Nop Maas, biograaf van Gerard Reve, schreef eerder een bronnenstudie dan een biografie, aldus Maarten Dessing over het langverwachte eerste deel van de Revebiografie op zijn ‘Insider’-blog op Knack Boekenburen. De volledige tekst leest u daar. Hier alvast – volkomen in de geest van het onderwerp – een eerste deel.

Zoals een historicus kennis neemt van gedetailleerde studies naar het geboortehuis van Jan Breydel en het grote publiek een goed geschreven boek over de Guldensporenslag prefereert. Zoals een medicus statistische informatie bestudeert over de groei van een carcinoom en het grote publiek genoeg heeft aan een folder over hoe kanker in een vroeg stadium te herkennen. Zo zal een Reviaan de pas verschenen Kroniek van een schuldig leven van Nop Maas verwelkomen, die uiteindelijk meer dan tweeduizend pagina’s zal beslaan, en het grote publiek wachten op een bondig biografisch portret van Gerard Reve.

Het eerste deel van Maas’ trilogie, dat de eerste 39 jaar van het leven van de Volksschrijver bestrijkt, blinkt uit in detail. Alles staat erin: de rapportcijfers van Reve (in de tweede klas had hij een 10 voor Latijn), het honorarium voor de toneelstukken die hij vertaalde (Who’s Afraid of Virginia Woolf? voor 2500 gulden), wat Mary McCarthy over Reve na het schrijverscongres in Edinburgh aan haar vriendin Hannah Arendt schreef, iedere recensie die in deze jaren over het werk verscheen, Reves ontdekking van de magiër en geestverwant Aleister Crowley. Alles, alles, alles.

Veel – zeer veel – is nieuwe informatie. Maas kreeg van Joop Schafthuizen, Reves weduwnaar, als eerste onbelemmerd toegang tot het archief. Hij mocht als enige de brieven van Hanny Michaelis, met wie Reve van 1948 tot 1959 getrouwd was, inzien. Voor anderen blijven die achter slot en grendel tot vijftig jaar na haar dood (in 2007). Met name Reves doen en laten in de jaren vijftig komt zo voor het eerst scherp in beeld. Dat decennium bleef tijdens zijn leven altijd een duistere periode. Hij schreef nauwelijks, verbleef veel in Engeland en publiceerde weinig brieven uit deze fase van zijn leven.

Dat Maas al zijn vondsten kwijt wilde, is begrijpelijk. Maar zijn kroniek lijkt zo meer op een bronnenpublicatie dan op een leesbare biografie. De manier waarop Maas zijn vondsten presenteert, versterkt dat gevoel. Hij citeert, hij geeft feiten, en slechts af en toe schrijft hij een interpreterende zin die de vele citaten en feiten duidt. Zo vertelt Maas wanneer Reve wat schreef – puberale gedichten, de vroege romans en verhalen, mislukte toneelstukken en uiteindelijk het reviaans geouwehoer waar Gods zegen op rust. Maar Maas waagt zich nergens aan een analyse van de ontwikkeling van zijn schrijverschap. Het is aan de lezer om conclusies te trekken.

NOP MAAS, GERARD REVE, KRONIEK VAN EEN SCHULDIG LEVEN – 1. DE VROEGE JAREN (1923-1962), VAN OORSCHOT, 35 euro, 768 BLZ. ISBN 9789028241251

Maarten Dessing

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content