Splits het letterenbeleid: werkbeurzen voor het Vlaams Fonds voor de Letteren, en het middenveld voor Joke Schauvliege. Geld is er genoeg.

Door Karl van den Broeck

Het bericht op Knack Boekenburen dat directeur Carlo Van Baelen van het Vlaams Fonds voor de Letteren (VFL) aandringt op een subsidieverhoging van 1,3 miljoen euro (op een huidig totaal van 3,9 miljoen) zorgde voor heel wat commotie in de ingedommelde wereld van de letteren.

Van Baelen reageerde op de kritiek van dichter Dirk van Bastelaere in het tijdschrift nY. Daarin werd de versnippering in het letterenbeleid op de korrel genomen. De kop van Jut, zowel voor Van Baelen als voor Van Bastelaere, is ex-cultuurminister Bert Anciaux (SP.A). Die toonde zich tien jaar lang een koele minnaar van de ‘verfondsing’. Onder zijn voorganger Luc Martens (CD&V) was het letterenbeleid toevertrouwd aan het VFL, zodat de sector zonder politieke inmenging zelf het beleid kon bepalen. Anciaux vond dat de politiek daardoor al te zeer buitenspel werd gezet en hij ontwikkelde dan ook een eigen letterenbeleid los van het VFL.

Toen hij in 1999 aantrad, spendeerde Vlaanderen 922.000 euro aan de schrijverij. Toen hij in juni vertrok was het bedrag opgetrokken tot 11,5 miljoen euro: een stijging van 1150 procent (!). Het VFL moest tevreden zijn met een stijging van 3,3 naar 3,9 miljoen euro. Het gros van de extra middelen ging naar het middenveld: van de boekhandel, tot organisaties als Stichting Ons Erfdeel, het Centrum voor de Vlaamse Strip, het Poëziecentrum, Centrum voor de Bibliografie van de Neerlandistiek, Stichting Lezen Vlaanderen, Behoud de Begeerte, Passa Porta en eerbiedwaardige instellingen als de Nederlandse Taalunie en de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde.

Eigenlijk was (en is) Anciaux het eens met Dirk van Bastelaere. Die omschreef het VFL als ‘een geoutsourcete administratie (…) die meer belang hecht aan het indienen van de juiste (subsidie)formulieren op de juiste tijdstippen dan aan de toekomst van het (literaire) veld waarvoor die formulieren worden ingevuld’.

Het VFL is eigenlijk ook maar goed in één ding: het toekennen van werkbeurzen aan auteurs.

Het organiseren van de sector, beleidsondersteuning, of promotie van het boek loopt niet altijd even vlot. De grote sprongen voorwaarts die geboekt zijn in het letterenbeleid zijn trouwens veel meer op het conto van de sectorkoepel Boek.be en de erg dynamische Vlaamse Auteursvereniging (VAV) te schrijven.

Anciauxs opvolgster Joke Schauvliege (CD&V) doet er goed aan om een duidelijke scheiding aan te brengen tussen het subsidiëren van individuen (dat gebeurt het beste zonder politieke inmenging in het VFL) en het organiseren van het literaire veld. Dat tweede gebeurt beter niet door de letterensector zelf. De kans op flagrante zelfbediening en corporatisme is dan immers niet denkbeeldig. Vergelijk het met de bloeiende theatersector. Theaterauteurs vragen ook werkbeurzen aan bij het VFL, maar de theatersector zit in het Kunstendecreet, waardoor deze (erg dure) sector in alle transparantie kan worden georganiseerd via een samenspel tussen de sector (de Beoordelingscommissies van het Kunstendecreet), de administratie en de politiek (minister en parlement). Het centraliseren van het hele letterenbeleid in het VFL leidt tot een overvolle kaste van gesubsideerde auteurs en ‘kliekjes’die elkaars literaire organisaties subsidiëren om hun schnabbels in stand te houden. Of het ook leidt tot volle boekenkasten, is een andere vraag.

De kans op flagrante zelfbediening en corporatisme is niet denkbeeldig.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content