Geen auteur heeft zoveel invloed uitgeoefend op jonge collega’s als Jeroen Brouwers.

Aan erkenning heeft het Jeroen Brouwers nooit ontbroken. Twee keer De Gouden Uil. De Vijverbergprijs, Dr. Wijnaendts Franckenprijs, F. Borderwijkprijs en Prix Fémina Etranger. De Constantijn Huygensprijs, Humo’s Gouden Bladwijzer, twee keer de Multatuliprijs. De AKO Literatuur Prijs. De Geuzenprijs. De Tzumprijs voor de beste literaire zin. De door hem geweigerde Prijs der Nederlandse letteren. En vorig jaar nog de Vlaams-Nederlandse prijs voor culturele samenwerking.

Toch is dat niet bijzonder. Er zijn nu eenmaal verschrikkelijk veel literaire prijzen te vergeven. Harry Mulisch, Tom Lanoye en A.F. Th. van der Heijden zijn ook rijkelijk bedeeld. Wel uitzonderlijk is de opvallend genereuze lof die Brouwers van collega’s krijgt. In een schrijversprentenboek gewijd aan Brouwers schudt gewezen literair journalist Johan Vandenbroucke vijftien namen uit de losse pols: van Herman Brusselmans, Stefan Brijs en Joost Zwagerman tot Benno Barnard, Peter Verhelst en Dimitri Verhulst. Als één schrijver zich als een literaire goeroe mag beschouwen, dan wel Jeroen Brouwers – al zou hij zichzelf niet zijn als hij daar niet over mopperde: ‘Kan ik die gedachte dan als hagelslag op mijn brood strooien?’ klaagde hij in 2000.

De bewondering blijft niet beperkt tot de jaren tachtig en negentig, toen Brouwers op het hoogtepunt van zijn kunnen stond. Koenraad Goudeseune uitte in Wat duurt op drift zijn lang (2010) andermaal zijn ontzag. En Christophe Vekeman, afgestudeerd met een scriptie over Brouwers’ oeuvre, zei onlangs nog in De Standaard: ‘Ik bewonder hem vanwege de superieur onder woorden gebrachte eenzaamheid en misantropie. Hij biedt de troost van de stijl: alles is ellende, maar hij verpakt het zodanig dat je zit te stralen in je leesstoel.’

Sommige volgelingen, zoals Brijs en Vekeman, sturen hun werk éérst naar de meester voordat het naar de uitgeverij gaat. Het gekke is: de bewondering slaat nooit om in imitatie. Het succes van Arnon Grunberg heeft geleid tot een vloedgolf van navolgers, maar de fictionele, tot in de puntjes gestileerde reconstructie van Brouwers’ autobiografie is uniek gebleven. Brouwers mag dan zelf hebben geklaagd dat Eriek Verpale ‘mij doodgewoon letterlijk na-aapt’, legt u hun boeken vooral eens naast elkaar. Of niet.

Als jonge collega’s al een voorbeeld aan Brouwers nemen, dan bewonderen ze bovenal de ernst waarmee hij nu al vijfendertig jaar, toen hij zijn vaste baan bij uitgeverij Manteau eraan gaf, literatuur beoefent. Hij schrapt en schaaft. Hij wikt en weegt. Net zo lang tot de woorden precies goed zijn. Dat een dag noeste arbeid niet meer dan honderd woorden heeft opgeleverd is minder belangrijk dan de zuivere kwaliteit van die woorden. Zelfs na verschijnen gaat dit werk door: zo wiste Brouwers in de vijfde druk van Het verzonkene (1979) de helft van de tekst.

Dat het nog veel auteurs moge inspireren.

//BLOGReageer op www.knack.be/opinie

door Maarten Dessing

Het gekke is: de bewondering voor Brouwers slaat nooit om in imitatie.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content