbij neergelegd dat ik nooit ook maar één werk zou kunnen verkopen, maar het was fijn om in het buitenland aan groepsexpo’s deel te nemen. Ik had niet kunnen vermoeden dat die uiteindelijk ook iets zouden opleveren. Tot het gebeurde: op een dag in 1997 besloot het Museum van Moderne Kunst in het Japanse Fukuoka mijn werk Voice Without a Voice/Sign te kopen.’

Dat ene werk zou Harsono’s toekomst veiligstellen. ‘We hadden een prijs afgesproken van 15.000 dollar, een behoorlijk bedrag, toch naar Indonesische maatstaven. Bovendien werd Indonesië op dat moment geteisterd door de kris mon, de monetaire crisis die een spectaculaire ontwaarding van de roepia veroorzaakte. Tegen de tijd dat het museum betaalde, waren die dollars bijna zes keer meer waard. Ik kon prompt een eigen huis in Jakarta kopen.’

Het was de kris mon die president Soeharto in 1998 na meer dan dertig jaar tot aftreden dwong. ‘Ik had al enige tijd het gevoel dat er belangrijke maatschappelijke veranderingen op til waren. De corruptie en het nepotisme hadden onaanvaardbare proporties aangenomen, de beloofde algemene ontwikkeling was uitgebleven, en de volkswoede groeide. Toen een Australische universiteit me uitnodigde voor een residentie, heb ik dat aanbod om die reden afgewezen. Ik wilde die afspraak met de geschiedenis niet missen.’

‘Er veranderde in de eerste jaren van de Reformasi ontzettend veel. Het ging van vier door de overheid gecontroleerde tv-zenders naar een lawine aan stations en publicaties. Iedereen had plots overal een mening over, wat me eigenlijk wel verwonderde. Bovendien bleven velen daarin steken. Ze hadden nu vrijheid van meningsuiting en deden niets dan praten. Daar heb ik toen Blank Spot on My TV (2003) over gemaakt.’

In progressieve middens oogstten we veel bijval, maar één ding werd meteen duidelijk: om aan de kost te komen, zouden we een andere baan moeten nemen.

Gigantische haat

Sindsdien heeft Harsono het artistiek over een andere boeg gegooid. ‘Ik kreeg het gevoel dat mijn rol als maatschappelijk observator enigszins was uitgespeeld: voortaan zou ik het politiek-sociale debat aan anderen overlaten en me op die ene kwestie focussen, die eigenlijk al mijn hele leven aan me vreet. Wie ben ik? Hoe positioneer ik mezelf als etnische Chinees in een multi-etnische en multiculturele context als de Indonesische? Waarom waren Chinese namen en karakters in het straatbeeld meer dan dertig jaar lang verboden? En hoe komt het dat de Chinese kaart wordt getrokken bij elke gewelddadige ontwikkeling in ons land? Dat gebeurde in 1998 opnieuw: bij de val van Soeharto braken er anti-Chinese rellen uit. Warenhuizen werden geplunderd, Chinese vrouwen verkracht. Ik ken velen van hen persoonlijk, aan het eind van ’98 ben ik als vrijwilliger gaan werken bij een organisatie die hun steun probeerde te bieden. Ik wilde weten of het waar was.’

Het gros van de 1.000 dodelijke slachtoffers van de rellen was niet Chinees. ‘Dat klopt. De meesten waren plunderaars, die omkwamen toen er brand uitbrak in de warenhuizen die ze wilden leeghalen. Maar je vraagt je af: waar komt die gigantische haat vandaan? Ja, de Chinezen maken minder dan 2 procent van de bevolking uit en hebben een groot deel van de economie in handen, maar met dat simpele statistiekje ga je voorbij aan de complexiteit van de realiteit. Niet alle Chinezen zijn stinkend rijk. Een groot deel van hen behoort tot de lage middenklasse. Denk bijvoorbeeld aan de etnisch Chinese kruideniers op het platteland: die zwelgen volstrekt niet in luxe.’

Een recenter voorbeeld van de Chinese kwestie is de veroordeling van Ahok, de populaire etnisch Chinese gouverneur van Jakarta, wegens blasfemie. Sinds mei van dit jaar zit de man een celstraf van twee jaar uit. Leest Harsono dat als een uiting van groeiend moslimfundamentalisme? ‘Geenszins. Ik ben wat dat betreft erg optimistisch. Het punt is dat de vorige president, Susilo Bambang Yudhoyono, de Saudische donoren en de extremistische moslimorganisaties tien jaar lang vrij spel heeft gegeven, ook al hebben ze maar een kleine aanhang. Die situatie heeft de huidige president, Joko Widodo, geërfd, maar hij heeft de voorbije drie jaar bewezen dat hij clean, capabel en vastberaden is. Wat hij destijds als gouverneur van Jakarta verwezenlijkte, doet hij nu op nationale schaal. Hij heeft inderdaad niet ingegrepen toen Ahok werd veroordeeld. Niet uit zwakte maar uit intelligentie. Hij kon zijn vingers niet branden aan de redding van de gouverneur. Maar in juli van dit jaar nam hij per presidentieel decreet wél maatregelen: Hizb ut-Tahrir, de fundamentalistische organisatie die verantwoordelijk was voor de gefabriceerde aanklacht tegen Ahok, werd verboden. Mijn inziens zal dat niet de laatste gevaarlijke club zijn die buiten de wet wordt gesteld.’

‘Widodo staat voor transparantie en democratie. Zijn belangrijkste tegenstanders zijn de oude corrupte elite en de fundamentalisten. Zullen die het volk bij de volgende stembusgang in 2019 in de maling kunnen nemen? Ik geloof het niet. Veel mensen hebben het politieke spel door. Of tenminste: dat hoop ik.’

Power and Other Things, een Europalia Indonesië-expo in Bozar, Brussel, tot 12 januari 2018.

FX Harsono

– 1949: wordt geboren in Blitar, Oost-Java in een etnisch Chinese familie

– 1969-1974: studeert aan de kunstschool van Yogyakarta

– 1987-1991: studeert in Jakarta

– 1997: verkoopt voor het eerst in zijn leven een werk, door de monetaire crisis in zijn land kan hij daardoor een huis kopen

– Sinds 1992: neemt deel aan internationale tentoonstellingen, eerst in Australië, dan in Japan, Zuid-Korea, Singapore, New York en nu in Brussel

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content